[Verhaal] Opgesloten

Deels verzonnen, deels naar eigen waarheid. Ik weet nog niet goed wat ik ermee wil…

Hoofdstuk 1

Ik kijk hem aan. Ik zie de tranen in zijn ogen, maar ik kan er niks aan doen. Ik voel ook de tranen opkomen in mijn eigen ogen, maar ik probeer ze te verbergen. Ik wil niet dat hij ze ziet. Hoe graag zou ik hem nu een knuffel geven. Maar het mag niet. Ik mag geen gevoelens voor hem krijgen. Niet hier, niet nu.
“Het spijt me. Het spijt me echt…”
Mijn mond beweegt, maar de woorden die eruit komen, kan zelfs ik bijna niet horen. Toch weet ik dat hij het heeft gehoord, want ik zie een kleine twinkeling in zijn ogen. Hij snapt het. Hij begrijpt mij. Voordat ik de kamer verlaat, geef ik hem nog een kleine kus op zijn wang. Zijn wang, ruw maar toch ook zacht. Ik wil zo graag zeggen dat ik van hem houd, maar hoe kan ik hem dat vertellen?

22-10
Lief dagboek, waarom word mij niks gegund? Waarom mag ik nooit eens genieten en gelukkig zijn? Ik heb er genoeg van. Ik wil genieten, ik wil gelukkig zijn. Ik wil verliefd zijn en hand in hand door het bos lopen. Ik wil een leven met mooie en fijne momenten, herinneringen waar ik met een goed gevoel op terug kan kijken. In plaats daarvan zit ik hier. Opgesloten.

Ik vind hem goed :slightly_smiling_face: Ik ben benieuwd naar het volgende stukje! xx

Terwijl ik in gedachten verzonken zit, word ik ruw gestoord doordat er iemand op mijn deur klopt
“Ja?”
De deur gaat voorzichtig open en Mark steekt zijn hoofd om de deur.
“Kom je? We moeten ze gaan.”
“Ik kom eraan! Geef me een minuutje, ik ben bijna klaar.”
Hij knikt ter goedkeurig en doet dan de deur weer achter zich dicht. Ik leg mijn dagboek naast mij neer en pak mijn schoenen die onder het bed staan. Ik trek ze aan, sta op en kijk nog even snel in de spiegel voordat ik mijn jas pak en de deur uitloop. Ik heb helemaal geen zin in PMT, maar het zal wel moeten. Als ik de hal in loop, zie ik dat iedereen al staat te wachten. Jack staat schuchter achter de groep en kijkt naar beneden. Hij durft me niet aan te kijken. Ik hem ook niet. Nu we met de groep helemaal compleet zijn, maakt Mark de deur open en lopen we allemaal naar buiten.
De wind waait fel in mijn gezicht. Het is koud, dus ik verschuil mijn gezicht nog verder achter mijn sjaal. Ik moet denken aan het gesprek met Jack. Ik ken hem helemaal niet op die manier. Nooit eerder heb ik hem zo kwetsbaar en bang gezien. Hij is altijd de stoere jongen; de jongen die nergens bang voor is en nooit ergens voor zal terugdeinzen. Maar dit keer leek het een kleine jongen, met een klein hartje dat is gebroken door de dingen die hij in het verleden heeft meegemaakt. En voor één keer liet hij mij zijn hart zien. Eén keer, en waarschijnlijk nooit meer.
Na een kleine wandeling zijn we aangekomen bij de sportzaal. Als ik opkijk, zie ik dat iedereen rode wangen heeft van het sneeuwballengevecht, wat mij volledig is ontgaan. Ik loop bedeesd achter de groep aan naar binnen. Elke keer weer als we die zaal inlopen, zakt de moed me in de schoenen. Mij gaat dit dus echt nooit lukken. Ik weet het zeker.
Deze keer gaan we voetballen. De goals zijn al opgezet en de bal ligt netjes in het midden op ons te wachten. Maar voordat we mogen beginnen, krijgen we nog een kleine uitleg. Ik ben benieuwd wat we dit keer gaan doen.
“Jongens, het is de bedoeling dat jullie proberen te scoren. Elke keer dat jullie scoren, is een punt waard. Wat we aan het eind met die punten gaan doen, vertel ik jullie dan wel. Succes!”
De teams worden verdeeld en het spel is begonnen. Door het gesprek met Jack, zit ik niet lekker in mijn vel, dus ik sukkel er maar een beetje achteraan. Hopelijk vindt de begeleiding het goed genoeg.

