[Verhaal] Verlos of verlaat me

Hoi lezend GS!
Dit wordt alweer mijn derde verhaal dat ik hier post (dat wil niet zeggen dat het minder spannend is). Ik weet niet of jullie me zo snel op spellings- of grammaticafouten zullen betrappen, maar als jullie iets zien staan, mogen jullie het altijd melden! Dat geldt ook voor overige opmerkingen, bijvoorbeeld over het plot.
Ik zal iedereen weekend één à twee stukjes posten en doordeweeks misschien ook nog wel een stukje. Maar let op; ik ben iemand met een sociaal leven en een opleiding, dus af en toe kan het misschien iets minder zijn.

Verlos of verlaat me

Mark wordt wakker met een levenslange kater. Hij ontdekt dat hij de wereld alleen nog maar knipperend kan beleven doordat hij het locked-in syndroom heeft. Alles wat hij heeft opgebouwd wordt in één keer weggevaagd en hij moet opnieuw leren leven, terwijl hij maar één ding weet; hij zit gevangen en wordt nooit meer bevrijd. Zelfs al bekent hij de misdaad waar iedereen hem van verdenkt.

Ik zal zo snel mogelijk het eerste stukje posten :grinning:

EERSTE REACTIE!!!

Maar let op; ik ben iemand met een sociaal leven en een opleiding, …ahhh da’s nou jammer ):
Klinkt leeeuk! Ik ben benieuwd. Dus posten maar!

meeeeer! :upside_down_face:

Bedankt voor de leuke reacties! En ja, Manon, helaas… Ik vind het zelf ook nogal jammer.

1.A
En niemand heeft de sleutel

Ik werd wakker.
Want daar begon het allemaal mee. Als de eerste noot van een basmelodie, als een gitarist die zijn eerste snaar aanraakt. Niet vredelievend als een zangeres die voorzichtig een zuivere toon aanzet, maar in één keer. Er is geen tijd om ervan te schrikken of dat überhaupt te overwegen, want het moment is alweer voorbij.
Plotseling, zo noemen ze dat. Zonder waarschuwing werd ik opgepakt uit mijn dromen en neergezet in de echte wereld.
De meesten zouden hun oordeel nu al wel klaar hebben – alsof ik een klagende bankmedewerker was die het geluid van zijn wekker niet kon verdragen. Geveld door de sleur die zijn tragische leven kenmerkte.
Maar dit keer was het anders en de sleur veranderde in een doodlopende weg. Mijn routine werd afgebroken en paniek stroomde door mijn bloedvaten.
Ik was dood.
Ik wist het zeker. Mijn spieren waren bevroren en geen enkel lichaamsdeel gehoorzaamde mij. Bewegen was onmogelijk en de gedachte dat er iets onmogelijk was, beangstigde me – iets wat altijd al zo geweest was. Maar nog nooit zo dichtbij. Onmogelijkheid zat in mij. De dóód zat in mij en waarschijnlijk was ik niet eens in de hemel; ik was altijd degene geweest die zijn uitgestippelde pad uitgumde en de andere kant op liep.
Was ik dan in de hel? Of zat mijn geest opgesloten in een eikenhouten grafkist – zoals de boekenkasten in het ouderlijk huis ook altijd van eikenhout waren. Ik haatte het. De grafstemming die er altijd heerste en me nu altijd zou achtervolgen. Ik was toch al gestorven. Erg veel bloemen zouden er niet op mijn nog glanzende grafsteen liggen. En het kon me eigenlijk niet schelen hoe het allemaal was gebeurd – het was toch al voorbij.
Niet dat ik me iets kon herinneren. Mijn herinneringen waren als een witte pagina die pijn deed aan mijn ogen. Misschien was ik wel in mijn slaap gestorven en vond mijn moeder me nadat ik langer in bed was blijven liggen dan normaal. Vredig en een tikkeltje bleek, maar zeker geen nieuws voor krantenkoppen.
Voor de laatste keer sprak ik de topjes van mijn tenen aan, discussieerde ik met mijn schouders. Maar dood zijn was vermoeiender dan gedacht en de gesprekken vielen langzaam stil. Voor de laatste keer fluisterde ik tegen mijn ogen…
En ze openden zich.
De wereld stond voor me en verbaasd nam ik de bekende patronen en vormen waar. Het licht moedigde me aan en voorzichtig ontdekte ik hoe het geritsel van mijn eigen dekens kon horen, de frisse geur van wasmiddel kon ruiken, een lichte windvlaag kon voelen. Ik nam waar en werd waargenomen door mijn eigen zintuigen.
Ik was niet dood, ik was slechts van steen.
Niet van ijs en hemellucht, maar van beton. Beperkt en begrensd en omheind.
Een opgesloten ziel, een belemmerde wilskracht. Een kasplantje dat vroeg of laat zou verdorren. Mijn eigen tralies en mijn eigen gevangene.
Locked-in.
Opgesloten.

