Hoofdstuk 1
‘Wouw! Kom op, schiet eens op! We moesten inmiddels gaan.’ Daimy rende naar de auto van haar moeder, en ik volgde snel. We stapten in en haar moeder begon meteen te rijden. ‘Weet je eigenlijk wel waar we heen gaan?’ Vroeg Daimy. Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, ik weet alleen dat we om 9 uur ’s ochtends naar een parkeerplaats moeten komen, en dat onze spullen in een bus geladen worden, en dat we vanaf daar moeten fietsen.’ Mijn beste vriendin en ik hadden een kampeerreis gewonnen naar een bos. We moesten vragen beantwoorden over de natuur, maar eigenlijk had ik al de vragen beantwoord. Toen ik bericht kreeg dat we hadden gewonnen, had ik het meteen aan Daimy verteld. Ze was helemaal blij, en ik natuurlijk ook. Onze ouders waren wat minder enthousiast geweest, maar na een paar dagen smeken haalden we ze over. Nu - 4 uur ’s ochtends - zijn we op weg naar dat parkeerterrein. Alleen onze ouders wisten waar het was, maar ik hoefde het niet zo nodig te weten. Het beste was dat we samen op vakantie gingen, voor de eerste keer! We zijn allebei 16, dus het werd eens tijd dat we samen op vakantie gingen. Oké, het was dan wel geen New York -zoals we hadden gehoopt- maar het is een begin. ‘Ik heb er zo’n zin in. Jammer dat we zo vroeg moesten opstaan, ik ben echt kapot. Gelukkig had ik die slaappillen nog!’ Ik knikte. Zelf had ik de vorige avond niet zo heel goed geslapen. Het kwam waarschijnlijk door de zenuwen, of door de angst dat ik iets vergeten was mee te nemen. Misschien was het wel allebei. Nu zaten we in de auto, op weg naar onze vakantie. Ik nam nog een slok koffie uit de kan en gaf hem door aan Daimy. Ze pakte hem aan en nam een grote slok. Toen schroefde ze de dop er weer op en zette hem aan haar voeten. De rest van de rit waren we stil, en luisterden we wat naar de muziek die uit de boxen achter ons kwam.
Na het eindeloze zitten in de auto, kwamen we eindelijk bij een kleine parkeerplaats. Er stond een busje en nog een auto. In de andere auto zaten een vader en twee jongens, die verveeld een videospelletje aan het doen waren. De vader wees in onze richting en zei iets, en meteen veerden de jongens allebei op. Daimy´s moeder stapte uit, en op dat moment kwam er vanachter het busje een man aangelopen. Aan zijn zijde liep een vrouw van ongeveer 30, met lang zwart haar en een bleke huid. Ze droeg een kleine bril en sportieve kleding, maar ondanks haar strenge gezicht zag ze er niet streng uit. Ze glimlachten naar ons. ‘Hoi! Wat fijn dat jullie er nu allemaal zijn. Mijn naam is Julie, en dit is mijn partner Nigel. Voordat we alles gaan uitleggen, willen we eerst even jullie papieren zien, en de barcodes die zijn doorgebeld.’ Daimy’s moeder gaf de papieren aan Julie, die er even naar keek en ze vervolgens wegstopte in haar jaszak. Ze knikte. ‘Oké, het is goedgekeurd. Nou, zoals jullie weten hebben jullie een tweeweekse kampeerreis gewonnen, en ik ga met jullie mee fietsen naar het kamp, terwijl Nigel de spullen rijdt. Het kamp is ergens in een bos, zodat we ons natuurgevoel weer helemaal kunnen voelen.’ Daimy rolde buiten het zicht van Julie met haar ogen. Ze fluisterde in mijn oor: ‘natuurlijk, we zijn ons natuurgevoel helemaal kwijt hoor, in de grote stad.’ Ik gniffelde. Julie keek mijn kant op, maar ik deed net of ik haar niet zag. ‘Het is 15 kilometer fietsen, dus we moeten snel weg, en onderweg kunnen we niet stoppen.’ Julie keek ons een voor een aan. ‘Sorry, maar we hebben niet eens fietsen bij ons. Hoe kunnen we dan fietsen?’
Verder?
??