[Verhaal] Hout

[b]Hierbij een nieuw verhaal van mij, hoera, ik kan echter niet beloven dat ik regelmatig zal posten -al zal ik proberen om dat minstens één keer per week te doen. Dit omdat ik het erg druk heb met school (en sociale leven) en schrijven vooral ontspanning is, iets waar ik helaas niet zoveel tijd voor heb als ik zou willen.

Alleszins, ik hoop dat er animo is voor dit verhaal (ik geef geen korte samenvatting, kom er zelf maar achter over wat het gaat) en ik zou zeggen: geniet ervan![/b]

Proloog

Hij had nooit een naam gehad. Of toch geen echte. Geen naam waar hij zich verbonden mee voelde, die een soort macht over hem uitoefende. Hij wist dat namen macht hadden. Hij had het vaak genoeg gezien en gevoeld bij anderen. Een naam kon ervoor zorgen dat je jezelf terug vond wanneer je dreigde te stikken in herinneringen en pijn. Een naam kon er tevens voor zorgen dat je jezelf verloor, voor altijd.

Het hout van de tafel waaraan hij zat was verweerd, gemorste drank van jaren zorgde voor ontsierende vlekken, al kon je de vlekken ook bekijken als herinneringen. Afdrukken van het verleden. En hoewel het verleden soms ontsierende vlekken achterlaat op je ziel of op je lichaam, is het slechts boeiend op hout. Aan het verleden van anderen is niets ontsierend aan, op zijn minst is het oninteressant. Maar vaak, al te vaak, vertelt het ons dingen. Leerrijke dingen, interessante dingen, dingen die je leven zouden beïnvloeden moest je ze weten of zelf hebben meegemaakt.

Die ene vlek linksboven op het tafelblad, zelfs eerder een vage veeg dan een waarachtige vlek, zou je het verhaal kunnen vertellen over een eenzame jongen die hier ooit werkte. Een jongen die na een tijd zelfs niet eens meer probeerde om vrienden te maken, hij viel buiten de boot. Was ‘te anders’, zoals hem zo vaak werd voorgehouden. Hij werkte en werkte, van voor zonsopgang tot ver na zonsondergang, hoopte op die manier een beetje erkenning te krijgen. Misschien zelfs geaccepteerd te worden. Mensen zijn echter wreed, oh zo wreed. Op een dag, ergens net na het invallen van de duisternis, werd hij buiten opgewacht, en hoewel onze jongeman helemaal niets slechts van zin was en dat ook nooit eerder was geweest, sloegen ze op hem in, keer op keer. Hun botte gereedschap, normaal gebruikt voor het dagelijkse werk, vervormd tot dodelijke wapens. Splinterig hout drong in zijn gezicht, zaagtanden kartelden zijn huid. Een verroeste schaar kuste hem keer op keer, nam zijn linkeroog mee in een innige omhelzing.
Zijn belagers schepten er plezier in om hem dit aan te doen, ze genoten van zijn pijn. Zijn uitroepen, zijn tranen, het geplengde bloed.
Toen ze klaar waren, lieten ze hem achteloos achter. Zelf besloten ze, vermoeid als ze waren van al die lichamelijke inspanning, een hartige drank hun tongen en kelen te laten strelen.

Ze zaten aan deze tafel. De vlek, de véég, die te zien is, is het bloed van de jongen. Het spreekt voor zich dat die jongen nooit meer opstond. Nooit meer het ochtendgloren in ogenschouw nemen kon. Het spreekt voor zich dat zijn belagers, deze mannen, zelf geen greintje schuldgevoel voelden en nog jarenlang leefden. Ze stierven van ouderdom –en mocht er ooit één van hen ook maar een greintje schuldgevoel hebben gevoeld, dan was dat gevoel vast te verwaarlozen.

In die nacht feliciteerden ze elkaar, mepten ze elkaar gelukwensend op de schouder: “Dat hebbie goed gedaan!” en dronken zich laveloos.

Ze stierven allemaal van ouderdom, of zo werd toch gedacht.

Eiiindelijk! Yes. Jij schrijft zo ontzettend geweldig, echt :grinning: Ik heb je vorige verhaal ook gevolgd (toen heette ik nog Fivenne), dus deze zéker ook!

