Verhaal voor literatuur

Ik moest voor literatuur een verhaal van ca. 500 woorden schrijven, een gebeurtenis uit het verleden moest centraal staan, en je moest twee flashbacks naar het verleden maken.
Is dit een goed verhaal denken jullie? Ik heb het gewoon zelfgeschreven haha (dus niet ergens van internet geplukt… daar wordt nogal streng op gecontroleerd namelijk).

[b]Meneer van Dijk wordt met een verdrietig gevoel wakker op 11 januari 2011. Het is vandaag precies twee jaar geleden dat zijn dochter Tessa is overleden. Naast hem ligt mevrouw van Dijk nog te slapen, vredig, alsof er niks aan de hand is. Haar gezicht lijkt ontzettend op dat van zijn dochter, dezelfde trekken, en ze heeft ook precies hetzelfde bruine sluike haar. Wat zou hij graag willen dat zijn dochter nog leefde, al was het maar voor één dag…

‘Kijk is papa, een lieveheeeeersbeestje!’ Tessa komt met haar kleine handje rechtvooruit gestoken op hem afrennen en laat het lieveheersbeestje dat rustig over haar hand heen kruipt aan hem zien. ‘Niet wegslaan papa, ze brengen geluk!’ Met een brede glimlach op haar jonge gezichtje kijkt ze naar hem op. Hij lacht, tilt haar op en zwiert haar in het rond. Hij drukt zijn neus in haar bruine lange haren en snuift de onschuldige geur van haar aardbeienshampoo op. Hij drukt haar stevig tegen zich aan en voelt zich de gelukkigste man op aarde, hij heeft een fantastische vrouw en een fantastische dochter. ‘Kijk papa, nu brengt hij jou ook een beetje geluk!’ Zegt Tessa en ze laat het kriebelende beestje over zijn arm heen lopen.

Maar geluk had het lieveheersbeestje niet gebracht. Nog geen half jaar werd er leukemie, bloedkanker, bij Tessa vastgesteld. Zieker en zieker werd ze. De chemokuren sloegen niet goed aan. Wel had ze een kaal hoofd door alle medicijnen en ze zag steeds bleker. Ze huilde veel en viel telkens zomaar in slaap. Meneer en mevrouw van Dijk werden met de dag wanhopiger. Wat als ze hun dochter zouden verliezen? Hoe kon zo’n lief meisje al zo vroeg het leven ontnomen worden? Meneer van Dijk krijgt tranen in zijn ogen nu hij weer aan die verdrietige tijd denkt. Hij voelt een steek in zijn hart als hij terugdenkt aan haar begrafenis.

Er hangt een zware geur van oud hout, wierook en verdriet in de kerk. Overal zitten zwartgeklede mensen te huilen. De kerk is stampvol. Voorin zit alle familie, daarachter goede vriendinnetjes van Tessa en hun ouders, daarachter kennissen van de familie Dijk en nog veel meer mensen. Allemaal komen ze om het kleine meisje een laatste dienst te bewijzen. Voorin, naast het altaar staat een kist, een kleine kist, een kinderkist. Meneer van Dijk had zich nog nooit zo ellendig gevoeld als toen hij zijn dochter in die kist zag liggen. In haar roze lievelingsjurkje, met haar bruine haren als een krans om haar bleke gezichtje heen, wat vrede en rust uitstraalde. Natuurlijk had hij haar ook al in bed zien liggen, toen ze al gestorven was, maar toen kon hij zich nog inbeelden dat ze sliep. Nu in de kist leek het officieel vastgesteld dat ze dood was. En dat was het pijnlijkste wat hij ooit had meegemaakt.

[i]Helemaal vooraan zit hij, naast zijn vrouw die zijn hand fijnknijpt. Ze huilt geluidloos. Dikke tranen rollen over haar wangen. Hij heeft niet eens meer genoeg kracht in zijn lichaam om zijn hand op te tillen en ze weg te vegen, zo ellendig voelt hij zich. De priester vertelt verhalen, over het leven, de dood en afscheid nemen. Zijn broer en vader houden een toespraak. Zijn vrouw doet een poging maar kan halverwege niet meer stoppen met snikken en haar moeder trekt haar voorzichtig weg bij het altaar.

Hoe het was toen ze haar de grond in lieten zakken weet hij niet meer, dat deel is helemaal weggevaagd uit zijn gedachten. Het enige beeld wat hij nog haarscherp voor zich kan zien is hoe er een lieveheersbeestje op haar kist neerstreek en daar bleef zitten, tot de kist in de grond was weggezakt en de neerdalende aarde hem waarschijnlijk liet stikken.[/i]Net als meneer van Dijk uit bed wil stappen om een troostend ontbijtje voor hem en zijn vrouw klaar te maken voelt hij een hand op zijn schouder. Zijn vrouw is wakker geworden. Hij draait zich om. ‘Hé,’ zegt ze met schorre stem, ze probeert te glimlachen maar hij ziet tranen glinsteren in haar ogen. ‘Hé,’ herhaalt ze. ‘Ik weet wat je denkt, wat wij allebei denken. En het is nog steeds iets verschrikkelijks wat er gebeurd is… Maar ze is niet weg John, niet helemaal. Ze leeft nog, niet meer op deze wereld, niet meer in dit huis, maar nog wel hier,’ en ze legt eerst haar hand op zijn hart en dan op haar eigen hart. Ze glimlachen naar elkaar.
Een lieveheersbeestje vliegt weg door het raam.[/b]