Lieve lieve Fief,

Je weet dat ik zo’n beetje nooit verhalen op GS volg,
maar dat betekent niet dat ik nooit topics aanklik.
Ik vind het wonderbaarlijk hoeveel talent zo’n jong meisje als jij al bezit en heb daar echt heel veel respect voor!
Ik wil je even heel veel succes wensen met dit verhaal, je kunt het!

Dikke knuffel, Susie

wow, dit is een bijzonder onderwerp!

…oh wauw, Fief dit is echt heel mooi. En heel goed. En het feit dat het vanuit een jongen is, is cool. Heerlijk hoe zijn persoonlijkheid hier al zo goed naar voren komt zonder dat je het met één woord letterlijk neerzet.

[b]Ik ben echt heel blij dat het aanslaat en bedankt voor de ongelooflijk lieve reacties weer!

[i]1.B
Roestend ijzer[/b]

Eigenlijk was mijn hele ziekenhuiskamer als een schilderij. Met verkleurde verfstreken en vertrouwde kleurcombinaties uit verstreken eeuwen – en de ‘kunst’ was dat je er zo lang mogelijk naar moest kijken. Maar buiten de goudgeverfde lijsten was het tafereel afgelopen en keek men tegen een kale muur aan.
Mijn zicht was omlijst. Maar buiten de randen leefde de wereld en ademden zwervers en prostituees dezelfde lucht in. Als ik weer zou kunnen ontdooien, dan zou ik mijn gezicht naar het licht draaien en een glimp van mijn leven hiervoor opvangen – de lijsten breken met mijn blote handen.
Maar in plaats van daarvan moest ik de kunst van mijn situatie ontdekken en blijven staren naar de draaiende propellers van de airco.
Enkele opstandige haren kietelden mijn voorhoofd, maar ik kon ze zelf niet wegvegen. Als mijn neus zou jeuken, zou ik het aan een overjarige zuster moeten vragen - ik wist niet eens hoe ik dat zou moeten doen. Waarschijnlijk zou dat mens dan ook nog eens naar kaas van dezelfde leeftijd ruiken. Maar ik zou mijn neus niet dicht kunnen knijpen.
Ik voelde me vernederd en in de steek gelaten door mijn eigen lichaam. Ik zou alleen nog maar geprakte vitaminen binnenkrijgen en uiteindelijk sterven als een man met medelijden. Niemand was nog langs geweest – hoorde ik niet wakker te worden met biddende mensen om me heen? Of kon mijn vader het niet aan om op de golfclub te moeten vertellen dat zijn zoon nu écht niets meer kon en ontkende hij de hele situatie? Zat mijn moeder thuis te huilen en prikte ze zich in haar vingers, viel het bloed op haar witte breiwerk?
Op mijn vrienden hoefde ik niet te rekenen. Ik wist überhaupt niet of ik dat ooit wel gedaan had, en misschien was juist dat het probleem.
De deur stond wagenwijd open. Vanaf de gang dreven verschillende geuren mijn kamer binnen; stervende bejaarden, gepureerd eten en de vage geur van bloed. Af en toe hoorde ik wat verpleegsters kletsen over het nieuws in de kamer hiernaast. Een oude man in een rolstoel passeerde de deurpost en keek naar binnen, alsof hij wilde wedden om wie hier het zieligst was. Ik won.
Niemand leek op te merken dat ik wakker was geworden in een nachtmerrie. Misschien hadden ze me al voor dood verklaard; iets wat ik zelf ook bij een ander had gedaan. Als ik mijn ogen zou sluiten, zou ik waarschijnlijk nog voor een comapatiënt worden uitgemaakt en dat was misschien maar het beste. Zo zouden ze vergeten dat ik überhaupt bestond.
Een vaag bekende melodie zwierf eenzaam door de gangen, maar werd vrij snel vergezeld door het ritmische geluid van hakken. De versleten stem deed me denken aan die van mijn moeder, maar dan mooier – hoewel het ook door de echo kon komen.
Een vrouw met een kapsel dat een aantal jaren geleden ongetwijfeld hip was geweest, stapte de kamer binnen. Op haar witte jas was een naamkaartje gespeld waar ik de informatie nog niet van kon lezen. Haar geneurie stopte toen ze haar klembord erbij pakte en haar leesbril, die aan een touwtje om haar nek hing, opzette.
‘’Meneer De Jong, negentien jaar…’’ Haar pen tikte herhaaldelijk op het plastic terwijl haar bril wat verder van haar neus afgleed. Ze keek fronsend naar de tekst op het papier, alsof het in een andere taal geschreven was – of het handschrift liet dat zo lijken. Haar blik gleed nog één keer over het bord voordat mij aankeek.
‘’U bent wakker?’’
Geïrriteerd kneep ik mijn ogen samen; ik kon niet knikken en ook niet antwoorden, iets wat zij met een degelijke opleiding wel hoorde te weten.
‘’Een momentje, alstublieft. Ik haal dokter Verkerk er even bij, hij zal u alles kunnen uitleggen.’’ Met die woorden verdween ze weer uit de kamer en zag mijn schilderij er weer net zo uit als eerst.
Ik had helemaal geen dokter nodig die me zou vertellen wat er was. Alles aan mij was dood of lag op sterven.
En toch bleef ik wachten. Het was niet alsof ik een andere keus had.

