Het ongeluk (tijdelijke titel)
Hoofdstuk 1
Ondergewaardeerd, in de steek gelaten en alleen. Dat waren de enige en juiste woorden. Zittend in mijn stoel, om mij heen kijkend. Waarbij niemand mij moest, iedereen kotste mij uit. Maar waarom? Ja, dat vertelde niemand.
*
Ik liep de klas binnen, het was al laat. Snel ging ik naast Marit zitten. Ze glimlachte naar me. ‘Emma, waarom ben jij zo laat?’ vroeg de docent. Ik keek verschrikt op, ik kon moeilijk de waarheid vertellen toch? ‘Ik ben van mijn fiets gevallen,’ loog ik. De leraar knikte alleen maar terwijl de rest van de klas zuchtte. Ze waren het van mij gewend en ik van mijzelf. Ze moesten eens weten wat erachter zat, misschien vonden ze het dan niet raar meer. Maar niemand wist het, het was mijn grote geheim.
Het was mijn cijfer die mijn dag nog beroerder liet beginnen. Wiskunde kon ik niet, ik was een regelrechte ramp. Dit keer was het een 3,2. Zo zou ik blijven zitten.
En blijven zitten zou een schande zijn, ten minste dat waren de woorden van mijn moeder. Bas was beter, Bas haalde geen onvoldoendes en stond niet op zitten blijven. Dus ik ook niet. Ik moest hem vervangen in huis, mijn broer was er niet, dus moest ik het geweldige voorbeeld persoon worden. Een confectie, ik wilde geen confectie worden, dat zou te saai zijn. Ik wilde leven, ik wilde geen school en wiskunde. Maar mijn moeders wil is wet.
Daarom moest ik maar op bijlessen, iets wat ik echt niet wilde, maar wat moest.
Marit was verliefd op Sander. Sander had met Noa en ik was ook verliefd op hem. Nu ik het zo zeg klinkt het vreselijk dom en stom. Maar mijn beste vriendin en ik zaten achter dezelfde jongen aan die al bezet was. Lachwekkend, zo zou je het ook kunnen noemen. Maar Marit wist het niet van mij, ik heb haar nooit verteld wat ik voor Sander voelde, haar reactie zou vreselijk zijn. Ze zei altijd maar hoeveel ze voor hem over had en hoe smoorverliefd ze was. Dat ik hetzelfde voelde zei ik maar niet. Het had toch geen zin, Sander was al bezet.
Sander was blond, net als ik. Mijn lange blonde haren vielen tot halverwege mijn rug, ik vond het vreselijk, het was stijl, maar ik wou krullen.
Marit en ik waren beste vriendinnen, al jaren lang. Bijna nooit ruzie en alleen maar lol. Ik hield echt van haar, als vriendin dan. We waren onafscheidelijk. En nu we allebei 16 waren zouden we deze zomer met zijn tweeën naar Laag-Soeren gaan, een plaatsje in de Veluwe, waar ik als kind wel eens eerder ben geweest.
De volgende les die ik had was geschiedenis, ik zat naast Zoë, een van mijn andere vriendinnen. We waren een groepje van vier, met daarin eigenlijk weer twee tweetallen. Joëlle hoorde er verder ook nog bij. Niemand van hen wist van mijn gevoelens af, dat kon ik ze niet vertellen.
Ik kon het Marit niet aandoen.
Mijn gedachte dwaalde af, het was dinsdag en buiten was het prachtig weer. Ik zat in de havo 4 en het ging niet echt goed. Het kwam door thuis, ik kon mijn hoofd daardoor nooit leegmaken of ook maar een beetje concentratie opbrengen. Donderdag, dus over twee dagen had ik de eerste bijles. Een jongen uit de atheneum 6 zou mij helpen. Wie het was wist ik niet. Ik hoefde het ook niet te weten, ik wilde die bijles niet. School wou mij niet, ik wou school niet. Zo voelde ik het, zo dacht ik het, dus zo moest het.
