[Verhaal] Slapen onder de sterren

http://www.fotoaanpassen.nl/tmp/img-53617a64b52fe/step0003.jpg?1398897691630

Lilah

Vroeger dacht ik altijd dat sterren echt platte, gele dingen met vijf punten in de lucht waren. Nu weet ik wel beter. Soms zou ik willen dat ik daar was. Ver weg van dit alles en ergens daar in het universum, zonder zorgen. Ik bedoel geen zorgen zoals dat je kleren wel of niet bij elkaar passen of dat die ene jongen je wel of niet leuk vind, maar echte zorgen. Waar je vannacht moet slapen en of je morgen nog wel eten hebt. Dat zijn echt zorgen. Mijn zorgen.

Ik loop door de winkelstraat. Iets wat ik duizend keer per dag doe. Ik heb niets beters te doen. Toch koop niets. Ik heb simpelweg geen geld. Het beetje geld dat ik nog heb moet ik bewaren voor eten. Behalve wat geld, de kleren die ik aanheb en nog wat kleren in mijn rugzak heb ik alleen nog mijn schrijfblok, pen en mijn skateboard, dat ik ergens gevonden heb. Mijn maag rommelt. Ik twijfel even of ik iets zal kopen. Gewoon een klein broodje. Dat kan toch geen kwaad? Ik voel ik mijn zak. Nog maar €20,-. Hoelang kan ik daar nog van leven? Een week, misschien twee weken. Ik heb geleerd met geld om te gaan. Ik had honderd euro en na een maand is daar nog twintig euro van over. Maar daarna? Wat dan? Ik zucht. Toch maar een broodje. Ik loop in de richting van de supermarkt.
Overal zie ik vrolijke mensen. Groepjes tieners die samen lachen. Een moeder met een klein meisje dat haar ijsje opeet. Bij de kassa van de supermarkt lacht de medewerker me vriendelijk toe. Er gaat een schok door me heen als ik hem herken. Dit is niet zomaar iemand. Dit is mijn beste vriend, of eigenlijk was hij mijn beste vriend. En hij herkent me niet. Niet dat dat erg is, dat is de bedoeling.
Ik heb mezelf zoveel mogelijk verandert. Mijn tuttige kleren verruilt voor een jeans en een sweater. Mijn ballerina’s voor sneakers. In plaats van een haarband een muts. Ik heb zelfs een piercing genomen. Ik heb gekleurde lenzen ingedaan. Mijn bruine ogen zijn nu blauw. Niet dat je daar veel van ziet, want ik draag altijd mijn zonnebril.Ik heb mijn bruine haar heb ik lila geverfd. Paarse en lila strepen, licht en donker door elkaar. Dat is mijn nieuwe identiteit. Ik noem mezelf geen Emma meer. Ik heet vanaf nu Lilah. Niemand zal mij herkennen. Zelf James niet. Zelfs mijn ouders niet. De kleren had ik al. Ik had honderdtwintig euro. Twintig euro voor de piercing en de haarverf. Niet slecht toch?

Ik ga op een bankje zitten als ik buiten kom. Rustig ga ik mijn broodje op zitten eten. Opeens voel ik een hand op mijn schouder. Ik kijk op. James! “Ken ik jou, je komt me zo bekent voor.” Ik moet een glimlach inhouden. Dit is echt een slechte openingszin als hij me probeert te versieren. Maar dat doet-ie niet. Hij heeft me gewoon herkent. Ik dacht dat mijn vermomming zo goed was. Niet dus. “Ehm, nee sorry, ik denk dat je je vergist hebt. Wij kennen elkaar niet.” Ik gris mijn rugzak van het bankje en doe hem op mijn rug. Dan loop ik met grote passen weg, zonder nog een keer om te kijken. Ik weet niet waar ik heen ga. Ik zie wel waar ik kom. Ik volg de sterren. Ik weet nog niet waar ik slaap. Waarschijnlijk onder de sterren. Het kan best, het is warm. Ik heb mijn sweater in mijn rugzak gepropt en mijn jeans verruilt voor een short.

Kun je je niet beter met 1 verhaal tegelijkertijd bezighouden?

Ik heb te weinig geduld. Ik verzin de hele dag dingen. 's avonds schrijf ik dat op. Meestal ben ik aan zo’n 2/3 verhalen tegelijk bezig. Die vul ik steeds een stukje aan. Nu ben ik met twee bezig, twee heel verschillende. En nog eentje die ik eigenlijk al helemaal af heb, maar het schrift waar het in staat ligt thuis en ik ben logeren.

Leuk! Ben benieuwd

Ik houdt het niet uit hier in de stad. Ik volg de grote wegen de stad uit. Hoe verder ik van de stad loop, hoe meer de verharde wegen in landweggetje veranderen. In de verte zie ik het bos. Ik loop in een stevig tempo door. Het is vanaf hier nog ongeveer een kwartier lopen.
Als ik onder de eerste bomen doorloop, ruik ik gelijk al de typische boslucht. Ik ben al heel lang niet meer in het bos geweest.
Ik kijk even naar de lucht. Het blijft voorlopig nog wel droog, maar ik moet wel een plek vinden om te slapen.
Ik loop over de bospaden. Opeens zie ik iets. Ik loop ernaartoe. Tegen een boom zijn planken gespijkerd. Kunstig gecamoufleerd, op één na. Ik kijk omhoog. Tussen de bladeren verstopt is een boomhut gebouwd. Ik leg mijn spullen op de grond en klim naar boven.
De hut is stevig en goed overdekt. Van wie zou hij zijn? In de hut liggen een matras en een deken. Ik kijk naar beneden. Niemand.

Kars

Als ik weer bij mijn boomhut aankom, zie ik een meisje omhoog klimmen. Onderaan de boom liggen een rugtas en een skateboard. Wat doet zij hier? Mijn hut is goed gecamoufleerd en ligt ver van het pad. Misschien blijft ze daar wel. Dan heb ik geen slaapplaats.
Ik duik weg achter een omgevallen boom. Ze mag me niet zien. Ik moet iets verzinnen om te zorgen dat ze weggaat. Ik grinnik. Maar denken met een lege maag gaat niet. Ik haal een broodje en een stuk chocola uit mijn tas en eet wat. Het werkt, want ik heb een idee.