Verhaal:Niemandskind

Hee, ik ben net begonnen met een verhaal en eigenlijk heb ik nog geen goede titel. Dus weet je een goede titel voor dit verhaal laat maar een reactie achter:)

Intro: Merel denkt dat ze enig kind is maar in werkelijkheid is dat wel anders. Ze weet van niets af en woont samen met haar vader en oma in een klein dorp waar het op dit moment erg onrustig is. Hun rustige dorpje word aangevallen door een ander dorp. Vele mensen zijn door hun meegenomen. De enige kans op overleven voor Merel, haar vader en oma is om over het enorme hek te klimmen wat tussen de twee dorpen in staat maar dat word 24 uur per dag beveiligd. In hun reis om te vluchten komt Merel meer te weten over haar overleden moeder en komt ze er achter dat haar ouders naast haar nog een kind hadden.

Algeme info over het verhaal:
Het speelt zich af in de toekomst in het dorpje Magina. Merel, haar oma en vader wonen in een klein huisje en haar oma lijdt aan een ernstige botziekte die haar botten erg verzwakt. De ziekte is erfelijk en haar vader begint ook verschijnselen van de ziekte te krijgen. Merel is de enige die haar oma en vader nog kan redden en alles komt dus op haar neer.

Oeeeh! Het lijkt me echt tof! Ik volg!

Hoofdtstuk 1:
‘Merel kom op, zo lang hebben we niet meer!’ riep mijn vader. ‘Ik weet het! Maar wacht nog wel op mij.’ Snel pakte ik mijn spullen bijeen en mikte ze in een stoffen zak die vol met gaten zat. Nog even of ze waren bij ons huis.
De Santazianen waren al bijna bij onze straat, dat kon ik horen. Nog even keek ik in mijn tas of de belangrijkste dingen er in zaten en ik rende naar de straat waar mijn vader en oma al stonden. ‘Eh, ik denk dat we maar snel richting de muur moeten’ zei ik onzeker. Hoe moest ik dit ooit gaan overleven met een oma die haast niet meer kan lopen en een vader die waarschijnlijk net zo word?
Geen tijd om over na te denken, eerst maar eens zorgen dat ik uit onze wijk kom. ‘Ik krijg last van mijn rug’ zei mijn oma. ‘Daar kan ik nu eventjes niks aan doen, we zijn bijna bij de muur’ loog ik. Ik wist dat het zeker nog wel een uur zou duren voor dat we bij die muur zouden komen en als we bij de muur zouden zijn was het ook nog maar de vraag of we er over zouden komen.
Ik hoorde de mensen gillen, huilen en de Santazianen lachen en schreeuwen. Ik dacht aan mijn buurmeisje wat nu waarschijnlijk óf niet meer leefde óf in een grote wagen als slaaf zou worden meegenomen. Alles beter dan een slaaf van de Santazianen zijn.
‘Merel, ik kan echt niet meer’ zei mijn oma. Mijn oma bij mijn vader op de rug zetten was ook geen optie aangezien hij ook niet meer de beste rug had. ‘Klim maar bij mij op de rug’ zei ik, ook al wist ik dat ik dat niet lag zou vol houden. Mijn oma’s botten waren zacht en ze woog niks. Op dat moment wilde ik niks anders dan terug gaan naar ons huisje, maar dat was geen optie. Ik moest en zal dit doorzetten het was immers mijn plan. Eindelijk kwamen we aan bij de muur maar al snel stopten we. Een aantal meter voor ons liepen een vrouw en twee kleine kinderen, wij waren dus niet de enigen die het idee hadden om te vluchten. De vrouw keek om zicht heen en probeerde zich door een klein gat in de muur te wringen maar nee, het lukte haar niet en ze bleef vast zitten.
Niet veel later hoorde ik een knal. Wat als dat ook bij mij zou gebeuren, wat als ik dat ook probeer en ik overleef dit niet, wat dan. Dan zouden mijn oma en vader zichzelf in leven moeten houden en ik wist dat dat niet kon. Mijn oma stond met open mond te kijken. ‘Dit is echt afschuwelijk’ zei mijn vader. Ik had hier geen woorden voor en zag hoe de twee kinderen van de vrouw werden meegenomen op een kar. Snel trok ik mijn oma en vader de bosjes in, voordat wij ook werden meegenomen.
Ik hoorde een groep Santazianen aan komen en snel dook ik in een. Het geluid van de mannen kwam steeds dichter bij. ‘Stil wezen nu’ fluisterde ik tegen mijn oma en vader.
De groep mannen bleef staan bij de bosjes waar wij in zaten en even was ik bang dat ze ons zouden ontdekken. Een man riep lachend: ‘Hier zitten ze echt niet hoor dat durven ze niet want ze zijn oh zo bang voor de muur.’ De anderen soldaten lachten om deze grap en ze liepen door.
Voor één keer was ik blij dat de Santazianen ons mietjes vonden. Ik kroop de bosjes uit om te kijken of er nog iemand stond maar de soldaten waren niet meer te zien. Ik keek of ik door het gat heen zou passen maar ik wist dat dat nooit zou gaan lukken. ‘Merel, pas op!’ zei mijn vader.
Snel deinsde ik achteruit, wat was dat? Boven mijn hoofd vloog een rood met grijs vliegtuig. Ik dacht na en kon me herinneren dat rood en grijs de kleuren van de Santazianen waren. Blijkbaar waren er dus ook vliegtuigen om de muur te beschermen. ‘Dit gaat niet werken Merel, het is al laat en we kunnen beter een slaapplek gaan zoeken’ zei mijn oma.
Ik zag dat mijn oma zich niet lekker voelde en ik had opeens verschrikkelijke medelijden met haar. Zij wist zelf waarschijnlijk ook dat ze niet ging overleven. ‘Ik denk dat dat ook een beter idee is’ zei ik ook al wilde ik het liefst nu al over die muur heen.
Een slaapplek in de buurt van een enorme muur vinden was moeilijker dan ik dacht. Uiteindelijk vonden we een grote struik waar we erg krap lagen maar het kon net. Ik deed die nacht geen oog dicht, ik voelde me verplicht om mijn vader en oma in leven te houden.
Stemmen! Snel dook ik weg, maar het klonken niet als stemmen van de Santazianen maar van gewone dorpelingen uit Magina. Een meisje van mijn leeftijd, een jongen van een jaar of zestien en een kleiner meisje liepen langs.
‘Wacht! Wat gaan jullie doen?’ riep ik naar hun, waarom ik dat deed wist ik niet maar misschien konden zij ons helpen. De jongen en het meisje keken verschrikt om. ‘Gewoon’ zei de jongen en hij wilde doorlopen. ‘Wat gewoon?’ vroeg ik. ‘Gewoon wat iedereen probeert, vluchten’ zei het meisje en ze begon een beetje zenuwachtig te worden. ‘Wacht! Wij gaan met jullie mee misschien zijn we met meerderen mensen sterker’ zei ik en ik schudden mijn oma en vader wakker.
De jongen en het meisje zeiden niks maar ik liep naar ze toe. ‘Zo, jullie gaan dus ook over de muur heen’ zei ik. ‘Ja, wel proberen’ zei de jongen. ‘Ik ben Merel, misschien even handig om te weten.’ ‘Christina, ik overleef dit toch niet dus waarom vertel ik dit aan jou’ zei het meisje kortaf. ‘Ik ben Samuel, het belangrijkste op dit moment is dat we die muur over komen en je kan op z’n minst een gokje wagen want als je hier blijft ga je ook dood’. ‘Daar heb je gelijk in, mijn vader en oma kunnen beiden niet meer zo goed lopen maar ik doe alles voor ze.’

