Jullie zijn súper, wow, dit had ik niet verwacht! Lovemylife, jij schrijft zelf zó fantastisch dat dat het enorme compliment nog meer bijzonder maakt, echt! Iehhh, me = blij.
Nog even wat extra info; ik zal switchen tussen zijn POV, haar POV en de personale verteller. Zelf heb ik een hekel aan lezen in de personale verteller, dus het zal niet al te vaak voorkomen haha; ik vond het zelf wel passend om het bij dit eerste stukje te gebruiken.
▲
‘’Zeg dat je van me houdt of ik steek je huis in brand.’’
Het was duidelijk, duidelijk genoeg. Voor haar was het al die tijd al duidelijk. Maar ze wist ook dat liefde van één kant slechts overspoelde – een verwarde tsunami. De weg kwijt. Nee, ze was de weg niet kwijt, dat kon niet, dat mocht niet. De weg was haar kwijt; het lot was haar uit het oog verloren, zíj was degene die gevonden moest worden, en dan het liefst door hem.
Zijn ogen stonden angstig, zijn pupillen een zwart gat waar een felblauwe iris in meegetrokken werd. Een sterrenstelsel, kleine stukjes heelal uit de ruimte gepikt, zuurstofloos, ademloos, lévenloos op de meest ademende manieren. Ze kon er eeuwig naar blijven kijken. Haar eigen weerspiegeling, gelaagd met zijn perfectie.
De tape klemde zijn lippen af. Zijn lippen, gekleurd met kus. Het kon allemaal van haar zijn, en zij kon helemaal van hem zijn, elkaars bezit. Ze konden elkaars liefde tellen met kloppende harten. Ze wist dat het kon en nu was het zijn beurt. Het touw sneed liefkozende wonden in zijn toekomstige littekens – ja, hij zat vastgebonden, maar een offer moest er zijn. Zij had zichzelf al gegeven en alles wat er nu nog moest gebeuren was hij. Hij moest gebeuren, beseffen, zijn.
Zij de orkaan, en hij het oog daarvan.
‘’Ik ga nu de tape weghalen. Als je schreeuwt, steek ik het touw aan. Oké?’’
Hij knikte. Natuurlijk knikte hij – ze was gek. Doorgedraaid totdat er verschillende soorten zwaartekracht ontstonden. Haar blik tatoeëerde dreigementen op de zijne en hij dwong zichzelf te slikken. Zijn keel was opgezet, maar wist een rauwe grom van pijn uit te brengen toen de band van zijn lippen werd getrokken en hij voelde hoe de angst daar als hitte plaatsnam. Tranen prikten overal, dreigend aan de oppervlakte te komen als een lijk van lang geleden.
‘’Ik doe dit voor jou,’’ beloofde ze. Haar hand reikte naar zijn voorhoofd en hij deinsde achteruit, zijn rug tegen de koude muur. Het voelde als vaste buitenlucht en hij ademde diep in – adem in, in, in, en niet meer uit, want hij wist simpelweg niet wanneer hij dan weer een ‘in’ zou verdienen.
Ze keek hem woedend aan op een treurige manier. Een klap op zijn wang. Een brandend gevoel van realiteit.
‘’Zeg het,’’ beval ze. Een schorre adem-in bij haar keel.
‘’Ik hou van je.’’ Zijn toon was een leugen en hij kromp ineen, geslagen door het gebrek aan waarheid.
‘’Ik ook van jou.’’ En met die tevreden vaststelling ging ze naast hem zitten, een langzame glimlach op haar gezicht.