De uren gingen traag voorbij. Thuis dumpte ik snel mijn tas in de woonkamer en rende direct de trap op naar boven. Mijn moeder haatte mij en ik haatte haar. Ik wou haar niet zien en zij mij waarschijnlijk ook niet.
Op mijn kamer smeet ik mijn deur zo snel mogelijk dicht en opende ik mijn raam. Mijn kamer vulde zich met frisse lucht. Voetstappen klonken op de trap. Het dagelijkse ritueel zou weer beginnen. De deur van het kleine roze kamertje ging met en zwaai open. Ik vond roze een vreselijke kleur, nu bedenk ik me ook gelijk dat ik wel heel veel vreselijk vind, of haat. Maar 2 dingen heb ik nooit gehaat, Sander en Marit. Mijn schooltas vloog door mijn kleine slaapkamer. Met een harde knal viel het op de grond, een aantal van de boeken die erin zaten waren eruit gevallen. Ik negeerde het, het ging altijd zo. ‘Ruim je troep eens een keer op!’ riep Emily, mijn moeder.
Het ergste was mijn naam, ik was naar mijn moeder vernoemd.
‘Mens, bemoei je er niet mee!’ riep ik kwaad. Het waren haar zaken niet of ik MIJN troep opruimde. Het was ten slotte mijn kamer en mijn leven.
‘Jonge dame, zo praat je niet tegen mij!’ riep ze weer. Een paar stappen dichterbij en ik zou haar echt slaan. Maar ik wist dat ik dat niet echt zou doen.
Helaas kwam Emily dichterbij, ik rook een drank walm. Alweer. Dit was dan ook gelijk de oorzaak van het probleem, mijn moeder zoop zich kapot. Maar als ik me eens een keer laat gaan krijg ik gelijk de volle laag. ‘Ga weg mam, je hebt gezopen,’ riep ik. Het werd genegeerd.
‘Maar ik ga boodschappen doen lieverd, we eten om 6 uur, als ik terug ben over een uur heb jij je kamer opgeruimd he?’ zei mijn moeder ineens schijnheilig. Ik snapte niet waarom ze nou ineens poeslief kwam doen. Goed maken dat ze zich klem zoop? Dat deed je niet zo.
De stilte keerde terug. Maar het was van korte duur.
Mijn moeder kwam mijn kamer weer in. ‘Ik ben terug lieverd,’ zei ze. ‘Verdomme! Je zou opruimen!’ schreeuwde ze. Ik knikte alleen maar. Er stond alleen maar een kast in mijn kamer, die te klein was voor mijn kleding en andere rommel. Er heerste een korte stilte in de kamer. Totdat Emily kwaad een stapel kleding oppakte en in mijn richting gooide. Het viel mij op dat ik mijn moeder steeds vaker bij haar voornaam ging noemen. En haar als heks begon te zien.
Net voor het bed viel de stapel kleding op de grond. Een broek vloog door tegen de muur aan, maar kwam vervolgens ook ten val. En ik was ongedeerd. Mijn laptop bromde en het msn icoontje van Marit kwam in beeld. ‘Uit dat ding als ik tegen je praat!’ schreeuwde Emily. Ik lachte naar mijn moeder en keek weer naar het beeldscherm, waar Marit mij begroette. Ik zei iets terug, Emily kwam op mijn afgelopen en trok de laptop van mijn schoot. Kwaad zette ze het weg op het krakkemikkige tafeltje in het hoekje van de kamer. Stampvoetend kwam ze op mij af.
Ineens voelde ik alleen nog maar pijn in mijn maag. Ik schreeuwde het uit, maar het maakte Emily niets uit. ‘Hou op!’ schreeuwde ik toen ze mij nog een klap gaf. Met mijn handen greep ik naar mijn maag en snel hapte ik naar lucht. Emily verliet de kamer, zonder greintje spijt.