Wat een gaaf stuk! Je vorige verhaal was ook prachtig geschreven, dus ik volg :grinning:

Ahw wat lief van jullie! Ik zal proberen deze avond/straks nog een stuk te posten :grinning:

Wauw, dit sprak me gelijk zo aan! Ik volg!

Imterressant. Ik wacht op meer.

Ben benieuwd. :slightly_smiling_face:

Hij ontwaakte in een lijkenhuis, klaar om onder de grond te gaan en om de wormen van zich te laten smullen. De pijn was verzengend. Niet dat zijn ontwaken echt “ontwaken” was in de reguliere zin van het woord, hij sloeg niet zijn ogen op, hij kreunde niet, hij bewoog zelfs helemaal niet. Lichamelijk was hij nog steeds quasi dood. Het was zijn geest die langzaam aan weer bij bewustzijn kwam, die traag maar zeker zijn herinneringen liet terugkomen en in elkaar liet vloeien. Het was zijn geest die hem verbood te sterven. Want aangezien hij geen familie, geen vrienden, kortom niemand, had die zich ongerust maakte om hem, uitkeek naar zijn herstel, moest hij zelf maar uitkijken naar zijn herstel. Naar zijn wederopstanding uit de zogenaamde dood, niet dat hij echt klinisch dood was geweest, hoogstens had hij even in een soort slaap verwijld, zijn geest de kans gunnend om de kwellingen te ontvluchten. Maar nu was hij dus weer terug. Gehavend dat wel, en dan spreken we enkel nog maar over zijn geest, maar vastbesloten om te herstellen. Voor zijn familie. Voor zijn vrienden. Voor iedereen die om hem gaf. Enkel hijzelf dus. Hij had al lang geleden besloten om zijn eigen familie en vriendenkring te zijn, daar er niks anders scheen op te zitten. Een beslissing die hem nu van pas zou komen, want ieder ander zou eraan onderdoor zijn gegaan om wakker te worden in een lijkenhuis, met de kennis dat niemand, maar dan ook echt niemand, zit te wachten op je herstel.

Het eerste dat hem te doen stond waren de losse fragmenten die zijn herinneringen bleken te zijn, weer in de juiste volgorde te zetten. Zijn geboorte. Het café. De allesoverheersende pijn. Hierna moest hij de kracht zien te vinden om zijn ogen op te slaan, iets wat verrassend veel kracht kostte. Zijn oogleden drukten zwaar op zijn oogkassen en geesteskracht scheen niet genoeg te zijn om zijn ogen te dwingen de wereld om hem heen te aanschouwen. Het feit dat zijn geschonden gezicht stijf stond van het geronnen bloed, hielp natuurlijk ook niet echt. Na ettelijke malen te proberen, had hij eindelijk succes. Met een, voor hem, onmenselijke krachtinspanning gingen ze open en kwam hij tot de ontdekking dat hij nog maar langs één kant zag. En zelfs dat maar wazig. Ze hadden hem van zijn zicht beroofd.
Net als dat ze hem van zijn ongeschonden huid hadden beroofd, nadat hij eenmaal weer zijn spieren kon controleren, liet hij zachtjes zijn vingertoppen over zijn huid glijden. Het voelde als een rotslandschap. Overal geronnen bloed en bulten, een paar uitstekende –gebroken- botten, een paar kuilen. Misschien dat “kuilen” niet echt de juiste benaming was, maar soms bleven zijn vingertoppen haken in een soort van –meestal- ondiepe holtes. Gaten, als het ware, in zijn huid. In zijn lichaam. Plaatsen waar geen huid meer lag, waar de vetrand blootlag of zelfs dieper. Hij was verminkt. Ze hadden hem niet alleen zijn oog ontstolen, maar ook zijn zijdezachte huid. De huid van een jongeling. De jongeling die hij voorheen plachtte te zijn was verdwenen, degene die nu ontwaakte was een man. Hij verfoeide zijn zwakke, goedhartige karakter van voorheen en nam zichzelf voor om zich te herpakken. Hem zouden ze nooit meer raken, nooit meer pijn doen. Of het nu lichamelijk of geestelijk was. Hij zou sterker zijn dan zij, hij zou harder zijn dan zij. Hij, hij zou gevoelloos zijn. Ze zouden er spijt van krijgen, boeten zouden ze. Misschien niet nu, misschien niet snel, maar ooit zou hij op hun graf dansen en spugen op hun botten.
Maar dat zouden pas zorgen zijn voor later, eerst moest hij hier zien weg te komen. Liefst voordat er besloten werd hem in een koud graf te leggen en hem te bedelven onder aarde, want dat scheen hem niet echt een fijn vooruitzicht te zijn. De kou die zou doordringen tot diep in zijn botten, het eeuwige donker, om nog maar te zwijgen over het gebrek aan lucht. En lucht is toch een essentieels iets, laten we eerlijk zijn. Zonder lucht, zuurstof, geen leven. En zonder leven rest je niets anders dan de dood, een eeuwige donkerte waar je kwelgeesten voor eeuwig rondspoken in je geest. In sé niet zo heel anders dan nu dus. Al zou de dood ook een niets kunnen zijn, wie zal het zeggen. Over niets is zoveel gefilosofeerd als over een mogelijk leven na de dood. Het enige probleem is dat het bij filosoferen zal blijven, je kunt niet even verwachten een voorproefje te mogen nemen van de dood en dan terug te keren naar het leven om iedereen over je bevindingen te gaan vertellen. Dat werkt zo niet. Al heb je natuurlijk, door de loop der jaren, genoeg mensen gehad die beweerden met de doden te kunnen spreken. Mensen die beweerden boodschappen van, de jouw ontvallen, geliefden te kunnen doorgeven. Leugenaars. Allemaal. Stuk voor stuk.