Ik heb nog even niet het verhaal gelezen, omdat ik eigenlijk al afhaakte bij de doorgestreepte zin.

Je geeft aan dat je niet goed weet wat je ermee wilt. En in die zin bedoel je, neem ik aan, hoe het verhaal gaat en hoe je het gaat schrijven. Het is natuurlijk wel belangrijk dat je van te voren weet hoe je je verhaal gaat brengen, hoe de verhaallijn ongeveer gaat etc.

Dit is mijn advies en ik hoop dat je er iets aan hebt. Dit is namelijk best belangrijk voordat je hier een verhaal post. Straks kom je vast te zitten, wat dan?

Succes nog! :slightly_smiling_face:

uppje? klinkt leuk.

@ Thumper, bedankt voor je kritiek! Maar ik bedoel er niet mee dat ik de verhaallijn nog niet heb, die heb ik wel in mijn hoofd zitten, maar ik heb 't nog nooit op papier gezet als een verhaal. Daarom is het nog even aankijken of dat allemaal wel lukt zoals ik graag zou willen :wink:

“Lana, kom op, doe eens wat actiever. Pak die bal!”
Helaas, niet actief genoeg dus. Ik probeer het gesprek met Jack van me af te zetten en ren achter de bal aan. Zo actief als ik kan, doe ik met het spel mee. Ik maak zelfs een doelpunt, en daarna nog één. Maar voldoening geeft het niet. Er is nooit iets dat mij voldoening geeft. Ik voel de haat weer opkomen en ik voel me machteloos. Na een halfuur voetballen, wordt het spel eindelijk gestaakt. Ik hijg nog na, maar ik merk dat ik door het rennen wel even nergens aan heb kunnen denken. Voor een kwartiertje was mijn hoofd even leeg, en dat voelde goed! We gaan met zijn allen in een kring zitten. Niemand die weet wat we met de punten moeten gaan doen, dus allemaal kijken we verwachtingsvol naar Trudy, onze therapeut.
“Jongens, jullie hebben allemaal punten gescoord. Het maakt niet uit hoeveel. Of je er nu één, twee, of misschien wel vijf hebt, jullie zijn allemaal ontzettend goed bezig geweest. Voor elke punt die je hebt, ga je nu een compliment voor jezelf bedenken. Je krijgt hier een paar minuten voor. Daarna wil ik van ieder van jullie horen welke complimenten jullie hebben bedacht.
Ik hoor gewoon de voldoening in haar stem. Ze wordt er gewoon gelukkig van om ons miserabel te laten voelen. En dat is dus waarom ik PMT zo haat. Waarom kunnen we niet gewoon alleen maar sporten en dat therapeutische gedoe achterwege laten? Elke keer opnieuw probeer ik mee te doen en zoek ik naar dingen waarover ik mezelf een compliment kan geven. Ik doe echt mijn best, maar er is gewoon niks. En elke keer opnieuw laten ze mij beseffen dat ik nooit eens iets goed kan doen. Snappen ze dan niet hoeveel pijn mij dit doet?
Eén voor één vertellen de anderen hun complimentjes. Het verbaast me elke keer opnieuw dat sommigen er echt geen moeite mee hebben om zichzelf een complimentje te geven. Waarom kan ik dat niet? En ondertussen word ik steeds banger, want mijn moment komt steeds dichterbij. Nog 3 voor mij, nog 2, en dan ben ik. Iedereen kijkt mij aan. Alle aandacht is op mij gevestigd.
“Ehm, ik weet het niet.”
De woorden komen uit mijn mond alsof ik een heel klein, bang en verlegen meisje ben. Zo voel ik me ook. Ik durf de rest niet eens aan te kijken, laat staan de therapeut. Ik ben bang voor haar reactie.
“Kom op, Lana, je kunt het best.”
Ik voel de woede opkomen. Ze snapt het echt niet, verdomme. Ze snapt mij niet, en dat zal ze ook nooit doen. Ik kijk naar Trudy met mijn ogen vol vuur.
“Ik zei toch, ik weet het niet!”
Deze keer klonken mijn woorden harder en feller door de zaal heen. Ik voel dat de aandacht van iedereen op mij gefocust is. Het maakt me onzeker. Het voelt alsof ik iets verkeerd doe. Alsof niemand begrijpt waarom dit zo’n groot probleem is voor mij.
“Lana, kom op.”
Ik hoor het ongenoegen in haar stem. Ze kan het niet uitstaan als ik niet mee wil werken. Ze vindt dat ik me aanstel, en dat maakt mij alleen maar bozer.
“Je kunt toch zeggen dat je het goed vindt van jezelf dat je twee keer gescoord hebt? Het is maar een voorbeeld, maar er zijn zoveel dingen die je kunt zeggen.”
En met deze woorden heeft ze het echt verpest bij mij. Ik word woedend. Ik voel mijn ademhaling versnellen, terwijl ik mijn handen tot vuisten bal. Ik zou haar zo graag door elkaar willen schudden, maar ik weet dat als ik haar ook maar met één vinder aanraak, het gruwelijk heb verpest.
“Ik weet niks en ik zeg ook niks!”
Ik schreeuw nu naar haar terwijl ik opsta en heel hard wegren. Ik duw de deur open en ren naar buiten, zo hard als ik kan. Ik hoor dat Mark achter me aan rent, maar ik weiger te stoppen met rennen. De tranen stromen nu over mijn wangen. Ik voel me onbegrepen. Alle onmacht die ik voel, komt er nu uit terwijl ik heel hard wegren.
Ik weet dat ik niet mag wegrennen en dat ik heel veel problemen zal krijgen, maar ik kan niet anders. Ik moest daar gewoon weg, ik had het geen seconde langer uitgehouden. Ik ren het bos in en verschuil me achter een boom. Ik hoor Mark mijn naam roepen, maar in plaats van te reageren, laat ik mij voorzichtig op de grond vallen. Langzaam krijg ik mijn ademhaling weer normaal en ik hoor Mark het bos uitlopen. Een uur zit ik daar; bewegingsloos. Ik staar voor me uit en probeer mijn hoofd leeg te maken, maar het lukt niet. Alle haat tegenover de Wederik, maar vooral tegenover mij zelf, voel ik steeds sterker worden, totdat het mij volledig overneemt.

