[Verhaal] Mitchell & Michelle

Verhaallijn (kan spoilers bevatten!)
De achttien jarige Mitchell dacht een normaal leven te leiden, te gaan studeren nadat hij zijn examens had gehaald aan de kunstacedemie. Nadat hij een aantal zware jaren achter de rug had op de straat, met drugs en meer besloot hij zijn leven weer op te pakken. Maar zodra de jongeman in aanraking komt met een giftige stof staat zijn leven opnieuw op zijn kop, Mitchell word ernstig ziek waarna hij begint te ontdekken dat hij een gave begint te ontwikkelen. Maar zijn nieuwe ontdekking, het jonge meisje Michelle zet zijn leven nog meer op stelten. Maar Mitchell is niet de enigste die met de giftige stof in aanraking is geweest, want ook begint Michelle langzaam ziek te worden terwijl geen dokter weet wat er aan de hand is. Ze sterft langzaam terwijl Mitchell zijn gevoelens voor haar groeien. Zal ze het overleven?

Ik schrijf op de dagen dat ik werk niet, dit zijn meestal maandag, dinsdag en vrijdag.

Omg lijkt me echt super vet ghe ghe :upside_down_face:

Ik ben heel erg benieuwd!

Proloog deel 1:

Milaan, 21 April 2015Milaan is in schok na een grote ontdekking. Een enorme gaslek in het welbekende cucci winkeltje in het overdekte winkelcentrum. Dichtbij de Dom. Het gaslek werd ontdekt door een jonge man genaamd Mitchell. Mitchell rook iets vreemds, begaf zich naar de vreemde geur toe waarna hij licht in zijn hoofd werd. Net voordat de jongeman dit wou melden viel hij flauw waardoor de winkel beheerder meteen wist dat er iets aan de hand was.
De brandweer is meteen ter plaatse gekomen en zo ook de ambulance. De brandweer is nog bezig met het onderzoek, maar men heeft het vermoeden van een gaslek. De winkelbeheerders waren geschokt en wouden echter niet aan het woord komen. Maar de grootste schok kwam nog wel later, toen de winkel in vlammen opging, onverwachts. De brand wist zich enorm snel te verspreiden, het vuur sloeg om zich heen. Brandde de hele winkel plat en wist alles te verwoesten. Ook werden de buurpanden ernstig aangetast en is er sprake van veel waterschade en roetschade. Milaan is in schok en zo de rest van de wereld ook. Er is momenteel nog maar één vraag die iedereen bezig houd; Hoe kan deze vreemde gaslek zo’n vuur hebben veroorzaakt, zoveel schade? Het antwoord is nog onbekend. Politie en de brandweer zijn druk bezig met een onderzoek, aanwijzingen kunnen bij de politie gemeld worden. Milaan wacht in stilte af.

