‘Kom op, Valerie. Begin het schooljaar goed,’ sprak mevrouw Versteeg, van Nederlands, me bemoedigend toe. Ik knikte haar glimlachend toe, maar wist dat Nederlands hem niet ging worden. Door mijn dyslexie haalde ik nogal eens wat letters door elkaar. Ik ging zitten achterin de klas, naast Noor en achter Jaimy. De les begon, niets rust na de vakantie, gelijk weer aan het werk. Zuchtend sloeg ik mijn boek open en liet de woorden langs me heen stromen. Jaimy en Noor waren druk ik gesprek, maar ik was er niet bij vandaag.
‘Waar hadden we het ook al weer over,’ hoorde ik mevrouw Versteeg vragen. Ik keek verward op. Had ze het tegen mij? Ze zuchtte.
‘Dacht ik al.’ Ze stak een priemende wijsvinger in mijn richting, waarna ik een onschuldig gezicht trok. Toen ze weer verder ging met de les draaide Tim, een irritante jongen die dacht grappig te zijn, zich om.
‘Hello Valerie,’ zei hij halfzingend. Geïrriteerd probeerde ik hem te negeren. Wat had ik vandaag? Trok ik ze aan ofzo? Eerst Marcel, nu Tim.
‘Je haar is blond geworden, deze zomer.’ Zijn hand kwam richting mijn haar, maar ik draaide mijn hoofd weg.
‘Wat is dit…’ hoorde ik Noor naast me fluisteren.
‘Mijn haar is bruin, niet blond. En het zal nooit blond worden ook.’ Met een teleurgestelde blik op zijn gezicht draaide hij zich weer om. Ik had altijd al geweten dat die niet helemaal honderd procent was…
Eindelijk pauze. Ik liep met Noor het schoolplein op en keek in het rond. Ergens, in een hoek stond Noors broer.
‘Ik moet even naar hem toe,’ zei ze toen ze me zag kijken. Ik liep achter haar aan naar de jongens toe, die een beetje stonden te klieren. Nick, Noors broer, zag eruit alsof die al heel wat biertjes achterover had geslagen voordat hij naar school ging, maar dat zal wel aan mij liggen. Hij stond tegen de muur aangeleund en zijn bruine haar hing in slierten langs zijn gezicht.
‘Hallo zusje en vriendin,’ zei die melig. Een lachsalvo volgde. Ik probeerde te ontdekken wat er zo grappig was, maar tevergeefs. Noor vroeg aan haar broer of hij hun moeder nog wat gezien, maar nee. Ik wist alles over haar thuissituatie. Haar moeder was bijna nooit thuis en zat altijd met één of andere vent in de kroeg. Noor zei altijd dat ze het niet erg vond, maar ik wist wel beter.