Ah, oke, in die zin. Veel succes dan! En een upje voor je verhaal.

Je schrijft best fijn en op een paar taalfoutjes na steekt alles goed in elkaar. Er zit nog niet echt veel spanning in, maar ik ben wel benieuwd naar het vervolg. Ik volg in ieder geval!

Als ik merk dat ik helemaal alleen ben, sta ik op en loop ik naar het kleine vijvertje midden in het bos. Het is heel erg afgelegen en de rust die het vijvertje uitstraalt doet mij goed.
“Hoi Lana.”
Verschikt kijk ik op; ik wist niet dat hier nog meer mensen kwamen.
“Wie, wie ben jij? Hoe weet je hoe ik heet?”
Tegenover mij staat een man. Ik schat hem rond de 28. Hij heeft een kleine baard en zijn blonde haren waaien in de wind. In zijn ogen zie ik een blik die ik niet goed kan omschrijven. Iets moordlustigs; iets ontzettend beangstigend.
“Doet het ertoe hoe ik heet?”
Hij grijnst gemeen naar mij en plotseling zie ik in zijn hand de zon weerkaatsen op iets dat glimt. En dan besef ik dat hij een mes in zijn handen heeft. Ik raak in paniek, wat moet ik hiermee? Wat wil hij daarmee? Hoe kom ik hier weg? Ik kijk verwilderd om mij heen, maar de enige manier om hier weg te komen, is door langs hem heen te glippen en dat gaat me nooit lukken. Hulpeloos kijk ik rond, maar er is in de buurt niemand die mij zou kunnen helpen.
“Het heeft nou al lang genoeg geduurd.”
De angst wordt alsmaar groter. Ik snap het niet. Wat heeft er nou al lang genoeg geduurd? Hij komt langzaam op mij afgelopen. De grijns op zijn gezicht wordt alsmaar groter. Moordlustiger. Alsof hij er plezier in heeft mij zo bang te maken.
“Wat, wat wil je van me?”
Hij hoort de angst in mijn stem en ik zie dat hij alleen maar meer geniet. Ondertussen staat hij recht voor me, zo dichtbij dat ik zijn adem bijna kan voelen. Ik sta vastgenageld aan de grond, bang om ook nog maar één beweging te maken. Ondertussen speelt hij met het mes, alsof hij wil laten zien hoe soepel hij er mee om kan gaan.
“Wat ik wil? Dat jij er niet meer bent.”
En dan opeens pakt hij het mes stevig vast, houdt zijn hand in de lucht en met al zijn kracht zie ik het mes op me af komen. Ik begin keihard te gillen. Ik doe mijn handen voor mijn gezicht, in de hoop dat als ik het niet zie, het ook minder pijn zal doen. En enkele seconden wacht ik, doodsbang. Totdat ik voorzichtig door mijn vingers kijk. De man is weg. Ik sta hier alleen, en het lijkt alsof er nooit iemand anders is geweest. Ik ren snel het bos uit, terug naar de Wederik.

