Wie is de laatste persoon die :
In je bed sliep:
Jou zag huilen:
Jij zag huilen:
Bij jou heeft gelogeerd:
Je een drankje mee hebt gedeeld:
Je mee naar de film bent geweest:
Je mee hebt gewinkeld:
Gezegd heeft van je te houden:
Heeft gezegd een hekel aan je te hebben:
Jou opbelde:
Je heeft gesmst:
Met je is gaan zwemmen:
Je knuffelde:
Je zoende:
Je uit heeft gescholden:
Je aan het lachen maakte:
Tegen je praat(te) op msn:
Jou een cadeautje gaf:
Met wie zou je het liefste…
Willen zoenen:
Gaan zwemmen:
Naar de bioscoop gaan:
Naar de efteling gaan:
Een film mee kijken:
Naar het strand gaan:
(titel klopt niet helemaal)