Heel mooi weer! Ik zou echt in paniek raken in zo’n situatie. Hij blijft lekker doodkalm. (leuke woordspraak hè?)

Als ik weer zou kunnen ontdooien, als ik mijn gezicht naar het licht zou draaien en een glimp van mijn leven hiervoor zou opvangen – de lijsten breken met mijn blote handen.
Dit stukje loopt niet zo lekker, want na ‘als […]’ verwacht ik eigenlijk een ‘dan […]’.

VERDER in ieder geval.

Hee ik heb het eerste stukje gelezen :astonished: wowie echt super mooi (net als je andere verhalen), maar ik heb nu niet echt veel tijd, en ik volg al best wat verhalen en forums. Maar ik ga ooit eens alles lezen, I promiss.
Edit: ik heb alle 2 je stukjes gelezen :slightly_smiling_face:

Je schrijft echt jaloersmakend prachtig Fief maar dit wist ik al :grinning: En je hebt voor een interessant onderwerp gekozen. Ik probeer het te volgen!

Manon, bedankt voor de verbetering en Nirv bedankt voor het lieve complimentje *bloosbloos* DonkeyQueen, je bent meer dan welkom als je ooit besluit te beginnen met volgen!

1.C
Ik ben een tautologie

Het duurde niet lang of de stilte brandde als gloeiend as in mijn hoofd. De haartjes in mijn trommelvlies gingen omhoog staan als fantoompijn; ik miste mijn oortjes, die mijn gedachten altijd vervingen door uitgekauwde liedteksten. Er was misschien wel een jaar over die teksten na gedacht en daarom nam ik altijd maar aan dat ik daar beter naar kon luisteren. Mijn roekeloze brein kon toch niets goed doen.
Zware voetstappen vulden de klamme lucht en het gepieker in mijn hoofd werd geblust. Een brede man met een norse blik kwam binnengestapt en meteen vlamde er iets op wat ik niet kon plaatsen – zoals ik nog steeds niet begreep hoe natrium op water branden. Het voelde alsof elke cel en elk weefsel had besloten om los te laten en ik voelde me ziek.
‘’Hallo, Mark,’’ knikte hij me toe. Hij had een andere blik in zijn ogen dan de verpleegster van daarnet; het was alsof ze precies wilde weten welke kleuren je moest mengen om mijn oogkleur te krijgen. Het had op dat moment gevoeld alsof mijn irissen bloosden.
Hij pakte een witte stoel die er waarschijnlijk niet was om lang op te zitten. De vakjes van zijn jas waren gevuld met pennen en notities waar de term ‘doktershandschrift’ vermoedelijk vandaan kwam.
‘’Voordat ik begin, wil ik graag iets met je afspreken. Je zou het kunnen omschrijven als het begin van jouw toekomstige communicatie,’’ sprak hij. ‘’Als je ergens mee in wilt stemmen of juist niet, zou ik je graag willen vragen om met je ogen te bewegen. Omhoog kijken bij ‘ja’, omlaag bij ‘nee’. Gaat dit lukken, denk je?’’
Vluchtig keek ik naar het gebarsten plafond en in die milliseconden vroeg ik me af of iemand op de verdieping boven me had gedanst. Misschien had die persoon wel gehoord dat hij beter zou worden.
Hij wel.
‘’Goed.’’ Hij schraapte zijn keel even en op de één of andere manier stelde dat me niet gerust.
‘’Mark, we hebben geconstateerd dat jij het locked-in syndroom hebt. Jouw bovenste rugwervels zijn verbrijzeld en daardoor heb je een hoge dwarslaesie opgelopen. Dit heeft schade in de hersenstam als gevolg gehad. Je kunt op dit moment je eigen spieren niet aansturen. Het valt te betwijfelen of je dit in de toekomst wel zal kunnen.’’
Ik slik en adem diep uit. Het plastic masker van de kunstmatige beademing beslaat en ik zie mijn zorgen de vorm van damp aannemen.
