Hoofdstuk 1.
Als ik de deur open doe waait er een vlaag wind die het kralengordijn laat bewegen met me mee.
‘Mam, ik ben thuis!’ Roep ik de woonkamer in.
‘Fijn Haas, was het leuk vandaag?’ Hoor ik mijn moeder roepen, en met een: ‘Ja hoor’ gemompel loop ik naar mijn kamer.
Haas, zo heet ik. Eigenlijk is het een afkorting van de vloek die op me neerkwam toen ik geboren werd. Eigenlijk heet ik H.A.A.S Ellener, en die letters, die staan helaas voor Hannelore Aurora Agatha Simon.
Waar die Simon vandaan komt weet ik niet precies, volgens mijn moeder is het de naam van mijn vader. Dat kan best zo zijn, ik denk dat mijn moeder zich alleen nog kan herinneren dat ze opeens zwanger van hem was.
Wat dan ook jammer is, is dat ze er niet gewoon Simone van heeft gemaakt, wat dan nog een beetje vrouwelijk zou zijn.
Mijn moeder is lief, daar niet van, maar behoorlijk verstrooid. Ze is officieel ballerina, maar na een ongelukje op het podium is dat nooit meer goed gekomen. Ze dood nu haar tijd door te schilderen en te beeldhouwen.
Ze zegt dat ik voor altijd haar muze zal blijven, en dat ik jaloersmakend mooi ben. Ze heeft ook wel gelijk, en daar zijn flink wat jongens het mee eens.
De meeste mensen noemen me trouwens Hann, en over het algemeen weet ook niemand dat ik zo’n rare naam heb.
In de formulieren staat het dan wel, maar ik zorg er altijd voor dat mijn roepnaam Hann is. En als er dan iemand vraagt of ik een Duitse naam heb, dan zeg ik altijd maar ja. Weten zij veel!
Mijn moeder heeft trouwens een hele normale naam, zij heet gewoon Sophia. En hoe mijn vader heet dus alleen omdat mijn moeder ooit in een dronken bui eruit heeft gefloept dat ze nog steeds van ene Simon hield. De link had ik snel gelegd, vooral toen ik een tijdje later haar dagboeken vond onderin een kast. Dit zal ik later wel vertellen, want op dit moment was ik eigenlijk bezig met een introductie.
Mijn moeder noemt me eigenlijk of Haas, of Klavertje. Zoals ik al zij, ze is verstrooid en behoorlijk zweverig. Soms heeft ze een melancholische bui, gaat ze aan de witte wijn en knuffelt me helemaal dood. Dan roept ze dat ze zoveel van me houd en dat ik haar maar nooit meer moet verlaten. En natuurlijk ook dat ze niet zonder me kan. Dat vind ik hartstikke leuk om te horen, maar ik ben ondertussen aangekomen bij de respectabele leeftijd van 17 en wel twee maanden, dus ik denk dat ze maar aan het idee moet gaan wennen dat ik er binnenkort gewoon niet meer ben.
Althans, dat zeg ik nu wel leuk, maar of ik ooit verder kom dan een half ontplofte woonwagen weet ik niet. Die woonwagen is trouwens geen grapje, die hebben we in de achtertuin staan, en ooit heb ik per ongeluk het fornuis laten ontploffen. Ik was die dag mijn moeder een beetje zat, en ben toen weggelopen. Heel ver was ik dus niet, en heel lang bleef ik niet verstopt want toen ik het koud had en het fornuis aanzette ontplofte die zo ongeveer.
De vlammen kwamen uit het dak en terwijl mijn moeder gillend naar buiten kwam was ik al ontsnapt en hysterisch naar een emmer aan het zoeken. Eind goed al goed, ik kreeg twee dagen huisarrest (mama is vrij soepel) en moest heilig beloven het nooit meer te doen.
En toen ik dat deed kreeg ik champignonsoep, mijn lievelingseten, dus dat was goed geregeld vond ik zelf.