Hey, hier is deel 2. Veel plezier met lezen, 
19 Juli 2013
Om acht uur hoor ik mijn ouders vertrekken. Ik doe geen eens meer de moeite om ze uit te zwaaien. Het is niet nieuw meer voor mij, dat ze elke ochtend weg gaan. Als ze mij om kwart voor acht roepen om te zeggen dat ze naar het werk gaan, negeer ik ze en doe alsof ik slaap. Dat deed ik dus een kwartier geleden ook.
Na een half uur sta ik op. Ik schuif mijn voeten in mijn sloffen en wandel naar de badkamer. Ik schrik. Ik zie er niet uit! Mijn gezicht is bleek en heb gigantische wallen onder mijn ogen. Snel gooi ik een plens water in mijn gezicht en loop naar beneden.
Het is stil. De enige die ik hoor is mijn hond Quincy. Wat zou ik vandaag eens gaan doen? Na eventjes nadenken besluit ik om Ellie te bellen. Ellie is mijn beste vriendin.
Ik pak de telefoon en toets Ellie’s huistelefoon nummer in. Ik lijk wel gek om op dit tijdstip te bellen. Ik tel hoe vaak de lijn overgaat. 1,2,3
‘ Hallo met Sandra’
‘ Hallo, met Nina. Is Ellie er ook? Of slaapt ze nog?’
‘ Ellie ligt inderdaad nog te slapen. Ik denk dat het beter is als Ellie vandaag niet gaat afspreken, voor als je dat wou gaan vragen. ‘
‘ Ja, dat wou ik vragen , inderdaad. Gaan jullie vandaag iets doen dan?’ zeg ik. Misschien wat brutaal, maar Sandra is de moeder van Ellie. Ik ken Sandra, Ellie en haar vader al jaren.
‘ Nee, maar Ellie is moe. Ze heeft nogal last van nachtmerries. Daar heeft ze je vast al over verteld.’
‘ Ja klopt. Maar ik ga ophangen. Wens haar maar sterkte van mij. Doeidoei’ En ik hang op.
Ellie heeft mij inderdaad wel eens verteld over haar nachtmerries, maar ze wil er nooit wat over zeggen.
Ik leg de telefoon weer op de houder en loop naar de keuken om mijn brood te smeren.
Na een uurtje doe ik Quincy aan de lijn en besluit een lange wandeling met hem te maken. Samen lopen wij door het park en lang de vijver. Het gaat goed, zo goed zelfs dat ik Quincy los doe. Hij loopt voor mij uit. Op een gegeven moment zie ik hem in de verte staan. Luid blaffend en grommend. Ik ren naar hem toe. ‘ Quincy, af.’ Roep ik, maar hij gaat door. Quincy blaft alleen als hij gevaar ziet. Hij blaft niet om katten, andere honden of wat voor dieren dan ook. Hij blaft alleen naar mensen die hem bang maken. Daarom denk ik ook dat er iemand in de bosjes zit. Ik durf niet te kijken. Snel doe ik Quincy aan de lijn en trek hem mee. Als ik weer met hem verder loop hoor ik voetstappen achter me. Als ik me omdraai, zie ik niks. Helemaal niks.