Het lijkt wel alsof er draadjes aan mijn ogen hangen, draadjes met bakstenen eraan die mijn ogen dicht blijven trekken. Elke keer als ik maar één straaltje licht door laat, een klein stukje werkelijkheid zie word alles meteen weer zwart. Voel ik een steek voor mijn hoofd heen gaan waarna ik weer weg drijf. Dat moment dat tientallen handen je vast houden, je beet pakken en je ten slotte onder water trekken. Je longen zuigen zich vol met water, je verdrinkt bijna waarna de druk op de borst zo groot word. De pijn word heftiger waarna je het niet meer aankan, je drijft weg. Je raakt je bewustzijn kwijt. Zo gaat het bij mij al de hele ochtend, elke keer weer opnieuw. Elke keer weer als ik bijna weg ben hoor ik iets hards piepen. Voel ik mijn hart op hol slaan, want ik ben bang. Bang voor het zwarte, wat het met zich mee zal brengen. Mijn angst neemt mijn lichaam open zodra ik bijna weer wegdrijf, ik grijp iets met mijn handen beet. Iets wat koud en statisch een voelt waarna ik op mijn lip begin te bijten. Ik mag niet weer wegdrijven, ik moet antwoord krijgen op de vragen die door mijn hooft heen spoken. Ik moet weten waar ik ben, met wie ik ben en wat ik hier doe.
Mijn ogen weten zich langzaam weer te open, laten het licht binnen en weten een vage kamer te onderscheiden. Ze schieten naar mijn hand toe die een leuning blijkt fijn te knijpen. Een andere hand pakt de mijne vast, trekt hem uit mijn gezichtveld waarna ik de warmte van de hand voel. Wazig kijk ik naar diegene op waarna ik de ogen van een jonge vrouw zie. Ze lijkt op mij, maar dan net een tikje verzorgder. Haar haren zijn net zo as blond als die van mij, met lichte slag erin. Haar donkerbruine ogen kijken de mijne aan en dan pas herken ik haar. Nadat jaren en jaren voorbij zijn gegaan houd mijn bloed eigen zus mijn hand vast. Knijpt ze er zachtjes in en glimlacht ze naar mij. Pas op het moment dat haar lippen gesierd zijn door een glimlach zie ik waar ik ben, ik lig in een wit bed in een witte kamer. Het ziekenhuis. Maar dit is niet een gedeelde kamer, er liggen hier geen andere mensen. Is er iets ernstigs met mij aan de hand? Mijn lippen willen woorden vormen, maar mijn hoofd laat het niet toe waardoor er alleen maar een vage rimpel op mijn voorhoofd springt. Haar mond gaat langzaam open waarna haar stem duidelijk word. ‘Je bent hier naar toe gebracht na die gaslek’ bracht haar stem zachtjes uit. Voorzichtig brengt ze haar tengere hand naar mijn gezicht en ik heb geen andere keuze dan me te laten strelen. Zachtjes raken haar vingers mijn gezicht aan waarna er tranen in haar ogen verschijnen. Ze veegt mijn haar van mijn voorhoofd af waarna ze heen en weer schud met haar hoofd. ‘het is zo lang geleden dat ik je ogen zag. Het is zo lang geleden dat je vertrok’ rolt er over haar lippen heen waarna ze naar adem moet happen. Ze sluit haar ogen kort waarna ze haar hand terug trekt, er mee door haar haren heen gaat en nog een keer met haar hoofd heen en weer schudde. ‘Het heeft veel te lang geduurd’ Mijn warrige hoofd snapt niks van haar zin en daarom kijk ik haar vragend aan. Maar zij ziet mijn vragende blik niet. ‘Voordat we elkaar weer zagen’ waren haar woorden waarna er echt tranen over haar wangen heen begonnen te stromen.

Voorzichtig pers ik een glimlachje op mijn lippen waarna ze me weer aankijkt. Ze glimlacht terug en pakt mijn hand tenslotte weer beet. Nog steeds begrijp ik niet wat ik hier precies doe en nog steeds begrijp ik niet waarom mijn zus hier is. Hoe heeft ze me gevonden? Mijn hoofd is één grote warboel en daarom blijf ik haar toch met een vragende blik aankijken. ‘Je viel flauw’ verteld ze met een bezorgde blik, ik viel flauw? Maar dat geeft nog geen antwoord op de vraag waarom ik alleen op een kamer lig. Waarom ik sowieso in het ziekenhuis lig, want dat is dan toch nergens voor nodig? Pas als ik opzij kijk zie ik hoe een apparaat mijn hartslag aangeeft, hoe de slangentjes naar mijn borst toe leiden en zich vast hebben gekleefd aan mijn lichaam. Hoe ze zich vast hebben gezogen aan mij. Mijn eerst reactie is om die rare dingen los te trekken, maar mijn lichaam voelt te bezwaard. Doet te veel pijn om ook maar een enige beweging te maken en daarom laat ik het hierbij.

Omg, zo mooi stukje :flushed: Ik zweer je hebt talent!

