Bij deze even een beginnetje van hoofdstuk 1! (;
Hoofdstuk 1
[size=10pt]Ken je dat gevoel, die leegte, die als maar aanwezige pijn. Wat je ook doet, altijd is er die pijn. Je probeert het weg te stoppen, zo ver mogelijk weg. Maar wat je ook doet of probeert, de hele dag word je er aan herinnerd. Je keel voelt droog, lijkt bijna dichtgesnoerd te worden, tranen die blijven opwellen, die je ogen vochtig maken constant. Er is niet aan te ontsnappen, het lijkt je constant te achtervolgen. Je haalt je neus op, verstop je gezicht in het kussen. De gebeurtenissen, je wilt er niet meer aan denken maar je lijkt het niet te kunnen tegen gaan. Het lijkt alleen maar erger te worden, je lichaam over te nemen, je laten verdrinken in je tranen.
Mijn ogen gleden over de woorden, deze tekst had ik geschreven op zo’n typisch Fay moment. Lekker depressief en vol zelfmedelijden. Spottend lachte ik, gewoon vol afkeer naar mezelf toe. Wat dacht ik toen ik dit schreef? Dat het beter werd? Dat ik me daarna weer beter zou voelen? Een schaapachtige lach ontsnapte tussen mijn lippen vandaan. Ik bond mijn bruine lokken in een staart om vervolgens op te staan, de lucht hier drukte op me, leek me te verstikken, ik moest hier weg. Eenmaal buiten perste ik de frisse lucht in mijn longen. Met mijn handen – tevens gehuld in dikke handschoenen- verstopt in de zakken van mijn dikke winterjas liep ik door de stille en witte straten. Geen mens leek aanwezig te zijn, allemaal genietend van deze zogenaamde leuke tijd, lekker warm bij de kachel. Gezellig met het gezin, allemaal bij elkaar. Eten, cadeautjes, samen. Zo hoorde het te zijn tijdens kerstmis toch? Het was eerste kerstdag, er lag een dikke pak sneeuw, het was ijskoud en ik, ja ik was alleen. Zoals eigenlijk haast altijd. Ondertussen was het meer een gewoonte geworden. Maar ik mocht niet klagen, ik had altijd te eten, er was genoeg geld. Er zijn genoeg mensen die dat niet konden zeggen. De sneeuw snerpte onder mijn allstars en mijn uitgeademde lucht veranderde in witte kleine wolkjes. Overal hingen lampjes, de straat, tuinen, huizen, alles was versierd voor deze zogenaamde gezellige tijd. De poort kraakte onder de beweging, luidruchtig. Een brok voelde ik ontstaan in mijn keel. Mijn vingers gleden over de steen van het graf, de witte sneeuw weg vegend. Ik stak de kaarsjes aan en bleef bewegingloos op mijn knieën zitten, in de sneeuw. Rust zacht, Isabella Louise Autumn. De rest van de tekst op de steen werd wazig, die rot tranen waren weer komen opdagen, om me weer te terroriseren.
Tips of opmerkingen (etc) zijn van harte welkom!