Dankje!

Hoe oud is Merel? Omdat ze zegt een meisje van mijn leeftijd en een jongen van 16. Is Merel ouder of jonger dan 16?
Echt wel mooi verhaal!

Sorry, beetje stom om dat er niet bij te zetten:) Merel is in dit verhaal ongeveer 14-15 jaar

Leuk!
Kleine tip: misschien wat alinea’s invoegen, net zoals een paar leestekens.

Dankje:) Ik typ mijn verhalen op word en als ik het dan op girlscene invoeg zijn ze opeens weg. Heeft iemand misschien een oplossing hiervoor?

Verloren zus/dochter
Niemandskind
Zusterband
Bloedverwante

Wat titels die in me op kwamen, misschien raak je er door geïnspireerd!

Leuk verhaal! Ik ben benieuwd!

Heel erg bedankt! Ik vind Niemandskind erg toepasselijk! Er gebeurt namelijk nog iets in het verhaal wat daarmee te maken heeft:)

Lijkt me een spannend verhaal, ik ga volgen! :grinning:

Haha, leuk:) Sowieso iedereen die me volgt bedankt! Toen ik hier mee begon (vandaag dus haha) had ik niet verwacht dat er iemand was die dit zou gaan volgen maar morgen plaats ik een nieuw stuk (denk ik) dan denk ik wat meer aan alinea’s.

