Oorspronkelijk geschreven voor de contest van Tiikeri, maar toch niet ingeleverd. Het is gebaseerd op een plaatje waarbij je een jongen in de struiken ziet liggen.
<><><><><><><>
Enkel de nacht
Spetters van ontkurkte champagne vlogen in het rond en glinsterden in het zwakke licht van de maan. Enkele glazen raakten elkaar en zorgden voor een zuiver geluid dat in de lucht bleef rondzweven. Het was zaterdagavond. Een avond vol verwachtingen die verloren gingen door de verleidende smaak van alcohol.
Haar lippen waren gestift met een mengeling van rode tinten. Verscheidene glazen waren erdoor gemarkeerd, waardoor je haar nuchterheid kon berekenen. Maar niemand was nuchter. Iedereen had zijn verstand allang verloren aan het wisselende ritme van de muziek.
Ze fluisterde iets in mijn oor en verdween net zo plotseling als de maan die zich achter een wolk verschool. Het duister trok over het dakterras heen en de kleuren verloren hun karakter.
De muziek echode in mijn oren en leek telkens weer een wand te vinden om te kunnen weerkaatsen. De dansende gestalten lieten zich vermenigvuldigen door mijn ogen en voor een seconde leek het zevende glas te veel, maar alsnog sloeg ik het achterover. In een opvoerend tempo werd mijn bloed rondgepompt en het bonkte in mijn hoofd. Ik greep de verhoogde rand van het terras vast en liet mijn nagels over het ruwe zandsteen schrapen.
‘’Je bent er.’’
Zijn stem klonk aangenaam laag en veroorzaakte geen pijnscheuten door mijn hoofd, zoals haar hoge zangstem deed. Enkel de kleur van het rozige vlees van zijn lippen sierde zijn gezicht.
Ik wilde antwoorden, maar de bomen begonnen langzaam om te vallen en enkele waarnemingen werden gekwadrateerd. Het begon lichtjes te waaien en de wolken versmolten weer met de hemellucht, waardoor de maan tevoorschijn kwam. Het licht maakte de omgeving wazig, maar zijn contouren werden duidelijker.
‘’Hoeveel heb je al op?’’
Ik keek aandachtig naar de twee planeten in zijn ogen. Zwart en wit. Het bedrog en alles wat daarna overbleef. Zijn pupil en de maan.
Een vuurvliegje vloog voorbij en stak vreemde gevoelens in mij aan. Gevoelens die mijn hersenen negeerden en rechtstreeks naar mijn hart marcheerden.
Voordat ik mezelf kon herinneren aan de zangstem en de lippenstift, drukte ik mijn lippen op de zijne. Het gebonk verdween, de wind ging liggen. Alsof alle verloren verwachtingen weer terugkeerden.
Korte haren. Ik wilde de korte haren in plaats van de lange haren, de spieren in plaats van de borsten. De twijfels spraken de waarheid en de waarheid werd voortgebracht door de liefde. De liefde die ik zo graag wilde geven, die ik zo graag wilde ontvangen van dezelfde persoon. Hij, niet zij.
Zijn tong raakte mijn lippen.
Een glas raakte de grond.
De wind stal haar tranen en kreten, maar haar blik bleef op mij gericht. Ze schreeuwde haar waarheid, maar mijn leugens. Hetzelfde vuurvliegje maakte een rechtsomkeert en vluchtte voor de woede die zijzelf had aangericht. Maar deze gevoelens ontstonden niet door een insect, niet door de alcohol. Niet door omstandigheden die elkaar toevallig tegenkwamen.
Ik wilde alles vertellen. Ik wilde mezelf laten zien en de oude ik verbergen. Ik wilde haar troosten door haar gelakte nagels aan te raken.
Het lukte niet.
Alles verdween. Ik hoorde mijn bloed stromen, maar in het duister vielen geluiden niet meer te vertrouwen.
Mijn hart werd week en de rest van mijn lichaam volgde. Ik raakte iets wat ik niet hoorde te raken en voelde mijn wilskracht om tegen de avond te vechten wegvallen. Mijn vingers raakten het zandsteen nog een enkele keer aan voordat de lucht mijn lichaam verlichtend streelde.
Ik gaf mezelf over aan de nachtelijke zwaartekracht. Een val in het duister, de maan als toeschouwer. Ik kon alleen nog maar hopen dat de naderende ochtendzon mild voor me zou zijn, voordat mijn huid geprikt werd door het laatste wat ik voelde – de natuur ving me op, dezelfde natuur die mij tot een fout zou hebben gemaakt.
Als ik maar had geweten dat de twijfels mij de volgende ochtend weer wakker zouden maken.
<><><><><><><>