(Verhaal) Stille schreeuw

Hello! :slightly_smiling_face:
Ik post hierbij mijn verhaal! Het is geen hoogwaardige literatuur maar ik zou graag kritiek willen om het te kunnen verbeteren en te kunnen groeien! Dit is ook een anoniem account. Waarom? Ik ben gewoon te schijterig denk ik! Maar het is dus niet zo dat dit gepost wordt door een vreemdeling (dit is wel gepost op een prachtig tijdstip om zoiets te posten, maar oké).

Ik hoop dat jullie het iets vinden en opbouwende kritiek kunnen geven!

-----------------------------------------------------
Proloog

Ooit had ik een keer een programma op de televisie gezien waarin duidelijk benadrukt werd hoe het in een internaat eraan toeging. Ik moest zeggen dat ik het volkomen met de personen in het programma eens was. Slaan of geslagen worden. Het was de eerste regel die je leerde als je ook maar één voet in het internaat had gezet. Of je sloeg, of je werd geslagen. Ging er maar niet van uit dat ze medelijden met je hadden als je op de grond lag te krijsen van de pijn als ze je in elkaar timmerden. Niemand had medelijden met elkaar; want iedereen werd beschilderd als een probleempuber als je daar zat.
Ik was geen probleempuber. Totaal niet, nooit zeurde ik over iets en verwend was ik totaal niet. Meer dan het hoognodige had ik niet nodig. Met enkel en alleen een schrijfblok kon ik me echt uren vermaken. Zat ik in een internaat doordat ik lastig was? Nee, dat leek me duidelijk.
Het probleem lag bij mijn moeder. Toen ik zeven jaar oud was overleed mijn vader; haar enige factor in het leven dat haar overeind hielp. Toen mijn vader overleden was ging het bergafwaarts. Ze had mijn vader niet meer, mijn zus en ik waren beide te jong om haar te verzorgen en te troosten. Zwak als ze was had ze naar de drank gegrepen. Ja, ik vond mijn moeder zwak. Dat had ik altijd al gevonden. Mijn moeder had me voordat ik naar het internaat vertrok vertelt dat mijn zus en ik fouten waren. Als het aan haar lag had ze bij mijn zus abortus gepleegd, misschien had ze mij gehouden. Maar kinderen gaven haar problemen, problemen die ze niet aankon. Zo noemde zij het natuurlijk niet. Haar conclusie was dat we vervelende, jankende baby’s waren die altijd haar kop eraf zeurden. We gunden haar geen rust en ze had geen idee waarom het haar allemaal moest overkomen. Ze hield van mijn vader, hij had haar gedwongen van ons te houden en in elke blik die ze me gunde zag ik afkeuring, misselijkheid.
Haar drankprobleem werd te groot. Ze had doorgekregen na een aantal incidenten dat ze mij en mijn zus niet meer kon verzorgen. Mijn zus, Miriam, werd gedropt bij het huis van mijn moeders broer en werd op haar zestiende op verzoek van mijn moeder overgelaten aan het lot. Ik daarentegen werd in een internaat gezet in Noord-Brabant, zonder enig contact te hebben met Miriam. Van mijn dertiende tot mijn achttiende heb ik in een internaat gewoond. Ik zat in het strengste internaat van Nederland. Want ik werd gezien als een probleemkind. Als mensen hoorden dat je al sinds je tiende in een internaat leefde, dachten ze niet positief over je. Met alle gevolgen indien.

wauw, je kan mooi schrijven!
verder (:

verder! leuk verhaal :grinning:

Verder :grin:

wauw, ik wil graag verder lezen…

Het lijkt écht op de aflevering van Gepest die afgelopen donderdag kwam haha.
Lijkt me een mooi verhaal, verder. (:

^ ik las de eerste 3 regels en dacht précies hetzelfde!

Bedankt voor de reacties! :grinning:
Het klopt van die aflevering, ik vond dat zó’n mooie aflevering dat ik na die aflevering gelijk maar ben gaan schrijven over zoiets. Het zou niet precies hetzelfde zijn natuurlijk!

Ik post zo een nieuw stukje, superleuk dat jullie gereageerd hebben!

Gelijk een groot stuk, maar dat komt omdat ik niet zou weten waar ik anders kon afbreken! Dus, veel lees plezier haha. (:

