[Verhaal] Geluk

Hallo iedereen! Ik ben een soort van nieuw hier, en ik wil hier graag een verhaal plaatsen. Het is natuurlijk zomervakantie, dus ik zal veel tijd hebben om te schrijven en ik zal proberen vaak te posten. Het verhaal dat ik ga schrijven is er eentje die ik eerder al heb geschreven, maar dat was in het Engels. Ik wil het nu in het Nederlands schrijven en het beter uitwerken.

Even wat informatie over het verhaal voor als je wilt lezen: het is ongeveer 1000 jaar in de toekomst en de hoofdpersoon woont in Amerika. Het is dus in het Nederlands geschreven, maar zie het als een vertaling en alles is eigenlijk Engels. Mijn Nederlands is trouwens niet super dus het spijt me alvast voor toekomstige fouten die ik ga maken en verbeter me dan alsjeblieft. Als je dit gaat lezen, heel erg bedankt! Ik hoop dat je het leuk vind.

Ahem…

Ik wou die e-mail gewoon verwijderen. Ik had het ook wel gedaan als ik daarvoor autoriteit had. Ik wou het gewoon vergeten en verder gaan met m’n leven, maar mijn leven werd er ook alleen maar slechter op. Het kon zo sowieso niet doorgaan. Ik ademde diep in probeerde me te focusen. Misschien had ik het aan zien moeten komen. Ik ging op mijn matras liggen en deed de rest van de middag niets. Ik kon het gewoon niet.

Dan kwam thuis en ik vertelde hem schoorvoetend dat hij een e-mail van de overheid had gekregen. Zijn gezicht sloeg om en hij legde meteen zijn tas op tafel. Hij opende meteen de e-mail en las het met een grimmig gezicht. Ik stond achter hem en wist niet of ik het weer wou lezen. Mijn oog viel alleen maar op dat woord. Executie. Vreselijk om weer te moeten zien. Dan’s gezicht vertrok nog meer en hij sloot de computer af. Hij keek me niet aan maar iedereen zou het zo kunnen zien. Wat heb ik misdaan? Waarom ik? Maar wij weten waarom. Iedereen van de lagere klassen weet waarom.

Die avond gingen we zonder eten naar bed. We konden allebei niet slapen, maar niet precies om dezelfde redenen. Mijn broer wou niet dood, hij wou niet dat ik alleen zou moeten wonen, want dan zou ik ook doodgaan. Ik daarintegen maakte me zorgen over mezelf. Alleen mezelf. Want ik zou me bij de ASEP aansluiten. Lieve, onbaatzuchtige Dan dacht er niet eens aan. Tenminste, daar ging ik vanuit. Dan zou niet geëxecuteerd worden en ik zou de wereld een soort van helpen. Maar het deed pijn, hoe overduidelijk mijn keuze ook was. Ik wou niet echt dood.

Die ochtend werd ik weer alleen wakker. Ik maakte alles zoals gewoonlijk schoon, behalve het raam. Ik hield niet van het raam. Ik was al snel klaar, maar het zou nog lang duren voordat Dan thuiskomt van werk. Die dag zou ik het hem vertellen, maar pas als er niets meer aan te doen was. Ik stuurde een verzoek naar de site van de ASEP en kreeg binnen een minuut al een goedkeuring. Ik had nu autoriteit om naar het militairengebouw te gaan. Ik had een afspraak voor de volgende dag om half 11. Het voelde erg somber om de rest van de dag alleen maar binnen te kunnen zitten. Ik ging dood en het boeide niemand. Dan en ik kwamen zowat om van de honger en ze wouden één van ons dood. Ik kon alleen maar in een eenzaam kamertje zitten terwijl Dan elke dag enorm hard moet werken en niet eens elke dag eten kan betalen. Gelukkig is nog een voordeel van je aansluiten bij de ASEP de klasse-verhoging. Als ik me aansluit gaat mijn directe familie en ik een rang vooruit. Dan zal meer betaald krijgen en krijgt dan een hogere levenskwaliteit.

Ik wist dat ik blij voor hem moest zijn, maar ik voelde me zo slecht. Ik was zo bang. Na mijn 12e was ik nooit meer naar buiten gegaan en nu ging ik zelfs naar een andere planeet. Om dood te gaan. Ik zat op het aanrecht en keek naar mijn handen. Er was zoveel dat ik nog niet had gedaan. Ik kon eerst nooit wachten op de dag dat ik 18 werd en dan naar buiten mocht. Ik droomde van een goede baan en 2 inkomsten hebben. Dan konden we genoeg eten en hoefde ik niet zo afhankelijk te zijn. De realiteit was natuurlijk anders en ik zou nooit een goede baan krijgen of genoeg te eten hebben. Dus dat vertelde ik mezelf. Het maakte niet uit of ik dood zou gaan. Echt niet.

