http://i50.tinypic.com/2nrpie1.png
Daar stond ik dan. Alleen op een Grieks eiland, zonder paspoort, zonder geld. Met een onuitstaanbare Australische jongen die ik wel in de buurt moest houden omdat de vriendin waarmee ik op vakantie was had besloten op avontuur te gaan met zijn beste vriend.
“Misschien moet je het eens aan de andere kant van de weg proberen.” De betweterige stem van Callum klonk weer eens in mijn oren. Het was al voor de honderdste keer vandaag en bij de tweede keer had ik er al genoeg van gehad. Terwijl ik probeerde mijn ergernis te onderdrukken keek ik hem aan.
“Goh. Denk je nou echt dat ik op jouw advies zit te wachten?” Nogmaals deed ik een poging om een auto te laten stoppen zodat ik de bestuurder kon overtuigen ons mee te nemen. Lekker ouderwets, langs de weg staan met mijn duim omhoog. Weer reed de auto door.
“Ga het anders even lekker zelf proberen, als je het allemaal zo goed weet!” snauwde ik naar Callum, die naast zijn rugzak in de dorre berm was gaan zitten. Hij mompelde iets, maar het zag er niet naar uit dat hij actie ging ondernemen.
“Sorry, wat zeg je?” Ik draaide me naar hem om en ging met een hand in mijn zij staan. Mijn andere hand hield ik ter bescherming tegen de zon boven mijn ogen.
“Dat ik tenminste aan de goede kant van de weg zou gaan staan,” antwoordde Callum luchtig. Ik trok een wenkbrauw op (iets wat ik na vele jaren oefenen eindelijk kon) en keek hem aan.
“Ik sta aan de goede kant van de weg, hoor,” zei ik. Het was nou niet zo dat de auto’s zo voorbijkwamen dat ik ze nooit kon aanhouden. Als er al een auto voorbijkwam. En als er al een voorbijkwam, moesten we geluk hebben dat de Griek achter het stuur een beetje in een goede bui was.
Met een diepe zucht kwam Callum overeind. Hij hing een hengsel van zijn rugzak over zijn schouder en kwam hij naast me staan. Zijn hand legde hij op mijn schouder en onmiddellijk deed ik geïrriteerd een stap opzij.
“Lieve Jill, laat me je een paar dingen vertellen. Ten eerste, met dat grafhoofd stopt geen enkele chauffeur voor je, hoe leuk je ook met je blonde haren wappert. Ten tweede, áls er aan deze kant al een zou stoppen zou die ons rechtstreeks naar onze beginbestemming brengen. Het is dus toch waar, dat vrouwen geen richtingsgevoel hebben.”
Beduusd keek ik hem aan.
“Hè,” bracht ik uit. Ik wist vrijwel zeker dat ik de goede kant op aan het liften was.
“Misschien had je toch maar geen dutje moeten doen,” grinnikte Callum met dat vreselijk irritante scheve grijnsje van hem. Ik onderdrukte de neiging om hem een dreun te verkopen en zette boos mijn handen in mijn zij. Ik wist dat hij gelijk had en dat ik dus na een tijdje geslapen te hebben de richtingen door elkaar had gehaald, maar dat hier geen verkeersbordjes stonden en het Engels van de meesten Grieken niet bepaald fantastisch was hielp nou niet bepaald mee.
“Had dat dan gelijk gezegd!” zei ik boos. “Weet je hoeveel tijd we wel niet zijn verloren! We hadden allang duizenden kilometers verderop kunnen zijn!”
“Ho eens even, overdrijven kan ook,” zei Callum bijdehand. “En ik heb het gezegd, jij luisterde alleen niet.” Hij stak zijn armen in de lucht alsof hij ‘eigen schuld dikke bult’ wilde zeggen en hees toen ook het andere hengsel van zijn tas over zijn schouder.
“Kom op nu, Mevrouw Ik-sta-aan-de-goede-kant-van-de-weg. We gaan nu écht aan de goede kant van de weg staan.”
Het liefst sloeg ik nu zijn hersenen in met een van de grote keien die langs de weg lagen, maar aangezien hij zojuist ook bewezen had dat hij toch nog van pas kwam besloot ik dat moment nog maar even uit te stellen, zeker toen we even later een lift kregen van een vriendelijke Griek.