Proloog deel 2:

Zodra ik voel hoe een pijn zich in mijn borstkas verspreid wagen mijn ogen zich wijd open, duw ik mezelf naar voren toe waardoor ik het infuus uit mijn arm ruk en een enorme wond in mijn arm overlaat. Ik kijk angstig naar mijn zus die precies dezelfde blik als mij heeft waarna ik in elkaar krimp door de pijn. Ik wil naar mijn borst grijpen maar de dokters zijn sneller dan mijzelf, ze pakken mijn handen beet. Duwen mijn wond dicht en drukken mij krampachtig achteruit. Één van de vele vage mannetjes controleert het hart apparaat naast mijn bed en schud zijn hoofd heen en weer. ‘Het is een wonder dat hij nog leeft’ rolt er over zijn lippen heen waarna mijn zus de kamer uit word getrokken, gillend en wel. Een rilling trekt over mijn rug heen als ik voel hoe de dokters een ijskoud apparaat op mijn borst planten.
Ik wil gillen, schreeuwen dat ik er nog ben, dat er niks aan de hand is, maar zodra de adem in mijn keel blijft stoken en ik voel dat ik weer naar beneden word getrokken door duizenden handen weet ik het niet meer. Is dit het moment, het moment dat mijn lichaam het niet meer aan kan. Dat mijn leven is afgelopen? Nee dat kan simpelweg niet, ik ben nog te jong. Ik moet vechten. Het vuur diep in me begint te branden, wil schreeuwen en wil mij tot leven wekken en zo weet ik mijn hand naar het apparaat op mijn borstkas te verplaatsen. Nieuwe steken met pijn vullen mijn arm, maar dit moet. Het moet. Ik duw het vreemde ding van mijn borstkas af waarna een stel handen de mijne vast pakken, mij tegen willen houden maar dat sta ik niet toe. Trillend duw ik mijn hand op mijn borstkas, trek ik als eerste een plaatje van mijn borst af en leg ik mijn hand op de plek van mijn hart. Heel even, heel kort blijft de wereld stil staan. Gebeurd er niks meer en hoor ik alleen mijn eigen ademhaling, voel ik geen pijn meer. Maar dit duurt niet lang, want ik word weer met beide benen op de grond getrokken. Dan begint alles te piepen, alle apparaten om mij heen en voel ik geen hartslag meer. Ik voel mezelf niet meer, maar het vreemde van dit alles is dat ik nog wel kan denken. Glashelder zelfs. Een tinteling vult mijn hand, ik moet leven.
Elke cel in mijn lichaam schreeuw om leven. De tinteling trekken door mijn vingers heen en vullen tenslotte mijn borstkas. Ik hap naar adem zodra ik voel hoe mijn borstkas zich weer samen trekt. Mijn lichaam verkrampt kort waarna ik mijn ogen wagenwijd opensper. Om mij heen staan geen tien dokter maar wel twintig, ze kijken me allemaal vragend aan, schudden hun hoofden heen en weer. Ze kijken me vragend aan, weten niet hoe te reageren en draaien zich ten slotte om. Gezamenlijk lopen ze weer weg, mijn kamer uit en blijf ik achter met de enigste vrouwelijke dokter die mijn infuus beet pakt en voorzichtig mijn arm begint schoon te maken. Mijn wond begint schoon te maken en ten slotte een nieuw infuus aanbrengt. Ze maakt alles weer in orde, legt het plaatje terug op mijn borst en legt ten slotte de deken verder over mijn lichaam neer. Pas op het moment dat ze de deken over me heen legt merk ik dat ik aan het trillen ben. Ik grijp mijn haar beet en schud met mijn hoofd heen weer, het begint pas nu tot me door te dringen wat er net is gebeurd. De reden waarom de dokters weg beenden, waarschijnlijk om een expert erbij te halen. Want zij snappen er waarschijnlijk net zo weinig van als ik zelf terwijl dit mijn lichaam is. Een haperige ademhaling rolt over mijn lippen heen waarna ik mezelf voorzichtig omhoog duw.