Wauw, ik vind het begin super! Ik ben een volger

Dank je! Ik zal m’n best doen om je niet teleur te stellen :3

Super spannend, ik volg! Maar ik snapte deze zin alleen niet…

Ah, sorry. Dat was inderdaad nogal onduidelijk. Ik bedoelde dat hij de hoofdpersoon niet aankeek, maar ze kon zo aan zijn gezicht zien dat hij zich afvroeg wat hij had misdaan.

Ik hoop dat dat helpt!

Hey, daar ben ik weer. Ik ga maar weer eens verder.

Dan kwam thuis en ik durfde het hem niet te vertellen. Ik haatte mezelf ervoor. Ik zou naar de ASEP gaan en ik durfde het mensen niet eens te vertellen. Ik bleef gewoon stil toen Dan eindelijk weer eten uit zijn tas haalde. Warme pasta. We aten het allebij bijna meteen op, maar wisten nog wat over te houden voor de volgende ochtend. We hadden zo’n erge honger, wat nog een reden was om hier weg te gaan. Dan zou meer geld verdienen als hij klasse 4 was én hij hoefde mij geen eten te geven. Ik begon te denken over zijn toekomst, wat een gelukkige zou zijn. Er is zoveel dat hij mocht doen als hij klasse 4 was. Hij mocht met een partner samenwonen en verhuizen. Hij zou meer geld verdienen met een minder erge baan. Hij zou van mij af zijn. Ik was alleen maar een last. Ik zou het toch niet volhouden tot mijn 18e, als het zo doorging was ik een paar maanden weg van de dood. Dus, vertelde ik mezelf opnieuw, ik had niets te verliezen.

Toen we op onze matrassen lagen, kon ik wel janken. Ik had helemaal niets gezegd. En ik durfde het gewoon niet. Ik kneep mijn ogen dicht en dwong mezelf om te slapen.

Sorry iedereen, ik moet een soort van werken nu dus dit stukje was niet zo lang. Ik post later vandaag zeker nog minstens één stukje.

Jeeeeeeej, zo benieuwd!

Hoi iedereen, bedankt voor de reacties! Hier is nog een stukje.

Natuurlijk was hij weer weg. Het was niet zozeer hoop, maar ik wou gewoon dat hij er een keertje was als ik wakker werd. Ik wou gewoon weten dat hij op het matras naast me lag zodat ik me geen zorgen over hem hoefde te maken. Ik lag op m’n matras, rillend van de kou. Maar dat maakte me niet uit. Ik wou gewoon dat dit allemaal over was, dat het nooit was gebeurd. Dan en ik hoorde gewoon niet te leven. Niet in deze tijd. Ik ging rechtop zitten en haalde mijn handen door mijn haar. Ik wou het uittrekken, mijn huid openkrabben, alles overhoop halen. Ze hadden me. Alsof ik een rat was. En ik stond machteloos tegen hen, in hun kuthoofdstad in het hoogste kutgebouw. Ze zeggen een paar woorden en wij worden vermoord. Hun boeide het niet maar mij wel. Ik wou niet dood als het niet hoefde.

Ik had gedoucht en lag daarna weer op m’n matras. Ik liet mijn vingers herhaaldelijk over de rafelige stof bewegen. De computer stond aan zodat ik de tijd kon zien. Het was erg koud en ik had geen deken, maar ik droeg alleen mijn ondergoed. Ik lag op m’n rug en keek naar het grijze plafond. Hou je in. Ik probeerde het. Ik lag stil voor een paar minuten tot ik het niet meer kon. Daarna sprong ik overeind en schopte de tafel omver. En ik bleef schoppen. Mijn voet was helemaal rood en blauw toen ik besloot te stoppen. Toen ramde ik mijn hoofd nog tegen de muur.

Ik nam de trap naar beneden en het voelde magisch. Het was nog beter toen ik naar buiten liep en zachte sneeuwvlokken op mijn wimpers voelde. Het was dus winter. Ik had geen jas maar ik droeg mijn warmste kleren. Als ik gewoon hard doorliep dan was het niet zo erg. Ik kwam aan bij het station en nam de metro. Het voelde een soort van trots om groen licht te krijgen toen ik mijn vingerafdruk opgaf. Het was echt fijn om ergens heen te mogen gaan. Ik verbaasde me trouwens ook over hoe groot iedereen was. Veel langer en dikker dan ik of mijn broer. Ik zag mensen hand in hand lopen en praten. Ik zag bruin haar en blond haar en zwart haar. Deze wereld voelde ineens zo echt, niet meer als een vage herinnering. Ik weet nog wel hoe mijn vroegere klasgenoten eruitzagen. Meisjes met los haar of staarten en bijna alleen maar bruin haar. Jongetjes met kleine littekens op hun gezichten en kort of warrig haar. Allemaal in hun blauwe schooluniform. Het was een klasse 5 school, dus natuurlijk was er altijd wel iemand verdrietig. Het kwam regelmatig voor dat een jongetje of meisje huilend op school kwam omdat hun ouders opgepakt waren. Als ze verder geen oudere familie hadden stonden ze ten dode opgeschreven. En vaak was een groot deel van hun familie toch al geëxecuteerd.