Niet dat hij ontvallen geliefden had, of geliefden in het algemeen. De enige persoon die hem zou kunnen ontvallen was hijzelf. Wat de grootste beweegreden was om beter te worden, voor zover hij ooit nog zou beter worden. Sommige beschadigingen kunnen nu eenmaal nooit ongedaan worden gemaakt. Om nog niet te spreken van alle lichamelijke beschadigingen waar hij voor de rest van zijn leven mee zou moeten rondlopen, met een beetje geluk zou hij ze na verloop van tijd vergeten. Zou hij misschien zelfs vergeten hoe hij ze had opgelopen. Zou hij met het verstrijken van de tijd niet enkel hun bestaan vergeten, maar ook de pijn van het anders-zijn. De pijn van het niet geapprecieerd worden en bruut worden weggeduwd. Met een beetje geluk zou hij misschien zelfs vergeten wie hij was en wie hij hoopte te zijn. Hij zou misschien zelfs zijn dromen vergeten, zijn zoete doch pijnlijke dromen. Zoet om te hebben, een beetje hoop te koesteren, pijnlijk omdat ze nooit uit zouden komen. Enkel de grond ingeslagen. Keer op keer.

Hij zou zichzelf opnieuw uitvinden, hij zou de man worden waarvan hij hoopte dat hij hem nooit tegen zou komen. Hij zou de man zijn die niemand graag zag verschijnen doch geen toegang durfde te weigeren, als niemand hem respecteerde om wie hij was, dan zouden ze hem maar respecteren om wat hij anders met hen zou doen. Als hij pijn leiden moest om wie en wat hij was, dan zouden anderen dat ook.

Die eerste zin, wauw. Talkin’ about de lezer vastgrijpen!

want ieder ander zou eraan onderdoor zijn gaan om wakker te worden in een lijkenhuis (moet het niet ‘zijn gegaan’ zijn?)
Wat heb jij een onvoorstelbaar mooie woordspeling en schrijfstijl *diepe buiging*

Oeh, het sprak me meteen aan! Ik volg ook!

