Ik moet een les maken over het bijvoeglijk naamwoord voor een havo klas en ik leg dan dus uit dat een BN voor of achter een ZN kan staan, dus bijvoorbeeld:
Het meisje is lief. lief = BN
Het lieve meisje. lieve = BN
Ik heb nu op het werkblad een tekst met de zinnen:
De koning werd woest.
en
De dienaar was verdrietig.
In deze gevallen zijn dan ‘woest’ en ‘verdrietig’ ook bijvoeglijke naamwoorden, toch?