Het militairengebouw was prachtig en enorm. Alles was wit en donkergroen gekleurd. Ik werd naar kamer 3E gestuurd, waar een man in een witte jas op me zat te wachten. Er was geen interview of wat dan ook. Hij nam wat bloed af en ik moest me uitkleden zodat hij me kon onderzoeken. Ik schaamde me toen hij mijn bont en blauwe voet onderzocht en de grote blauwe plek op mijn voorhoofd bekeek. Hij dacht vast dat ik mishandeld werd. Maar dat maakte ook niet uit voor het onderzoek. Ik mocht me weer aankleden en hij typte wat op zijn computerscherm. Hij vertelde me dat ik gekwalificeerd was. Dat zei hij vast tegen iedereen die hier binnenkwam, ze lieten iedereen wel in de ASEP. Nou, dat was het dan. Ik zou de volgende dag worden verwacht op het station. Super. Ik moest het nog steeds aan Dan vertellen en dat vrat aan me.

Meer!

Trouwens, ik neem aan dat je nog gaat uitleggen hoe de samenleving er precies uit ziet?

Bedankt! En ja, dat wordt nog uitgelegd hoor :stuck_out_tongue:

Dank je :grinning:

Hoi, ik weer. Hier heb ik nog een stukje.

Toen ik thuiskwam was Dan nog lang niet klaar met z’n werk. Ik had de tafel weer rechtop gezet en zat prompt op de vloer. Ik staarde naar mijn blote voet. Het deed pijn. Zo uitbarsten en mezelf verwonden was wel één van de domste dingen die ik kon doen. Toen ik opendeed voor Dan zag hij ook meteen de blauwe plek op m’n voorhoofd. Hij vroeg me wat er was gebeurd. ‘‘Gewoon een ongelukje.’’ Zei ik. Maar hoe kon ik in deze kamer een ongeluk krijgen? Alles wat er in dit appartement voorkwam waren 2 matrassen, een computer, een tafel, een wasbak, een wc en een douche. Hij keek me skeptisch aan. ‘‘Hoe dan?’’ ‘‘Gewoon, m’n hoofd gestoten.’’ Dan geloofde me niet, maar hij zei er niets meer over. ‘‘Kijk eens.’’ Zei hij, en hij opende zijn tas. Hij haalde er 2 kleine bakjes rijst uit. Ik glimlachte en pakte onze vorken van de wasbak.

We lagen net op onze matrassen, klaar om te slapen. Mijn hart klopte zwaar. Ik draaide me om zodat ik hem kon zien als het licht was. ‘‘Dan.’’ Fluisterde ik. ‘‘Ja?’’ Ik balde mijn vuisten en hield mijn ogen wijd open. Ook al kon ik hem niet zien in het donker. Hoe moest ik dit zeggen? ‘‘Ik ben gekwalificeerd voor de ASEP. Ik ga morgen weg.’’ Ik hoorde hem meteen opstaan en het licht aandoen. De blik op zijn gezicht was gewoon eng. Hij ging naast me zitten terwijl ik nog lag. ‘‘Nee.’’ Zei hij gewoon. Hij wist waarom ik het deed. Ik wist dat dat hem kwaad maakte. En hoewel dat me niet zoveel uitmaakte, voelde ik me wel schuldig over alles dat ik hem had gekost. Zonder mij hoefde hij geen honger te lijden. Dus ik zou het hem terugbetalen.

Dan had het licht weer uitgedaan en lag op zijn matras. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Want het speet me niet. Het was hem en daarna ik, of alleen ik. Maar het was oké als hij me nu haatte. Dan had lang genoeg van me gehouden. Het was alleen jammer dat hij me haatte op het laatste moment dat ik hem ooit zou zien.

Awh, snel weer verder!

Hey hey hey. Ik post helaas niet zoveel als ik gehoopt had :frowning_face: vandaag had ik het nogal druk en morgen moet ik 's middags werken. Maar ja, hier is nog een stukje voor hen die geïnteresseerd zijn.

Die ochtend werd ik alleen wakker en het brak m’n hart. Gisteravond was de allerlaatste keer dat ik m’n broer had gezien. Ik verbeet het en bereidde me voor op de grote dag. Ik liep rond in het appartement, op zoek naar iets dat ik kon achterlaten voor Dan. Maar we hadden niets. Voor misschien wel de eerste keer ooit liep ik vrijwillig naar het raam en keek erdoorheen. Het was echt een smerig raam, ik had het nooit schoongemaakt. Toch zag ik de andere gebouwen en de straat. Ik kon de mensen net niet zien. Ik probeerde kalm te blijven, diep inademen en langzaam uitademen.