Mijn hersenen weten me maar één ding te vertellen, ik heb mezelf weer tot leven gewekt.

Wow, dit verhaal is geweldig! Nieuwe volger (:
Wel één klein kritiekpuntje… Je gebruikt tegenwoordige tijd en verleden tijd door elkaar, vaak in een zin, dat leest een beetje lastig, misschien tip?

Niet opgelet ahhaa, ik zal er om denken. Dankjewel!

Kort, omdat ik zo moet werken.

Hoofdstuk 1:
Gekleed in een rood jurkje, een zwart jasje en hakjes staat mijn zus weer voor me. Ze pulkt zachtjes aan mijn haren waarna ze mijn vest nog een keer recht trekt. Ze kijkt me doordringend aan waarna ze me zachtjes een knuffel geeft. Vandaag is het precies een jaar geleden dat ik in het ziekenhuis terecht kwam, 364 dagen geleden dat mijn hart stopte en ik de dokters vraagtekens gaf. Maar vandaag is het officieel de dag dat ik naar huis mag en alleen nog maar terug hoef te komen voor een controle van mijn bloedwaardes. Het voelt niet geheel als een bevrijding, maar het geeft me toch weer een stukje vrijheid terug die ik het afgelopen jaar niet had gekend.
Het feit dat ik nog steeds niet mag mountainbiken door het voorval maakt me aardig kwaad, maar men zegt dat dat het beste is voor mijn gezondheid. Ik zal daar denk ik maar naar moeten luisteren, een andere keuze heb ik ten slotte niet. Voorzichtig til ik mijn arm op, haal ik de mouw van mijn arm af en kijk ik hoe mijn arm eruit ziet. Tenger, dun en bottig. Het laatste jaar ben ik aardig wat afgevallen door het feit dat ik nuchter moest zijn voor verschillende operaties. Maar alle operaties hebben geen nut gehad. De vele onderzoeken zorgden voor rusteloosheid, nacht en avonden zat ik rechtop in mijn ziekenhuis bed. Spelend met mijn vingers of in het zwarte aan het staren, kijkend naar de zusters en de dokters die over de gang heen en weer renden. Mijn arm zit ook letterlijk onder de paarse en blauwe plekken. De laatste dagen hebben de dokters zoveel bloed nodig gehad voor de laatste testen dat mijn bleke huid bijna niet meer te zien is.
Mijn zus pakt mijn arm beet, rolt de mouw er weer overheen waarna ze mijn hand beetpakt. Kort kijk ik haar aan, geen idee wat ik eigenlijk moet zeggen. Moet ik haar bedanken, bedanken dat ze er voor me is geweest terwijl ik hier lag? Ik weet het heel eerlijk gezegd niet en daarnaast weet ik ook niet wat ik ga doen zodra ik een stap buiten het ziekenhuis terrein zet. Met moeite onderdruk ik een gaap die over mijn lippen heen wil rollen. Gisteravond wist ik de dokters er van weten te overtuigen dat ik me prima voelde, dat er niks meer aan de hand was. Dat ik prima ‘S nachts weer kon slapen en ik geen enkel teken van vermoeidheid vertoonde. Allemaal één grote leugen. Waarschijnlijk is mijn vermoeidheid ook aan mijn gezicht af te lezen, want een jongere zuster spreekt me aan met een bezorgd gezicht. ‘Gaat het wel?’ Ze legt haar tengere hand op mijn schouder. Een deel van mij wil hem weg slaan, ik ben zat van alle vragen. Ik ben zat van elke keer dat ik weer word aangeraakt, ik ben het allemaal zo zat. Ik ben zat van de witte muren, de witte bedden, de onderzoeken, de operaties. Ik ben er gewoon klaar mee en om die redenen zet ik een glimlachje op mijn gezicht en lieg ik, opnieuw.
‘Ja het gaat prima’ Mijn ogen ontmoeten kort de hare waarna ze haar hand van mijn schouder aflaat glijden en weer naast haar lichaam komt te bungelen. Ze knikt waarna ze mij ook een glimlachje terug werpt en ten slotte richting mijn tas loopt. Haar handen pakken de handvaten beet waarna ze hem aan mijn zus overhandigd. Felice heeft al de hele dag een glimlach op haar gezicht, ze mag eindelijk haar broertje weer mee naar huis nemen. Het moment dat we bijna weg mogen vraag ik naar een schaar wat bij iedereen zijn bedenkingen oproept. Maar toch geven ze me er één waarna ik met een soepele beweging de ziekenhuisband die zich om mijn pols heeft gerold eraf. Het bandje valt op de grond neer en zo de schaar ook, net voor mijn voeten. Niemand zegt wat, niemand verspilt er verder meer aandacht aan en laten de twee items gewoon op de grond liggen.

