Hoofdstuk 1
Voetstappen klonken door de hal. Het was akelig stil in het grote, oude huis. Water drupte uit de kraan, de gootsteen in. De deurklink ging naar beneden en de deur opende langzaam. Het kraakte.
In de kamer stond een zwarte stoel, het was leeg. Alleen de rode kater miauwde op de vensterbank, naast de mooie rode rozen. Met een klap ging de deur weer dicht. De voetstappen vervolgde hun weg.
De slaapkamerdeur stond op een kier. Een man, met donker haar en een ongeschoren gezicht lag op bed. Hij opende zijn ogen en keek geschrokken in de richting van de deur. Ik zag de angst in zijn ogen, maar lachte slechts. De deur werd gesloten en het was tijd, tijd om te doen waar ik voor kwam. De man kroop onder zijn dekens en verroerde zich niet. De voetstappen kwamen dichterbij het bed en de dekens werden van de man afgetrokken. Hij leek op een zielig eendje.
Het pistool werd gericht en er klonk een knal door het stille huis. Na de daad werd het pistool weer weggestopt en liep ik over de plavuizen vloer richting de deur. Met handschoenen aan schreef ik op een briefje you deserve it. Het briefje dwarrelde op de grond, terwijl mijn voetstappen de stilte verstoorde. De hal door, langzaam. En alsof er niks aan de hand was, de deur weer uit. De deur was rood. Vreselijk, die kleur. Het tuinpad was net schoongeveegd, maar ik maakte het vies. De zwarte Volkswagen stopte bij het pad voor het huis. De deur werd voor mij geopend. ‘Heb je het gedaan?’ werd er gevraagd. Een knik bevestigde het antwoord. De motor van de wagen werd gestart. Zo snel mogelijk verdween de auto uit zicht, weg bij het huis, weg uit de stad.
Na een kwartier stopte de auto. Ik opende het portier en stapte uit. Langzaam werd het huis genaderd. Het was mijn huis. Klein en onbenullig, maar het stond er. Je kon er in wonen, maar het was moeilijk.
Gelijk ging ik door naar boven, de trap op en de eerste kamer in. Veel meer was er niet in dit huis. Joey, mijn man, sliep al. Stil ging ik naast hem liggen. Zijn warme lichaam verwarmde direct de mijne. Er klonk zacht gekreun door de kamer. Daarna heerste stilte.
Aan de ontbijttafel roerde ik lusteloos in mijn bak yoghurt. De klok tikte met elke seconde die voorbijging. En ook de hond liet even horen dat hij er ook nog was. De krant lag open op tafel: Man (36) doodgeschoten in eigen woning. Het maakte me niks uit, dat het nu al publiciteit had. Hij verdiende de dood. Hij was nu dood, eindelijk, na al die jaren, kreeg hij toch zijn straf. Het was kwart voor 8 ;s ochtends. Mijn stoel maakte lawaai toen ik het naar achter schoof. Mijn yoghurt verdween langzaam in de gootsteen, het maakte een slurpend geluid. Het water dat uit de kraan stroomde, spoelde het laatste beetje yoghurt weg. Het bakje verdween in de vaatwasser. Joey was al weg en ik liep naar de bijkeuken. De vloer voelde koud aan op blote voeten. Ik stapte in mijn Birkenstocks, lelijke dingen, maar ze zaten goddelijk. De hond jankte, maar mijn weg vervolgde zich. Mijn klas wachtte op mij.
Achter mijn bureau keek ik hoe de kinderen één voor één het lokaal binnen kwamen. In het lokaal stonden tafels in groepjes van vier of zes. Iedereen had zijn eigen plek. Het blonde meisje, Isa, kwam binnen en groette. Vrolijk als ze was ging ze aan haar tafeltje zitten. De klas vulde zich, ik wist dat deze klas Isa niet waardeerde. Elke klas had een pispaaltje. Maar ik hield van Isa, ik wist niet waarom. Eigenlijk wist ik het wel maar gaf ik het niet toe. Ze leek op haar’‘8230’.
De les begon. ‘Juf Megan’’ werd er steeds geroepen. En ik kwam.
Er werd nagedacht, gerekend. Alle kinderhersens kon je horen kraken. Het was moeilijk. De kraan begon te druppen. Het stopte niet. De geluiden deden met denken aan gisteren.
Mijn kinderen, zo noemde ik de klas, moesten de krant bijhouden. Groep 7, hoorde wat te weten over gebeurtenissen in hun eigen land. We bespraken gebeurtenissen. ‘‘Mijn overbuurman is vermoord,’’ riep een van de kinderen op eens. Ik schrok, het was niet gemaakt, maar ik schrok echt. Even stond het zweet op mijn rug. Misschien had iemand wat gezien. Het kind vertelde wat er aan de hand was. Er werd meegepraat en ik was weer tevreden.
