Oke, ik moet een PO maken voor wiskunde en het gaat over deelbaarheidstesten. Nu hebben we we al wel gevonden hoe de deelbaarheidstesten van 3, 4, 7, 9, en 11 moeten, maar we kunnen de juistheid er van niet verklaren. Dus mijn vraag aan alle mensen met een wiskundeknobbel… Hoe toon je aan dat een deelbaarheidstest voor een getal klopt?
om geen nieuw topic te hoeven openen voor mijn vraagje, stel ik 'm wel in dit topic, het is trouwens wiskunde b vwo5 en het zijn hele makkelijke vragen, maar ik kan er nu echt ff niet meer opkomen;
Hoe gaat de kettingregel ook al weer (dy/dx?)
Hoe primitiveer je ook alweer 2x?
ja ik weet het ze zijn heel makkelijk, maar ik kan er nu echt niet opkomen
De kettingregel is zeg maar het getal dat tussen haakjes staat of onder de wortel differentieren, dus bijvoorbeeld bij 2(3x-2) tot de 3de wordt de kettingregel 3. Dat stukje van (3x-2) noem je u, als je differentieert doe je keer u’. Dus dan wordt het 6(3x-2) tot de 2de keer u’ dus keer 3 Dus uiteindelijk wordt het dan 18(3x-2).
Bij primitiveren doe je het net andersom, namelijk:
-hoog de exponent 1 op
-deel door de opgehoogde exponent
Dus bij 2x:
Hoog de exponent 1 op: 2x tot de 2de
deel door de opgehoogde exponent: 2/2
Dus wordt het x tot de 2de.
vraag 1:
de kettingregel:
Je differentieert van buiten naar binnen dus als je hebt:
cos(3x+1) doe je eerst cos differentieren: dat wordt -sin(3x+1) dat doe je keer de afgeleiden van (3x+1), dat is 3.
de afgeleiden van cos(3x+1) is dus -3sin(3x+1)
en dan primitiveren:
je doet bij de x 1 optellen, dat wordt hier 2
het getal voor de x deel je door de nieuwe exponent (hier 2) en tadaa
dus 2x wordt x^2