Het internaat leek zo slecht nog niet; er zaten veel jongere kinderen, rond mijn leeftijd. Kinderen die daar ook gebracht waren door hun ouders. Het merendeel zat daar omdat hun ouders ze niet konden opvoeden. Mijn geval leek uiterst interessant. Ik werd mishandeld door mijn moeder. Bij de meesten die mishandeld werden, werden ze mishandeld door hun vader. Bij mij was mijn moeder dus de boosdoener.
De doorslaggevende gebeurtenis was toen ik net dertien was. Mijn moeder kwam thuis na een nacht weggebleven te zijn, de nacht van zaterdag op zondag. Ik had durven wedden dat ze zich nog net niet in coma gezopen had, maar de geur van verschillende alcoholbevattende dranken droeg zij mee het huis in.
“Mam,” had Miriam ijzig gezegd, “waar ben je in godsnaam geweest?” Ik keek op tegen Miriam. Ze nam het altijd voor zichzelf op, accepteerde geen enkele fout van onze moeder meer. Ze was rechtvaardig en beet elke opmerking van zich af.
“Waag het me nog één keer mam te noemen.” Met haar afkeurende blik had ze ons beide aangekeken, Miriam die slechts een meter van haar verwijderd was en ik die me bij de trap verschool. Mijn moeder wilde naar de kast lopen die ze in de woonkamer, naast het piepkleine gangetje, had geplaatst. Miriam was haar voor. Ze sprong voor mijn moeder en keek haar doordringend aan. “Het zijn je zaken niet, kreng!”
“Het zijn mijn zaken wél. Je hebt het verantwoordelijkheidsgevoel van een steen, Mara.” Mam’s nam sprak ze verbitterd uit, trok een vies gezicht en haalde toen opnieuw adem. “Zeg op, of ik bel deze keer wel de politie. Dat je alweer niet bent thuisgekomen. Wat denk je daarvan?”
“Schei toch uit, trut.” Mijn moeder probeerde langs Miriam te komen, maar Miriam’s lange bovenlichaam zorgde ervoor dat ze geen schijn van kans had. Totdat ze geweld inzette. Met een platte hand gaf ze Miriam een volle klap in haar gezicht, schreeuwde ze dat ze haar drank nodig had en dat we het eten mochten maken. Angstig keek ik toe, van mijn agressieve moeder tot Miriam die tot tien leek te tellen om haar woede in te houden. Het was niet dat ik niks had kunnen doen om Miriam enigszins te helpen, het was meer dat ik leek te bevriezen. Ik kreeg bijna niks uit mijn mond, de behoefte om te praten had ik niet en alles wat ik deed was toekijken naar de ongelijke strijd tussen Miriam en mam. “Laat me erdoor, vuile hoer!” Het mocht Miriam dan weinig leken te schelen, mijn hart brak bij elk negatief woord dat mijn moeder eruit gooide. Na een tijd gaf Miriam de hoop op dat onze moeder zou kalmeren en liet haar erdoor. Wel ging ze met dreigende, grote passen haar achterna.
“Drink maar weer, bewijs nog eens hoe zwak je bent.” Spottelijk bekeek Miriam de fles wodka die mijn moeder uit haar voorraadkast had gepakt en aan haar lippen had gezet. De inhoud van de fles gooide ze in één keer naar binnen. “Ik herhaal mijn vraag. Waar ben je geweest? Je hebt je weer eens volgegooid met al die zooi, nietwaar? Je drankgeur is nu al verspreid door het hele huis.” Miriam leek niet te stoppen. “Kennelijk heb je ook weer zitten roken. Goed bezig, mam. Ik neem Devonne mee.”
“Waar willen jullie naartoe?” Mam kwam lachend op ons af. Haar blik ging van Miriam naar mij en weer terug. “Jullie kúnnen nergens naartoe. De politie gaat jullie niet geloven. Ik ben een goede moeder.” Een goede moeder… Ik zag Miriam’s gezicht vol afgrijzen. Natuurlijk was ze geen goede moeder, dat was iets dat ze alleen zichzelf kon wijsmaken. Mijn moeders grijns was niet om aan te zien. Ze had veel te veel gedronken. Alle rook van haar sigaretten was in haar kleding gaan zitten.
“Je bent echt onuitstaanbaar. Drink jezelf maar weer in een coma. Ik neem Devonne mee.” Volgens mij had Miriam zelf geen eens een idee waar we naartoe moesten. Alles leek in onze ogen beter dan bij mam.
“Dat doe je niet!” Mam’s stem was fel. Krijsend en doordringbaar. Er was geen spoortje liefde meer te bekennen in haar kreet.
“Het kan niet meer anders.” Miriam pakte mijn hand vast en trok me mee naar de gang. Ik voelde me veel te jong, te onschuldig en ik had het gevoel alsof ik niks kon doen. Miriam was de oudste met haar vijftien jaar, wat nog steeds niet volwassen was. Zo gedroeg ze zich wel.
Ik weet niet hoe snel het gebeurde, maar we hadden nog geen stap verder naar de trap gezet of Miriam was in elkaar gezakt en lag op de grond. Ik keek angstig van haar naar de oorzaak van haar val; mijn moeder stond met een woedende blik op haar gericht en met beide handen hield ze een half afgebroken, lege wodka fles vast. Mijn ogen werden groot.

Echt mooi geschreven…
Meeeer!!