Thuis trof ik Joey aan. Naast hem nam ik plaats. Onze bank was zwart, Joey wou een rode, ik niet. Niks mocht rood zijn en hij wist waarom. Hij wist hoe mijn verleden was, hij wist alleen niet wat mij nu bezig hield. Een arm werd om me heen geslagen. Op de televisie klonken vage geluiden en stemmen. Warme lippen raakte de mijne. Ik zoende hem terug. Er was iets mis. Boven klonk gerommel. Zoë kwam de kamer binnen gelopen, onze dochter van 9. Haar haren zwierde om haar heen terwijl ze drinken voor zichzelf inschonk. Nog steeds was er iets mis, niet met Zoë, maar met iets anders.
Het meisje was weer weg. Ik vroeg me af hoe mijn moeder mij opvoedde, hoe slecht ze dat heeft gedaan. Anders was ik nu toch niet zo? Kennelijk wel.
‘‘Is er wat’’ vroeg ik aan Joey, toen zijn zoen anders was dan normaal, het was twijfelachtig. Alsof hij niet wou, maar niks durfde te zeggen. Op de achtergrond klonk de regen. De televisie ging uit en ik keek Joey vragend aan. Zijn hoofd schudde van nee.
*
Dewi stond in de keuken, mijn ouders zaten aan tafel en ik keek naar de televisie. Naar een stom programma over drie meiden die de wereld redde van vreemde criminelen. Totally spies of zoiets. De kraan stond open en het water stroomde de gootsteen in. Dewi sloot de kraan weer en lachte. Ze was 7, vier jaar jonger dan ik was op dat moment.’‘Dewi stop daar eens mee!’’ riep mijn vader geïrriteerd. Er klonk een zucht en de kraan ging weer open. Ik lachte zachtjes. De kraan bleef open en dicht gaan en Dewi had de grootste lol. Na een kwartier waren mijn ouders het echt zat. ‘Dewi! Stop hier verdomme mee!’ schreeuwde mijn vader. De stoel schoof naar achter en knalde tegen de kast aan. Een vaas balanceerde op het randje en kletterde op de grond. Het werd genegeerd, ik wist wat er nu zou gebeuren. Ze zouden mijn zusje weer pijn doen, mijn lieve zusje. Snel sprong ik op en drukte ik de televisie uit. Het was stil, alleen de kraan was nog te horen. Mijn vader liep de keuken in, ik was hem gevolgd. Ruw greep hij Dewi ’s pols beet. ‘Papa niet doen! Dat werkt niet, daar wordt het niet beter van!’ schreeuwde ik toen hij uithaalde en Dewi een klap verkocht. Ik greep Dewi vast en trok haar weg. Ze begreep er niks van en huilde. Ik omhelsde haar en fluisterde dat alles goed kwam. ‘Bemoei je er niet mee Megan, sinds wanneer weet jij wat van opvoeden af!? Dat kind moet normaal doen,’ schreeuwde mijn vader tegen mij. Ik had alleen maar oog voor mijn zusje, die niet begreep waarom haar vader zo deed. Vanuit de kamer hoorde ze het geluid van een stofzuiger, haar moeder ruimde de scherven op. Toen had ook ik een klap te pakken. Tranen sprongen in mijn ogen en samen met mijn zusje rende ik de trap op, naar mijn kamer. Het was een kleine kamer, helemaal blauw, omdat mijn vader dat mooi vond. De kamer van mijn zusje was rood. Het bed kraakte toen we plaats namen. ‘Papa wil niet dat je met de kraan speelt,’ zei ik rustig terwijl ik Dewi aan keek. ‘Begrijp je dat?’ Dewi schudde haar hoofd en keek naar de grond. Kleding lag over de houten vloer verspreid, omdat de kast te klein was. Een oude houten stoel stond in het hoekje van de kamer en viel nog net niet uit elkaar van ellende. ‘Water kost centjes, en die centjes hebben papa en mama niet zoveel. Dus willen ze het water niet verspillen, snap je het?’ ging ik verder. Een zusje met autisme was soms zo lastig, vooral als je ouders het niet wilde zien en er geen rekening mee wilde houden. Dewi knikte. Ze stond op en liep weg zonder iets te zeggen, waarschijnlijk ging ze straks weer lezen, dat deed ze uren lang, achter elkaar.
*
let niet op dat rare gedoe van &*( enzo… dat komt door ‘’ xd en heb geen zin om al die dingen te veranderen