Gaaf! (:

Sanne: Dankjewel!

Voordat ik zelf ook nog maar een woord kan zeggen pakt mijn zus mijn hand stevig beet en trekt ze er zachtjes aan. '‘We gaan’ rolt er zorgzaam over haar lippen heen waarna ik langzaam weer in beweging kom. Ik zet mijn voet voor de andere en loop voorzichtig achter haar aan. ‘Moet je echt geen rolstoel hebben?’ Ze stopt een keer, maar laat mijn hand niet los. Ik wil haar er van verzekeren dat ik me goed voel, op en top fit. Maar doordat ze me het laatste jaar bijna elke dag heeft gezien weet ik diep van binnen dat ze me niet zal geloven als ik haar opnieuw voorlieg. Daarom laat ik mijn hoofd erbij hangen, kijk ik twijfelachtig naar mijn witte sneakers en haal ik ten slotte mijn schouders op. Ik heb geen idee, heb ik er één nodig? Zal ik zo door mijn benen heen zakken als ik nog een stuk moet lopen. Maar voor haar is de keuze al snel gemaakt, ze pakt een rolstoel die tegen een muur aan staat geparkeerd en drukt mij als een lappenpop in de rolstoel. Ze zet voorzichtig mijn tas met spullen op mijn schoot neer. Snel werpt ze me nog een bezorgde blik toe waarna ze mijn hoofd beet pakt.
‘Weet je zeker dat je je goed genoeg voelt?’ Op dit moment slaan te twijfels toe. Wat als weggaan niet de goede beslissing is? Maar een hele slechte beslissing is? Toch vind iets in mij de kracht terug, ondanks de twijfels en weet het een glimlachje op mijn gezicht te toveren, in de hoop dat het mijn zus zal overhalen. ‘Het gaat prima’ weet ik uit te brengen, ik zie diep in haar ogen dat ze me niet geloofd. ‘ik wil gewoon naar huis’ dring ik daarna aan en ze geeft toe. Ze loopt naar de achterkant van mijn rolstoel op haar hakjes waarna ze mij begint te duwen. Haar ritmische getik van haar schoenen lijd me af, laat me aan de tijden denken dat ik nog vrij was en achter dat getik aanliep. Nu ben ik te vermoeid om ook nog maar een paar stappen te ondernemen, om ook maar iets te durven. Door alle operaties begin ik mijn energie te verliezen, ik word er vermoeid van. Eigenlijk heb ik sinds mijn eerste operatie helemaal nergens meer zin in. Zodra we langs een spiegel rijden merk ik dat mijn zus een tandje bij zet, de stoel sneller en harder vooruit duwt.
‘Stop’ rolt er ruw over mijn lippen heen. Al die tijd heb ik de spiegel vermeden, omdat ik niet wou zien hoe uitgemergeld ik eruit zie. Bang voor de littekens die sindsdien over mijn armen en benen heen lopen door de operaties. Haar voeten staan abrupt stil waarna ik mijzelf wankelend uit de rolstoel duw. Voorzichtig loop ik naar de spiegel toe, sluit ik mijn ogen en raak ik de spiegel eerst aan voordat ik mezelf heb gezien. Mijn longen zuigen zich vol met lucht waarna ik langzaam mijn ogen open. In de spiegel staat een jongeman, van een jaar of achttien. Hij heeft een joggingpak aan, zijn