‘’Je bent je nog steeds bewust van jouw omgeving en als het goed is, zijn al jouw zintuigen nog aanwezig. Maar je kunt niet zelfstandig eten of drinken. Voorlopig zul je daarom sondevoeding toegediend krijgen. We hebben gezorgd voor een blaaskatheter die jouw urine opvangt en ook zit er een tracheostoma in jouw hals. Deze tracheostoma is een buis die er – zodra je van de kunstmatige beademing af bent – voor zal zorgen dat je makkelijker kunt ademen, omdat je nu nog niet gecontroleerd kan slikken.’’
Ik bleef hem zonder te knipperen aan kijken en durfde mijn blik niet te verleggen, uit angst dat hij het als een ‘ja’ of ‘nee’ zou opvatten. En dat was niet de enige angst. Het leven staarde me op dit moment aan en de dood stond er als een bedreigende schaduw achter.
‘’Er zijn mogelijkheden voor revalidatie, Mark, maar ik wil voorkomen dat je hier teveel van verwacht. Er kan vooruitgang worden geboekt, maar je zult nooit volledig herstellen. Ik wil daarom ook snel met jou gaan oefenen door de letterkaart te gaan gebruiken, zodat je ook open vragen kunt beantwoorden.’’
Die man had wel lef. Deze kamer was voorlopig mijn leven en zo kwam hij mijn leven binnenwandelen, om mij vervolgens te vertellen dat hopen niet tot mijn opties behoord. Dat ik mijn innerlijk ook maar moest laten verstenen. Was dat hoe mijn leven er uit zou gaan zien? Als een gevangen toekomst zonder de kleinste flonkering hoop in mijn ogen?
‘’Heb je nog vragen, Mark?’’
Ik keek naar beneden en ontmoette daar mijn dunste wimpers, als prikkeldraad rond mijn ogen.
‘’Goed. Dan zal ik jouw familie op de hoogte brengen. Dag, Mark.’’
Ik kon zijn voetstappen nog horen totdat het geluid overstemd werd door mijn ademhaling.
Ik was weer alleen.
Het was stil.
Ik miste mijn oortjes.

Wow, best een heftig onderwerp! Ik ben benieuwd hoe je hierop verdergaat!
Klein dingetje,
“zodat je ookgeslotenvragen kunt beantwoorden”
Dan kan hij toch juist ook openvragen beantwoorden?

Waarom zet je dit verhaal op internet?
Dit - nou ja, in elk geval je stijl, over het verhaal kan ik nog weinig zeggen - heeft echt het niveau van een boek en het zou zonde zijn als je het niet naar een uitgever zou sturen. Je schrijft beter dan sommige schrijvers die ik in mijn boekenkast heb staan.

Verder in elk geval, maar ik zou het ook heel goed begrijpen als je het weghaalde om er een boek van te maken.

wow ik vind dat je echt geweldig schrijft, en een zeer heftig onderwerp.

Precies dit!
Je hebt echt talent meis.

Dit is zo’n ontzettend groot compliment, ik ben er helemaal stil van. Ik moet zeggen dat je mij heel erg aan het denken hebt gezet. Aan de andere kant ben ik ‘nog maar’ veertien en ik weet niet of ik dan al een boek kan laten publiceren en ik weet al helemaal niet of dit daadwerkelijk niveau genoeg daarvoor heeft.
(wat heb je me aangedaan? Haha. Twijfels twijfels)

MissAwesome heeft best wel een punt, want je schrijft inderdaad ook heel erg goed. Ik zou het zelf ook niet weten. De keuze ligt toch aan jou, Fief.

Ten eerste; sorry voor de twijfelachtige sfeer die hier voor een moment zweefde.
Ten tweede; ik heb besloten dat ik gewoon verder ga. Ik kan nog groeien in mijn schrijfstijl en ik maak nu af waarmee ik begonnen ben.
Ten derde; weer heel erg bedankt voor alle reacties, het motiveert enorm! Ik zal vanavond waarschijnlijk weer iets posten :grinning: