ik ga het gewoon nog een keer proberen.
Het is 13:56.
“Iedereen heeft dromen. De mijne zijn gepaard met fantasie en overdrevenheid. En schoonheid. Schoonheid boven alles. De schoonheid van zonsondergangen op het strand. Van een bloem die net ontluikt. Van dat ene nummer die tot op je botten doordringen. De pracht van dat ene stukje landschap of van de kleur perfecte kleur paars die de hemel doet schitteren. Ik kan er in verdrinken en nog zou ik blij zijn.
Ik droom over koppels met hun verborgen liefde, die vluchten voor het leven naar een betoverde plaats, een plaats waar alleen geliefden hun toevluchtsoord konden vinden. Alleen die geliefden. Ik droom over ruïnes die na eeuwen verval een prachtigheid hadden voortgebracht, in elke gleuf en elke groef hadden felgekleurde bloemen hun plaats gemaakt.
Ik droom met mijn leven.
Je denkt vast wel dat ik niet zomaar iemand ben, maar dat ben ik wel. Zomaar iemand die gewoon geniet van de dromen die ze heeft.
Op een school met vierduizend zeshon 4683 leerlingen val je niet snel buiten de normale regime maar val je ook niet op. Behalve als je uitzonderlijk mooi, intelligent of stoer bent. Mensen die niet de “ware-ik” zijn. Maar dat is het net, denk je ook niet. Dat is net waarom wij “normale mensen” (definieer normaal) niet opvallen, omdat we niets specials hebben, niets groots. Althans, dat is wat het overgrote deel van de bevolking denkt als je voorbij loopt. Ik val niet op, zegt men. Dus val ik niet op. Ik verdwijn in de zwart massa.
Liefs,
Kamilla”
Ik lig met mijn ellebogen op mijn kussen op mijn bed en staar naar buiten, met het verse dagboek nog steeds voor me. Ik sla hem zuchtend dicht en draai me dan om en staar naar het plafond. Mijn plafond is niet leeg, zoals bij de meeste mensen. Mijn plafond is niet eens bedekt met sterren die een zeer zwak aftreksel zijn van de werkelijke schoonheid. Mijn plafond is mijn persoonlijke schat, letterlijk. Na ja, zonder het persoonlijke gedeelte dan.
Ik glimlach, strek mijn arm even naar hem uit, kom overeind, zoek mijn afstandbediening die ik uiteindelijk vind in een lege zak chips die in een schoen is weggestopt en zet de televisie aan. Play. Even op en neer naar beneden om een mandarijn te pakken (is weer iets anders dan wekenlang op chips te moeten hebben geleefd) om nog net op tijd aan te komen om de aankondiging te zien. Ik ga drie centimeter van de kleine televisie af zitten en begin al bijna te zwijmelen. Het is 14:38, het is hunkaanbiddingtijd.
ehm ja
“Mijn televisie is weer afgepakt.”
Dat is het enige wat ik mijn dagboek schrijf. Normaal ben ik niet zo depressief als het lijkt, maar ik heb op dit moment geen vrolijke gedachten die welkom (en nuttig) zijn in mijn dagboek. Dat zal alleen maar zulk soort dingen zijn als “O my gosh, hij is zo lekker!”. Opnieuw en opnieuw en opnieuw. Met wat variatie natuurlijk.
Mijn televisie is weg. Mijn ouders zijn beneden. Muziek heeft me nooit geboeid. Ik heb al mijn boeken uit. Dus wat moet ik in vredesnaam gaan doen?
Ik zit op mijn bed en denk.
Ik lig op de grond en denk.
Ik denk erover om op mijn kast te klimmen en daar te gaan denken. Maar net op het moment dat ik mijn voet op de eerste plank wil zetten, hoor ik de deur beneden dicht slaan en bedenk ik me dat het misschien toch niet zo’n heel goed idee is. Ik leun in het raamkozijn en zie dan pas dat het eigenlijk een prachtige dag is. Ook hier denk ik even, dan scheur ik naar de badkamer, neem een snelle douche, scheer mijn benen – een leuk zomerjurkje met behaarde benen eronder alsof het winter is, is nu eenmaal geen fraai gezicht – en trek mijn kleren aan.
Mijn vingers sluiten zich om een appel. ‘Ben wandelen. Voor ’t eten thuis. Doei mam,’ zeg ik razend snel.
Het is 14:34 en ik voel het. Ik voel dat vandaag de dag is. Ik weet alleen nog niet wat voor een dag. Er gaat iets gebeuren. Een lach bekruipt me. En ik begin te zingen en te dansen. Tot ik door heb dat ik midden in een mensen massa sta en dat ik het centrum van aandacht ben geworden. Misschien was die zwarte massa toch wel beter.
Ah, hier is het. Mijn route. Ik kan niet echt zeggen dat het een geheime route is, maar toch weer een beetje wel. Je moet op het pad tussen een paar net niet recht op een lijntje staande bomen ergens rechts afslaan en een sluier van bladeren opzij slaan om het pad wat tevoorschijn komt te aanschouwen. Ik heb het gevonden toen ik zelf nog maar zeven was. We liepen hier, mijn ouders en ik, maar ik liep een beetje achter. Ze hadden geen aandacht voor mij en ik ook niet voor hen. Dus besloot ik maar dat het een geschikt moment was om rechtsaf te slaan. En voila, ontdekt geheime pad. Dat niet zo geheim is, aangezien ik er een paar dagen later andere kinderen doorheen zag zien gaan.
Maar het was prachtig daar. De paarse bloemen die lieflijk uit de rotsen staken en de waterlelies die een witte schittering waren in de kabbelende beek die langs het paadje liep. En de zon. De zon was mijn grootste geheim. Als je precies op het goede punt gaat staan – geen decimeter er naast – kan je tot verre zien hoe de zon in de beek weerspiegeld. Hoe hij de perfecte goudgele glans geeft aan het hoge gras. Als je goed kijkt, kan je zelfs de zon zien stralen in de zee.
Ik neem op de terugweg de route langs de kade. Met de zon in je rug op een late middag en de zilte lucht in je neus kan je heerlijk genieten van de zee die zachtjes fluistert met de wind.
Mijn schoenen klakken op de planken van de steiger en ik overweeg even om mijn schoenen uit te doen en in het water te gooien. En er zelf misschien maar achteraan te springen. Maar nee, ik moet al bijna thuis zijn.
Twee jongens zijn in een weilandje naast de kade met een rugby aan het gooien en ik sla ze een tijdje gade. En daar zie ik hem. Nee, onmogelijk. Ik doe nog een paar stapjes naar voren. Nog een paar, tot ik nog geen twee meter van de jongens vandaan sta.
doorgaan! maar waarom heb je een engelse titel voor een nederlands verhaal?
kom ej vanzelf achter
trouwens, engelse titels vind ik op de een of andere manier mooier… (engels uberhaupt vind ik mooier, maar ja)
‘ Hey, aren’t… aren’t you… umm… aren’t you David Finnigan?’ Mijn stem stokt, maar ik kan het niet laten om het te vragen. Nee het is hem niet.
‘Never mind, I made a mis…’ begin ik.
‘ Yes, I am David Finnigan,’ onderbreekt hij mij, ‘and who are you, if I may ask?’ vraagt de blonde jongen die dus wél David Finnigan blijkt te zijn.
‘ I’m… I’m Kah…’ Duizeling en alles wordt zwart.
De zon schijnt door de gordijnen precies op mijn gezicht en ik voel een zachte streling over mijn wang. Mijn kussen is lekker warm. Net als mijn bed en ik wil er nog niet uit. Maar ik voel dat het tijd is om op te staan. ‘Mam, hoe laat is het?’ Haar hand veegt een plukje haar uit mijn gezicht en ik hoor gelach. Een lachje die ik niet helemaal kan plaatsen.
‘What are you talking about?’
Mijn ogen schieten open en ik staar in twee grote grijsblauwe ogen. Ik schiet omhoog. Ik denk er niet eens over na, zodat mijn hoofd ergens tegenop knalt. Ik hoor hem achter me een pijn kreet over de zee schellen en ik kan mezelf wel vervloeken. Wat moet ik nu doen? Hem helpen of heel hard wegrennen?
‘Hey, are you okay? David. David!’ Dat moet de andere jongen zijn.
Ik sla mijn ogen neer, zucht en draai me dan om.
‘I’m so, so sorry!’ Ik kniel naast hem neer en leg een hand op zijn schouder. Oh my gosh, ik raak David Finnigan aan! Ik kan niets aan doen, maar dat schiet toch echt door mijn hoofd. Zijn pijnkreet maakt mijn hoofd weer helder.
‘Let me see.’ Ik zijn probeer zijn handen weg te trekken maar hij houdt hem stug over neus. ‘Let me see!’ zeg ik boos en zo te zien spreekt mijn gezicht boekdelen want hij laat mij zijn handen wegtrekken. Het bloed gutst uit zijn neus en het ziet er niet zo fraai uit. Maar ondanks dat is hij nog steeds beeldschoon. Alleen David Finnigan kan dat voor elkaar krijgen. Ik zucht. ‘Pinch your nostrils, lay your head back down and take my hand.’ Hij doet gewoon precies wat ik hem vertel! Ik leid hem over het pad, volg bijna precies de voetstappen die ik net heb gezet. Ik veeg de sluier opzij en belanden op mijn pad. Alleen hij en ik. En die vriend van hem. This is going to be goooooood.
‘Hey you, loverboy. Stay with him,’ beveel ik. Die jongen is trouwens tot nu toe behoorlijk nutteloos. Hij fladdert maar een beetje rond David Finnigan heen en blijft maar vragen of het goed met hem gaat.
‘It’s going to be O-K,’ zucht ik. Alsof het een klein kind is…
Ik kruip op mijn knieën rond in het lage struikgewas. Trek af en toe een plantje naar me toe, maar uiteindelijk vind ik dan toch echt het plantje dat ik nodig heb. Ik pluk de grootste bladeren eraf. ‘Here you go.’ Ik druk de blaadjes in David Finnigans hand. Hij kijkt er even naar. ‘Put it in your nose.’
‘Wait, what?’ Het is bijna grappig om de hysterische ondertoon van de zwartharige vriend te horen. Ik zucht, alweer. Die jongen is echt om te zuchten, gaat er door mijn hoofd.
‘I found them when I played here as a kid. It really helps, like a bandage.’ Ik zie dat de vriend wil protesteren, maar David brengt de bladeren al naar zijn neus.
Eigenlijk is het geen gezicht. We zitten hier met zijn drieën op een pad dat amper is gesmeed voor twee. Eén jongen heeft bladeren in zijn neus en zit onder het bloed dat vreemde dingen met zijn uiterlijk doet (maar nog steeds geen afbraak).Daarnaast zit een jongen met een rood hoofd en een iets wat gekwelde blik op zijn gezicht, die zo te zien dolgraag wil protesteren maar wijs zijn mond houdt. En als laatst is er nog dat meisje die heel erg haar best doet om koel en normaal over te komen terwijl ze het tafereel aanschouwt.
Ik kom overeind en klop het zand van mijn jurkje af. Dan steek ik mijn hand uit naar de zwart harige jongen. Ik pak David Finnigan vast onder zijn arm en trek hem voorzichtig overeind.
‘Come on. I’ll bring you home.’ En ik leid ze weer terug naar de bewoonde wereld.
Het is lang stil en uiteindelijk doe ík mijn mond open.
‘So, what brings you here, to this tiny, tiny town?’ Ik glimlach in de hoop hem tot een gesprek te kunnen verleiden.
reacties?
ik dnek dat het wel goed is, blijf gewoon maar doorgaan.
Er zijn altijd ook nog lezers die geen account hier hebben
Ik heb al best wel veel van dit verhaal, bijna alles ook al wel gepost, maar er werd nooit op gereageerd, op een iemand na en dat was een vriendin. Dus dat was een beetje demotiverend… Daarom staat zoiets aan het begin van deze topic
‘I don’t know, actually. I’m between jobs right now so I just wanted some peace and quite. My manager of sort is part Dutch and she told me this was a lovely place. She brought me up here. So I guess I have to thank her for that.’
‘Yeah, it’s really pretty here, isn’t it. It’s a shame – well, if you could call it a shame – that I live here, so I know every pretty spot up to and including the tip of my head.’
Hij mompelt iets en ik vang een glimp op van het word ‘meant’ maar ik negeer het beleefd.
Het is weer een tijdje stil, maar het is een lekkere stilte, niet zo’n “akward silence” zoals je wel vaker hebt.
‘Sooo, we’ll just keep on going straight ahead?’ De zwartharige marcheert gewoon met zijn luide stem dwars door de heerlijke stilte en aan het gezicht van David Finnigan te zien, is hij ook niet zo blij mee.
‘Yeah,’ antwoord ik kortaf.
De wind waait zachtjes en speelt met mijn haar als ik plots blijf staan voor een Grieks ogend gebouw. De mannen kijken me aan.
‘How did you know?’ vraagt David met een oprechte verbaasde blik.
‘Well, there is a grand total of one hotel in this town, so I figured…’ Ik doe niet eens de moeite verder te gaan.
David Finnigan staart naar mij. En ik staar terug. Ik kijk in zijn ongelofelijke grijsblauwe ogen tot hij zijn ogen neerslaat, net als een onafgesproken staarwedstrijdje, maar hij kijkt niet weg. Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat de zwartharige ongeduldig naar ons zit te kijken.
‘Peter, I’ll see you inside,’ zegt David zonder zijn ogen van mij af te halen om hem aan te kijken. Peter heet hij dus. Hij gaat geruisloos naar binnen.
En David blijft maar kijken. Op gegeven moment ontdek ik dat hij een dun randje groen stiekem om zijn pupil heeft zitten en dat hij kleine bruine vlekjes in zijn irissen heeft.
‘What?’ vraag ik dan maar.
‘Nothing.’ Stilte. ‘I’m just trying to figure you out.’
Hij probeert me te doorgronden? Wat valt er in vredesnaam te doorgronden? Hij kent me nu zo’n twee uur, dus wat aan mij valt hier te betwijfelen?
‘I have no idea what you’re talking about.’
Hij glimlacht. ‘Yeah I know. So. We haven’t formerly introduced ourselves, since you past out when you wanted to tell me your name.’
Mijn hoofd wordt zo rood als een aardbei, ik voel het gewoon.
‘So, all I know about you is that you’re, say seventeen years old, you’re Dutch, I guess, and your name starts with Kah.’
Roder worden was dus mogelijk. Ik voel mijn wangen branden.
‘You’re pretty close,’ antwoord ik daarom maar. ‘Next month is my birthday, I turn eighteen, so you’re right about my age. I’m Dutch and my name is Kamilla Klarina de Jong, but you can call me Kamillia Young, or something like that.’
Hij glimlacht weer en ik vraag me echt of wat er nou zo bevredigend is aan mijn antwoord.
‘You’re turn,’ mompel ik binnensmonds.
‘I’m twentyone years old, I have to wait for another seven months until I turn twentytwo, I’m American and my name is David Gregory Finnigan but you can call me David. Or Dave. Or just honey if you prefer.’ Hij wendt zijn blik af en draait zich om. ‘Goodnight,’ zegt hij nog en dat was het laatste wat ik van David Gregory Finnigan – oftewel Dave – vernomen had.
Langzaam draai ik me om. ‘Dat was vreemd,’ prevel ik tegen het niets.
up
gefaald
up
Weet je, ik snap niet dat niemand op dit verhaal reageerd, want het is serieus heel goed geschreven!
( dat je het weet, je hebt NIET gefaald =])
Het enige wat ik wat minder vind zijn de Engelse zinnen er doorheen, wat niet betekend dat je niet netjes schrijft, want je schrjft zeker goed. Die zinnen zijn slechts een kwestie van smaak.
Dus ik zou zeggen: ga gerust verder =)
danku danku danku
over die engelse zingen: hij is nu eenmaal engels…
dan zal ik nog een stukje posten,
heb al een tijd niet meer geschreven, maar ik heb een voorraad
Ik loop met slome passen naar huis. Ik ben nog steeds verdwaasd als ik de sleutel in het gat steek en de deur open doe.
‘Kamilla?’ Mijn moeders stem galmt vanuit de keuken de gang in. ‘Ben jij dat?’
Als antwoord loop ik maar op haar af en ga starend aan de keukentafel zitten.
‘Wat heb jij?’ Ze klinkt verbaasd, maar ook een beetje afgunst kringelt door haar stem.
‘Ik had echt een bijzondere dag.’
‘Hmm-mm. Wat is er dan?’ vervolgt ze dan maar.
‘Nou ja, ik was aan het wandelen langs mijn plekje, je weet wel , langs die kade met al die bomen. En toen opeens BAM stond daar David Finnigan voor mijn neus. Na ja, ik helemaal flippen natuurlijk en toen viel ik flauw en toen had ik David Finnigan een bloedneus geslagen – na ja, niet echt geslagen, maar gewoon tegen opgeknalt. Naja dat ook niet het was eerder een botsing. Maar goed – en toen moest ik hem helpen en toen werd die vriend van hem een beetje pissig. Toen bracht ik hem naar zijn hotel waar hij echt van die vage dingen tegen me zei en toen was ik hier.’
‘Hmm-mm. Was het leuk?’
‘O ja, mam, hij was heel lief en hij deed gewoon alles wat ik zei en hij is zo…’
‘Leuk, liefje,’ paradeert ze door mijn verhaal heen. ‘Ga je handen maar wassen dan kunnen we aan tafel. KEES? KOM JE ETEN?’ schreeuwt ze naar boven.
Mijn ouders zitten te leuteren over een of ander probleem op mijn vaders werk en ik zou moeten zitten mopperen en boos zijn over het feit dat ze weer een keer niet naar mij geluisterd heeft, maar het maakte me niet uit. Ik weet wel dat ze dit soort dingen niet begrijpt. Dus eet ik rustig mijn aardappelen op en staar naar de takken van het boompje dat in de voortuin staat. Het danst harmonieus met de wind mee.
Na het eten ga ik op de bank voor het huis zitten en luister naar de geluiden die te horen zijn. De wind. Het ritselen en dansen van de bomen en planten. Een kinderlach die ergens in een achtertuin zich bezighoud. Een verleidelijke vogelroep die zich overal om mij heen ontlokt. Ik kijk naar de zon en zie haar haar laatste stralen werpen en mijn gezicht verwarmen tot ze zich weer achter de aarde verschuilt. ‘It’s dusk again. Gloam. Twilight,’ fluister ik tegen de schemering. En ik lach en ik zing. Ik zing het slaapliedje dat ooit gezongen was toen ik klein was. Ik zing het lieflijke liedje dat ik op de straten van ons dorp hoor. Ik zing het liefdesliedje dat vaak door mijn oordopjes dreunt. En het past wel bij de compositie, bij de omgeving die ik op dit moment aanschouw. Ik lach nog steeds als ik mijn bed op zoek en vredig tussen de dunne lakens kruip.
Ik word fluitend wakker. Bijna letterlijk. Het duurt even om me te herinneren waarom ik zo vrolijk ben. In mijn nachtpon huppel ik haast naar beneden en werk een geroosterd broodje met jam naar binnen. Meestal ben ik te lui om een broodje te roosteren. Maar ik ben vrolijk vandaag. Want vandaag komt mijn pakketje binnen! Vandaag kan ik me bedelven onder de nieuwe kleding die ik zorgvuldig heb uitgekozen op internet. Vandaag komt de film binnen waar ik al zolang op wacht. Vandaag is het zaterdag dus iedereen is vrij en dat betekend meer kinderlachjes, zon, ijsjes en vrolijkheid. Vandaag komt mijn loon binnen dus ook weer geld voor chocola en Ben & Jerry’s. Weer snoepjes van de Julia’s snoepwinkeltje en tijdschriften van de kruitvat. Vandaag is iedereen vrolijk.
Als de bel gaat ren ik naar de deur en ruk hem open. Mijn pakketje(s)!
Mijn ogen puilen uit. ‘David.’
up
verder!
Verder, jij schrijft echt goed!