haren staan verwilderd alle kanten op en er begint weer een klein stoppelbaardje op te komen. Onder zijn ogen staan donkere kringen, zijn ogen staan vermoeid. Langzaam trekt hij zijn vest uit, hij doet precies hetzelfde als ik doe. Het vest valt op de grond neer. Over zijn armen heen zitten allemaal blauwe plekken, in zijn elleboogholtes zitten kleine wondjes van het infuus en zo ook op zijn handen. Voorzichtig pakken zijn handen de onderkant van zijn shirt beet en trekken hem ten slotte met veel pijn over zijn schouders en hoofd heen.Zijn handen pakken zijn schouders beet, gaan over de geraffelde stukken huid heen waarna hij weg kijkt. ‘Mitchell?’ brengt mijn zus piepend uit, maar ik negeer haar. Mijn onderlip begint langzaam te trillen, de slopende weg in het ziekenhuis en nu zie ik mezelf voor het eerst sinds mijn eerste operatie, 350 dagen geleden. Alle operaties waren voor niks, er werd nooit wat uitgesloten. Eigenlijk ben ik gesloopt voor niks, voor helemaal niks. Woede begint van binnen opnieuw te koken, wakkert een vlammetje aan waarna ik mezelf nog kort een keer aan kijk. Dit keer zie ik een jongeman die rechtop is gaan staan, met tranen in zijn ogen en bijtend op zijn lip. Ten slotte rolt er een traan over zijn wang heen. De jongen in de spiegel blijft niet lang bestaan, want ik stap weg.
Ik verlaat mijn spiegelbeeld en laat me ten slotte als een lappenpop opnieuw in de rolstoel zakken. De warme hand van mijn zus raakt mijn schouder aan waarna ik voel hoe ze mijn vest om mijn schouder heen legt. Het shirt legt ze op mijn schoot neer, die laat ik daar ongeroerd liggen. Iedereen mag het weten, iedereen mag het zien. Iedereen mag zien hoe erg ik beschadigd ben voor niks. Nog meer tranen beginnen te rollen. Ik veeg ze niet boos weg, zoals ik vroeger zal hebben gedaan, dit keer laat ik ze hun gang gaat en leeg ik mezelf een keer. Opnieuw voel ik de handen van mijn zus, maar dit keer drukt ze mijn hoofd tegen haar schouder aan en strijkt ze zachtjes over mijn hoofd heen. Over haar lippen heen lopen sussende geluiden terwijl ik haar shirt nat maak. Dit lijkt haar helemaal niks uit te maken, want ze blijft me zachtjes aan raken en blijft geluidjes maken tot ik langzaam stil word en mijn haperige ademhaling het enigste is wat de stilte in de gang vult.

:upside_down_face:

Oh ga asjeblieft verder!! Ik voel nu al sympathie voor die Mitchell, hij is awesome ^^

:bowing_man: mijn broertje heet Mitchell!! Hij is nog maar 10, maar ik geloof dat hij een dikke hunk gaat worden later. He is soo adorable!! Ik ga dit verhaal zekers lezen zodra ik weer thuis ben! :grinning: (domd dat ik dit verhaal gemist heb afgelopen weken…) :cold_sweat:

Wat grappig! Het verhaal staat er nog maar kort op :grinning: Nog geen weekje zelfs!

Sanne: Dankjewel!!