22-10
Lief dagboek, mijn leven is een hel. Ze hebben al mijn vrijheden afgepakt omdat ik ben weggelopen. Ik mag nu zelfs in de weekenden niet eens meer een paar uur naar huis toe. Ik haat ze. Nog even, en ze hebben alles afgepakt van mij. Maar ik weet gewoon niet meer wat ik met mijn leven aan moet. Ik lijk steeds meer de controle over mijzelf te verliezen en er gebeuren dingen die ik niet kan verklaren. Ik ben zelfs bijna vermoord door een onbekende man! En ik weet niet eens waarom. Ik ben bang, lief dagboek, doodsbang. Waarom wil iedereen mij dood hebben?

Ik leg het dagboek naast mij neer en staar naar buiten. Ik kan nog steeds niet begrijpen waarom die man mij wilde vermoorden. Het klopt niet. Ik ken die man niet eens. Toen de leiding vroeg wat er was gebeurd, heb ik maar mijn mond gehouden hierover. Wat had ik dan moeten zeggen? Ze hadden mij vast voor gek verklaard. Het voelt alsof de hele wereld onder mijn voeten verdwijnt. Alsof ik niets meer heb om mij aan vast te houden. Het is verschrikkelijk.
“Klop, klop. Mag ik binnen komen?”
Ik hoor de zangerige stem van Desiree, mijn beste vriendinnetje hier op de wederik. Ze staat in mijn deuropening en kijkt bezorgt naar mij.
“Tuurlijk, kom maar binnen.”
Ze komt bij mij op bed zitten en geeft mij een knuffel. Zonder iets te zeggen zitten we een paar minuten naast elkaar.
“Wil je vertellen wat er is gebeurd?”
Ik kijk haar aan en voordat ik het weet begin ik te huilen. Ik voel haar armen stevig om mij heen en ik weet dat ik haar kan vertrouwen. Met een waterig stemmetje vertel ik mijn hele verhaal. Hoe ik me voelde, hoe ik dacht de controle over mezelf zou verliezen en hoe onbegrepen ik me voelde. Ik had gewoon rust nodig, en daarom rende ik weg. Af en toe knikt ze begripvol en bemoedigend. Ik vertel zelfs wat er is gebeurd bij het vijvertje en ik zie de schrik in haar ogen, maar ook het ongeloof. Nu ik het zo vertel, merk ik ook dat het heel erg ongeloofwaardig klinkt. Waar kwam die man vandaan? En als hij me wilde neersteken, waarom heeft hij dat dan niet gedaan?
“Ik weet dat het raar klinkt, maar het is echt waar.”
Met deze woorden sluit ik mijn verhaal af. Ik kijk haar aan en zie dat ze niet goed weet wat ze met mijn verhaal moet. Maar ik weet wel dat ze haar mond hierover zal houden tegen de rest en ze zal me altijd steunen, of ze het nu gelooft of niet.