‘Nou, eh oké. Onze ouders zijn al gepakt en het laatste wat hun gezegd hebben was dat we moesten proberen om onszelf en Myra in leven te houden. Maar ja, dat gaat nog al moeilijk met al die bewaking.’ zei Christina en ze keek even in de ogen van haar kleine zusje.
‘Heftig verhaal, ik hoop dat niet iedereen over de muur probeert te komen’ zei mijn vader. Samuel lachte en zei ‘reken daar maar wel op, iedereen die überhaupt nog in leven is probeert erover heen te komen.’ ‘Misschien ook wel handig want dan kan iedereen er tegelijk overheen, ze kunnen vast niet op iedereen schieten’ zei ik. ‘We zullen zien, we zullen zien’ zei mijn oma somber.
Opnieuw stonden we bij de muur en het was een stuk drukker dan gisteren. Er stonden ongeveer twintig mensen voor de muur en er was geen bewaking. ‘Het is nu of nooit’ riep ik tegen iedereen en blijkbaar begrepen ze het want de hele menigte probeerde over de muur over eronderdoor of oor een gat heen te kruipen.
Ik probeerde het ook maar ik zat vast. Ik trok en probeerde mezelf los te maken maar het lukte niet. Ik hoorde mensen krijsen en gillen die zaten waarschijnlijk ook vast. En toen kwam het ergste, ik hoorde de knallen. Ik wist dat het met me gedaan zou zijn en bereidde me voor op de dood. Daar kwam al een Santaziaan aanlopen. Ik had het kunnen weten, dit gat is veel te klein voor een mens om door heen te passen. De Santaziaan keek me recht in de ogen aan. Ik schrok me dood, dit was geen Santaziaan dit was Samuel.

trouwens voor dat ik reacties krijg over hoe je in godsnaam in een muur kan blijven vast zitten. Het is een muur van zakken. Ik weet niet hoe je het uit legt maar het zijn allemaal opgestapelde zakken en er staan wachttorens enzo

Woehooo hij moet haar redden!! Super verhaal trouwens

Meer! Geweldig. Vind het echt spannend en je schrijstijl is ook leuk om te lezen

Wauw, ik word echt heel erg blij van deze reacties! Haha, ik dacht dat dit een flut verhaal zou gaan worden;p

Heel erg bedankt! ik ben al bezig met meer. Dat komt morgen denk ik nog online:) of vanavond

‘Snel! Ik geef je een zetje’ hij gaf me een zetje en ik kwam door de muur heen. Tot mijn verbazing stonden mijn oma, vader, Myra en Christina allemaal aan de andere kant van de muur. Als enige. De rest van de mensen was in de muur vast blijven zitten of had geprobeerd er over heen te klimmen en was aan het elektronische prikkeldraad blijven hangen. Tijd om om me heen te kijken waar we heen moesten was er niet omdat de Santazianen nu echt kwamen. ‘We kunnen niet gaan, Samuel is er niet’ zei ik, hij was immers de gene die mij heeft geholpen.
‘We moeten, mijn broer red zich wel. Dat weet ik’ zei Christina. We draaiden ons om en liepen maar ergens heen, we waren hier nog nooit geweest. ‘Waar zijn we’ vroeg Myra. ‘Dat weet ik nu nog niet’ zei Christina. ‘Zou dit Santazia zijn?’ vroeg mijn vader. ‘Misschien’ zei ik. Opeens hoorde ik een plof. Ik keek om en ik zag iets ongelofelijks. Een enorm leger met Santazianen. ‘Rennen, rennen, rennen!’ fluisterde ik tegen mijn vader en hij begreep het meteen. We rende weg maar het was al te laat voor mijn vader en oma, ze konden niet zo hard rennen. Ik moest nu kiezen, of door rennen voor mezelf of stoppen en hun redden. ‘Merel! Vecht voor je leven en maak er nog wat van. Rennen!’ riep mijn oma. Ik twijfelde nog even maar ik rende door, hoe moeilijk ik het ook vond. Na een eind rennen kon ik niet meer. Het leger was allang niet meer te zien. ‘Nu zijn we nog maar met drie’ zei ik. ‘Ja, moeten we niet terug gaan voor je vader en oma’ zei Christina. Mijn hart zei ja, mijn hoofd zei nee. ‘Nee. Dat heeft geen nut’ zei ik, hoe moeilijk ik het ook vond.
Christina, Myra en ik liepen nog een heel stuk door. We kwamen nu bij een echt dorp met huizen, flats en grote gebouwen. Een enorm gebouw trok meteen mijn aandacht. Het was groot, grijs met rood en voor de deur stopten steeds maar karren. ‘Dat zijn de slaven’ zei Christina. Kleine kinderen, bejaarden, volwassenen, iedereen zat op karren. Ik hoorde mensen huilen en afscheid nemen. Er werden rijen gemaakt met mannen, vrouwen, kinderen en bejaarden. Ik zag mijn vader! ‘Je vader!’ zei Christina. Er schoot maar een ding door me heen en dat was: rennen en haal je vader! Maar ik dacht ook: er is maar een ding dat straks door je heen schiet en dat is een kogel. Ik moest het doen van mezelf en misschien overleefde ik het niet maar ik had het er voor over.
‘Ik ben zo terug’ zei ik tegen Christina en nog voor ze iets kon zeggen rende ik al.

Ik kan het niet laten om nog een klein stukje te plaatsen dus hierbij het einde van hoofdstuk 1:

Mijn vader zag dat ik naar hem toe rende en een van de Santazianen zag dat ook. Hij pakte me, ik was er geweest dat wist ik zeker. De Santaziaan zetten zijn geweer tegen mijn hoofd maar een van zijn collega’s gebaarde dat hij dat niet moest doen. Toch trok hij het naar achter en schoot…