Zodra ook mijn ademhaling weer onder controle is laten haar warme handen mijn schouders los waarna ze voorzichtig het vest over mijn armen probeert heen te krijgen. Ze zegt echter geen woord. Haar aankijken durf ik nu niet, daarom kijk ik naar mijn schoot, leg ik voorzichtig mijn armen over de tas heen zodra ze de mouwen over mijn armen heen heeft getrokken en ze mijn beschadigde stukken huid weer heeft bedekt. Misschien ben ik toch niet zo sterk zoals ik had gedacht en zijn de littekens privé, alleen voor mij en voor niemand anders. Zodra ze daarmee klaar is geeft ze me nog een kort knuffel en rijd ze me daarna verder. Zonder ook nog maar een woord tegen elkaar te zeggen rijd ze me richting haar auto. In de tijd voordat ik ziek werd had ik haar al zes jaar niet meer gezien, we hadden zes jaar van elkaars leven gemist. Ik heb nooit mee kunnen maken dat ze een auto kreeg of kocht, ik wist niet eens of ze geslaagd was voor haar examens. Voorzichtig maakt ze het portier van de auto open, rolt ze de rolstoel zo dichtbij als mogelijk en pakt de tas en het shirt van mijn schoot af zodat ik daar niet mee hoef te stuntelen. Langzaam duw ik mijzelf overeind waarna ik me al snel weer in de auto laat glijden, opassent dat ik mijn hoofd niet aan het lage dak stoot. Van binnen ziet de auto er aardig nieuw uit, dat zal beteken dat ze nog niet al te lang haar rijbewijs kan hebben.
De deur van de auto valt vervolgens met een dof klapje dicht en ten slotte stapt mijn zus aan de andere kant in, achter het stuur. Ze gooit de tas over haar schouders heen, de tas komt wat ongelukkig op de achterbank te recht.
‘Je gordel’ zegt ze, ze buigt zich over mij heen waarna haar handen simpel de gordel beet pakken en hem over mijn lichaam heen trekken. Daar had ik zelf niet eens over nagedacht. Als eerste zal ik nu tijdelijk bij mijn zus en haar vriendin in trekken, daar zal zij nog tijdelijk voor mij zorgen en zal ik gaan kijken hoe ik nu verder wil. Volgens mij heeft mijn zus me stiekem gewoon deze plek aangeboden om een oogje in het zeil te houden, om te kijken hoe ik het uit hou en om te kijken of ik mezelf niet van het leven beroof. Ik kwam volgens haar neerslachtig over waardoor ik al meerdere keren een psycholoog naast me had gehad. Dan keken ze me weer vragend aan, vroegen ze van alles aan één stuk door maar het hield niets uit. Ik irriteerde me alleen maar aan die vage figuren.
Zodra de motor van de auto start word ik ruw uit mijn gedachtes getrokken en laat ik mijn hand richting het knopje van het raam glijden en open ik het raam. Zodra mijn zus de auto in beweging brengt en ten slotte op het gaspendaal drukt voel ik hoe de wind mijn gezicht kust en mijn haren alle kanten op beweegt. Nog een paar honderd meter en dan ben ik buiten. De andere auto’s flitsen als een gek voorbij tot ik iets verderop de blauwe lucht zie. Sinds ik ben opgenomen ben ik niet sterk genoeg geweest om buiten te komen of ook maar aan de einde van de gang te komen. En dan zijn we der, we zijn buiten. Het is echt waar, ik verlaat het ziekenhuis. Sinds al die tijd komt er toch weer een glimlachje op mijn gezicht en rolt er ten slotte een schorre lach over mijn lippen heen. Tevreden leg ik mijn hoofd tegen de hoofdleuning aan waarna ik mijn ogen sluit en geniet van de wind die door de wrijving langs mijn wang rolt en met mijn haren speelt.

Hehe :’) vandaar dat ik het gemist heb :stuck_out_tongue: ik heb vandaag lekker de tijd om te lezen! Ben super benieuwd :grinning:

Leuk! :grinning:

verder!! :upside_down_face: :upside_down_face: :upside_down_face:

En heb hem helemaal gelezen!! Zielige mimi… Ga snel verder!!