Weer bedankt voor de reacties! (:

“Ben je… gestoord?!” Veel meer durfde ik er niet uit te krijgen, bang om zelf nog een klap te krijgen met het gedeelte dat nog over was. Ik dook naar de grond en bekeek Miriam. Het glas zat gelukkig niet in haar hoofdhuid, maar toch bloedde haar hoofd hevig. Ze kon hier niet blijven liggen.
Het bloed dat op het lichtgrijze tapijt was gevallen maakte me misselijk. Kotsmisselijk.
In mijn ooghoeken zag ik mijn moeder nog even Miriam bekijken en liep tot mijn grootste verbazing gewoon weer terug naar de woonkamer. Ze gunde ons verder geen enkele blik meer.
Miriam kreunde zacht. Ik wilde niet eens weten hoeveel pijn ze had. Ik zwaaide even met mijn hand voor haar ogen, maar er kwam geen reactie. Dit was niet goed. Angstig pakte ik haar hand vast, terwijl mijn andere hand naar haar telefoon ging die in haar broekzak zat. Een Nokia, type koelkast. Met trillende vingers tikte ik blind ‘112’ in.
Er nam een vrouw op, wat ze zei kon ik niet helemaal verstaan. “Ik heb de politie en de ambulance nodig,” fluisterde ik in het toestel, terwijl ik mijn blik op Miriam en de woonkamer wilde houden. Als mijn moeder me duidelijk zou horen, werd ze waarschijnlijk woedend. Daarom probeerde ik zo stil mogelijk te praten. “Rozengras 43. Het is een noodgeval.”

De mannen van de ambulance liepen in en uit, gevolgd door een aantal politieagenten die mijn moeder meenamen naar het bureau. Miriam was al snel in de ambulance gelegd. Geschokt stond ik toe te kijken, angstig voor mijn moeder en nog angstiger voor Miriam en mijzelf.
“Ga je mee de ambulance in?” Ik schrok op uit mijn gedachten en zag een man voor me staan. Hij zag eruit als een ambulancemedewerker, dat leidde ik tenminste af van zijn kleding. Zijn donkerbruine krulletjes vielen langs zijn ovaalvormige gezicht en zijn grote, bruine ogen keken me vriendelijk aan.
“Ja.” Aarzeling. Moest ik eigenlijk wel meegaan?
Ja, dat moest ik. Miriam en ik waren een team. Zij zou alles voor me gedaan hebben, niet eens geaarzeld hebben of ze mee moest gaan. Ik ging met haar mee. De man knikte even vriendelijk naar me.
“Je bent erg dapper geweest,” begon hij. Hij legde een hand op mijn schouder en liep met me mee naar de ambulance. “Het is goed dat je op tijd alarm hebt geslagen. Later hadden we niet moeten komen.” Die woorden maakten me bang. Wat ging er dan gebeuren met Miriam?
Paniek, angst. Twee gevoelens die niet samen moesten gaan gingen in mijn lichaam om. Ik was hopeloos. Opeens besefte ik dat nu Miriam naar het ziekenhuis ging en mam naar de politie, ík alleen achterbleef. Mijn moeder had maar één broer waar ik weinig contact mee had en de familie van mijn vaders kant waren in Australië gebleven toen mijn vader naar Nederland kwam voor mijn moeder. Eén ding wist ik zeker; ik ging niet naar Australië. Ik moest niet eens nadenken over die dingen. Het had geen eens zin. Ik stapte de ambulance in.

Een niet zo lang stukje dit keer, anders moest ik gelijk twee a4tjes plaatsen haha.

“Wat gaan ze met haar doen?” De man was mijn enige steun op het moment. Hij was vriendelijk voor me, had me beloofd met me mee te gaan naar binnen. Maar hierop had hij geen helpend antwoord.
Hij liep met me mee naar binnen. De ziekenhuisgeur was gelijk aanwezig en het zag er deprimerend uit, hoe erg de medewerkers ook hun best hadden gedaan om het nog enkele kleur en vrolijkheid te geven. In mijn betraande ogen zag de hele wereld er slecht uit. Zonder Miriam zag álles er slecht uit.
“Eerst gaan ze haar onderzoeken, of er schade is,” zei hij, “als er schade is gaan ze haar hoogstwaarschijnlijk opereren. De wonden op haar hoofd moeten sowieso gehecht worden.” Ik slikte even. Niet dat ik dit niet verwacht had, het was meer dat hij het ook verwachtte. Hij was hier de professional. “Je kunt wachten in de wachtkamer, of naar de kinderhoek gaan. Misschien ben je daar al wat te oud voor.”
“Ik… eh… Ik kijk wel even.” Hij glimlachte even zacht naar me.
“Nogmaals, je bent erg dapper, Devonne.” Zijn stem bevatte meer liefde dan die van mijn moeder ooit gedaan had. Ik wilde bij hem blijven, aan zijn been hangen dat hij bij me moest blijven zolang het ging duren. Vragen of hij een vaderfiguur voor me kon zijn. Hoe graag ik dat ook zou willen, dat kon natuurlijk niet. Het was gewoon een ambulancemedewerker die me echt niet verder ging helpen, hoe aardig hij ook deed. Dat viel buiten zijn baan.
“Dank u wel,” zei ik. Mijn ogen waren nat, maar er kwamen geen tranen. Het enige wat ik was was angstig en in paniek. Ik had de tijd niet eens om te huilen – zo voelde ik me. Wat had Miriam er nou aan als ik nu een potje ging janken? Niets. De situatie was veel te onzeker en dan wist ik nog niet eens wat er ging gebeuren met mam!
Mam… shit.

Wauw, verder!!