De bel galmde door de schoolgangen. Snel nam ik afscheid van Anouk, en zocht in m’n tas naar mijn rooster. Normaal wist ik altijd wel waar ik zijn moest. Maar vandaag was alles zo… anders? Ik had geen controle meer over sommige dingen, en ik vond dat erg verwarrend. Het was iets dat ik niet gewend was. Het waren kleine dingen, maar toch irriteerde die kleine dingen me verschrikkelijk. Ik volgde de druke menigte, mijn klas, naar biologie. Het was onwerkelijk hoeveel energie er in een klas kon zitten. Mijn klas was een soort energiebom, die elke les ontplofte. Ik zelf kon ook ontzettend druk zijn, maar in deze klas niet. Ik voelde me niet op mijn gemak in deze klas, ik haatte mijn klas. Misschien was het nog mogelijk om over te stappen? Mijn vader kon wel een goed woordje voor me doen. Ik vluchtte als laaste de klas in, en ging op mijn vaste plek zitten - achterin, bij het raam, naast Sanne. Ze glimlachte even gemeend naar me, en richtte zich daarna weer op haar schrift. Sanne was meestal wel aardig. Met de rest had ik eerlijk gezegt, nog nooit een woord gewisseld. En dat die 3 maanden die we alweer op school zaten. Ik zuchtte, en keek door het raam naar buiten. Waarom moest alles zo snel verpest worden? Ik had er zó op gehoopt dat dit een geweldig schooljaar zou worden. Maar jammer genoeg zat ik niet bij één vriendin in de klas. Toch voelde ik iets. Dat iets zei dat mijn leven op z’n kop zou komen te staan.