1
Joyce
Ik zag het gebeuren, ik zag het verdomme gebeuren. Als ik een paar seconden eerder binnen was gekomen, had ik het zelfs kunnen voorkomen. Ik zie het nog precies voor me, hoe ze daar stond, haar houding, haar blik. Zelfs nu zat die twinkel nog in haar ogen, die twinkel waar iedereen voor viel. Ik zie ook nog steeds voor me hoe hij daar lag, stil, bewegingloos met zijn ogen gesloten. Als hij niet onder het bloed gezeten had, zou het eruit hebben gezien alsof hij sliep, maar de messteek in zijn buik maakte die gedachte ongeloofwaardig. Ik wordt hier niet beter, in tegendeel, ik was niet gek, maar voel me nu steeds gekker worden. Ik krijg moordneigingen naar haar, als ik haar op dit moment zou zien zou ik haar de nek omdraaien, zonder twijfel. Serena de la Carré, de mooiste van de mooiste, de reden waarom ijsblokjes smolten. En mijn broertje was de gelukkige, de twee tortelduifjes, en wat waren ze gelukkig. Ik was jaloers, natuurlijk was ik jaloers, wat wil je, mijn vriendje had het net uitgemaakt omdat ik niet ‘verder’ wilde gaan. Iedereen hield van Serena, ze was een deel van de familie geworden, en ik ben er nog steeds niet uit of het nu was omdat ze zo verschrikkelijk mooi was, of omdat ze écht van haar hielden.
Met mijn adem ingehouden las ik de brief die ik een paar jaar geleden geschreven had en kreeg ik het beeld van wat er op die dag gebeurde weer voor me. Ik begon me duizelig te voelen en het voelde alsof er duizend messen in mijn hart staken, alsof iemand mij een miljoen stompen in mijn buik gaf. De brief die maar een paar gram weegde, voelde aan als minstens honderd kilo.
Het was mijn broertje, mijn lieve broertje. Ik was het niet altijd met hem eens, nee, zeker niet, daarom dachten ze ook dat ik Jonathan van het leven had beroofd. Maar ik hield van hem, hij was tenminste wel mijn broertje. Op de dag dat Jonathan zijn laatste adem uitblies was hij net 16, ik 17 en zij, van wie het niet waard is om de naam uit te spreken, was ook 17. ‘’Tienermoord,’’ stond er dan ook op de voorpagina van elke krant die je maar zou kunnen bedenken. ‘’Meisje van 17 beroofde haar 16 jarige broertje met minstens 10 messteken,’’ lazen de mensen, ieder met hand voor de mond, en tranen in de ogen. Ook was ik beroemd nieuws op de tv, het journaal en dergelijke. Hoe kon zo’n lief uitziend meisje nu ooit haar broertje vermoorden, wie was er nu zo gek? Ik dus. In ieder geval, dat was wat ze dachten. Die lieve Joyce, hoe kon ze? Ze kenden mij als het vrolijke, lieve meisje uit de Meijerstraat, dat meisje met die bruine krullen en die bril. Het meisje met die fonkelende blauwe ogen en schattige sproetjes, hoe kon ze. Verdomme.
Ik was ook niet op de begrafenis. Ik was verdomme niet op de begrafenis van mijn broertje. Zij wel, dat vuile kreng wel. En ze heeft gehuild, zonder twijfel, ze heeft gehuild en een versje opgelezen, of een of ander dom liedje gezongen. Weer dat beeld voor me, hoe zij daar stond met een keukenmes in haar handen, dreigend naar mij. Ik had nooit verwacht dat ze hersens had, en dat ze het in haar hoofd zou halen mij te gebruiken. Ze vermoordde me niet, maar bedreigde me, ik zou eraan gaan als ik iets zou zeggen, en ik zou voortaan alles doen wat zij wilde. Liegen tegen iedereen, mijn vrienden, familie, de politie en noem zo maar op. Ik had toen moeten liegen, liever dood dan dit. Mijn enige geluk was dat de rechter besloot dat ik gek was, en 2 jaar TBS kreeg.
De brief is nog niet half af, maar ik kon het niet, ik kon hem niet verder lezen. De pijn die ik op dat moment voelde is onbeschrijfelijk, ik was alles kwijt, er was niemand die nog van me hield. 2 jaar had ik uitgekeken naar dit moment, en nu wilde ik het liefst nog gewoon hier blijven. Na 2 jaar was ik eindelijk vrij, maar had ik werkelijk geen idee waar ik heen zou moeten.