Gaaf, je kan goed schrijven haha :slightly_smiling_face:

Dankjewel, ik heb het meteen veranderd! (Ook dankjewel voor de complimentjes haha)

Ik ga proberen om straks nog een stukje te posten en anders zal het waarschijnlijk pas voor woensdag zijn :grinning:

Maar eerst moest hij hier zien uit te komen. Een opgave die hem zwaarder viel dan zou mogen. Immers; hij leefde en de andere gasten van dit verblijf deden dat niet. Hoe moeilijk kon het zijn om een lijkenhuis te ontvluchten? Makkelijker dan er binnen te raken, wat op zich ook al niets voorstelde, want wie zou er nu ook willen binnenbreken in een lijkenhuis? Inderdaad, niemand. Waarom zou je ook? Om de lijken een bezoekje te brengen? Je te vergapen aan hun porseleinwitte huidskleur, hun vaak opgezwollen lichaamsdelen en de gesloten ogen? Degene die dat deed was ziek in zijn hoofd. Misschien dat een necrofiel wel een onuitgenodigd bezoekje aan een huis als dit wagen zou, maar iemand anders… Neen. Echt niet. Niet iemand die beweerde te functioneren zoals ieder ander. Niet iemand die wilde opgaan in de maatschappij en een “normaal” leven wilde leiden. Maar langs de andere kant, welke normale persoon werd er wákker in een etablissement als dit? Ook niet iedereen. Zodoende was een bezoekje aan een lijkenhuis, gewenst of niet gewenst, uit den boze. Voor iedereen. Toch als je nog wenste geaccepteerd te worden, ooit. Wat hij wel hoopte. Misschien wel voor de eerste keer in zijn leven. En dus moest hij dit voorval maar geheim houden, in alle stilte zelf verwerken en oplossen.
Iets dat op zich geen problemen zou mogen opleven, naar hij verwachtte, daar hij altijd alles al alleen had moeten doen.
Dus: opstaan. Gevoel in die voeten en benen krijgen en stappen. Voet voor voet, been voor been en zien dat de rest van het lichaam niet achterblijft. Klinkt makkelijker dan het blijkt te zijn. Bizar hoe moeilijk iets kan worden dat je altijd voor vanzelfsprekend hebt aangenomen. Bizar hoe je altijd hebt vertrouwd op iets banaals als twee ogen hebben, een uitstekend zicht om je van te bedienen, en hoe snel zoiets je kan verlaten. Eén oog is ook nog prima, op zich. Het is alleen niet hetzelfde als twee ogen hebben. Het is niet alleen het verliezen van zicht, maar ook het verliezen van dieptegevoel. Hoe alles ineens zo vlak blijkt te zijn…
Een teen, tien tenen. Vanzelfsprekend. Het gevoel dat je erin hebt: even vanzelfsprekend als dat de zon iedere dag opkomen zal, totdat je ze niet meer bewegen kan. Zonder reden. Ze zijn niet gebroken, ze zijn niet gekneusd. Ze zijn helemaal niets. Gewoon teen. En toch doen ze niets. Beweeg dan toch!
Voet voor voet. Schuifelen als een kreupele. Schuifelen als de kreupele die hij niet was, niet is. Een beetje mismaakt, dat wel, maar niet kreupel. Hij zal weer stappen. Niet gebonden aan deze koude vloer, die hem weliswaar omhelst, in slaap sussen wilt, maar niet liefheeft.
Zijn hand beeft, trekt quasi spastisch. Niet erg. Ze beweegt, dat is goed. Nu zijn voeten nog. Dat is belangrijker. Handen zijn niet per se nodig, voeten wel. Zonder werkende voeten en benen kom je nergens. Letterlijk. Ben je gebonden aan de plaats waar een ander je, uit liefdadigheid misschien, heeft neergevlijd.
Hij probeerde het met pure wilskracht, schoof zijn ene been naar voren. En nog een stukje. Hij lachte opgetogen toen hij viel. Het zou hem lukken. Al zou hij zichzelf liggend moeten naar voren trekken, millimeter voor millimeter. Elke millimeter was een overwinning. Een bewijs dat hij niet dood was en dat ook niet zou gaan. Het zou misschien tijd kosten, maar hieruit komen zou hij, al zouden zijn handen bloeden, zijn nagels kapot gaan en zijn tanden afbrokkelen van het herhaaldelijk tegen de grond slaan met zijn hoofd. Hij was er nog. En hij lachte. Ja, hij lachte terwijl hij zich voortsleepte, een bloederig spoor achterlatend.

Wauw, nooit gedacht dit verhaal me zo zou aanspreken. :cold_sweat:

Ik heb het echt ontzeeeettend druk gehad (en nog steeds), maar ik probeer om zo snel mogelijk (ten laatste dinsdag) te posten!

Upje!