Wij hebben vanaf de vierde ieder jaar vier toetsweken. In die toetsweken maak je toetsen die meetellen voor je examen. In de vierde zullen ze nog niet zo zwaar meetellen(bijvoorbeeld een weging van 0,1), maar vanaf de vijfde wordt het steeds zwaarder(bijvoorbeeld een weging van 2). Ook het niveau van de toetsen komt hoger te liggen. Op dit moment maak ik toetsen waarvan het niveau hoger ligt dan de examens, zodat we erop voorbereid zijn als we de echte examens onder onze neus gedrukt krijgen.
Na iedere toetsweek heb je de gelegenheid om één proefwerk te herkansen, maar je mag in je hele jaar voor ieder vak maar één herkansing doen. Als je dus na de eerste toetsweek aardrijkskunde herkanst, kun je dit niet meer in de tweede of derde toetsweek herkansen. Na een herkansing telt het hoogste cijfer. Bij de vierde en laatste toetsweek is er geen herkansingsmoment, omdat je dan te dicht tegen de zomervakantie en definitieve rapporten aan zit.
Dit systeem werkt heel goed, omdat je op deze manier harder werkt voor je examens. Je verwacht half en half dat het heel moeilijk gaat worden, maar doordat je pittige toetsvragen gewend bent, weet je hoe je dat soort vragen aan kunt pakken tijdens je examens.
Het komt op onze toetsen ook regelmatig voor(vooral bij aardrijkskunde) dat we opdrachten uit examens moeten maken(ik zit nu in de vijfde, maar hier beginnen ze eind vierde al mee).
Nu ik het zo uitgetypt hebt, klinkt het echt alsof ik uitgebuit word, maar in de realiteit valt het heel erg mee. Ik sta overal voldoende op, behalve voor wiskunde en de rekentoets.