Ik was naar het station gereist en liep naar een blonde vrouw in groen militairenuniform. Er waren al een paar andere mensen bij haar aangesloten. Ze konden allemaal niet ouder dan 20 zijn geweest. De mensen die bij de ASEP gingen waren meestal, misschien zelfs altijd, jonger dan 18. Ze werden vaak gedwongen door hun familie of ze dwongen zichzelf omdat een familielid anders geëxecuteerd zou worden. Want ze waren allemaal klasse 5. En dat betekende dat iedereen je haatte, dat niemand je wou zijn en dat de overheid je dood wou. Ik gaf m’n naam op en we wachtten op de rest.

De trein waar we in zaten was erg industrieel. Er waren geen ramen, harde banken en alles was van metaal. We reisden uren, waarschijnlijk door de hele staat heen, om iedereen per stad op te halen. Iedereen keek elkaar een beetje aan, maar het was doodstil. Er waren angstige en levenloze blikken. Sommige mensen leken alsof ze allang al dood waren. Ik vroeg me af hoe lang het zou duren tot we er allemaal zo uit zouden zien.

Ik wist niet echt hoe ik er zelf uit zag. We hadden thuis geen spiegel. Als ik naar bijvoorbeeld mijn armen keek, zag ik dat ik een erg bleke huid had. Dat was logisch, omdat ik al 3 jaar niet buiten was geweest. Ik was ook erg mager, maar dat viel niet op tussen deze mensen. Iedere ‘soldaat’ hier zag er bijna dood uit. Ik hoopte dat ze ons goed eten zouden geven zodat misschien sommigen het zouden overleven. De meeste bronnen die ik kende zeiden dat 1 op 6 mensen het overleefde. Ik durfde het niet te hopen, maar mijn hart bonsde bij de gedachte.

Argh… Ik had een heel stuk geschreven en toen viel m’n computer uit. En het is dus niet opgeslagen… Ik schrijf het stuk morgen overnieuw. Sorry!

Als het op Word is dan word het toch altijd automatisch opgeslagen? Maar jammer…

Upje! Vind het echt goed!

Geloof me, alles kan in de magische wereld van Word.
Vooral met werkstukken lijkt het te kunnen (weg)toveren, ik was een keer een complete kwijt :frowning_face:

Domme ik had het helemaal in het berichtvakje getypt… :c

Oké, sorry dat ik gisteren niet heb geschreven. Ik voelde me nogal ziek, maarja. Hier is het volgende deel.

Omdat de trein zo geïsoleerd was, had ik geen idee hoe lang ik erin zat. We waren waarschijnlijk bij elke stad in de staat gestopt om mensen op te halen. Maar uiteindelijk waren we bij het laatste station aangekomen. Ik stapte uit de trein en zag dat het geen publiek station was. Er was alleen personeel, niemand anders behalve wij. De muren en de vloer waren feilloos, grijs steen. Nu we in zo’n open ruimte stonden begon ik in te schatten hoeveel ‘soldaten’ er waren. 120? 140? Zoiets. Ze waren allemaal hoogstwaarschijnlijk onder de 18. Er was waarschijnlijk ook geen reden om te gaan als je 18 was. De meesten die hier stonden waren er omdat hun familie hun dwong. Het gezin zou waarschijnlijk niet overleven met zoveel leden en zo weinig geld. Ze waren natuurlijk allemaal klasse 5 burgers en ze hadden de keuze gemaakt om één van de kinderen op te geven zodat de rest kon overleven.

Dezelfde vrouw in het groene uniform liet ons in een rij in een witte tube dat naar het schip leidde lopen. In het schip was er een oudere man die ons informeerde. Hij vertelde welk nummer we waren, waar we moesten slapen, waar we ons eten moesten halen en wat het trainingsschema voor de komende 6 maanden was. Achter hem stonden zwarte dozen opgestapeld die we voor onszelf op moesten halen. Ik moest degene met mijn nummer hebben, 0601, dus ik pakte het op, liep naar de keuken om mijn eten op te halen en ging daarna naar de slaapkamer.

D6 was onze slaapkamer. Ik deelde het met 5 anderen. Mijn bed was aan de rechterkant van de kamer en ik had het onderste bunkbed. Ik zette de doos en het pak eten op het bed en ging zelf ook zitten. De kamer was helemaal wit, het plafond en de muren en de vloer. De stapelbedden waren van metaal. Het was zo interessant om al deze nieuwe dingen te zien en te voelen. En al deze nieuwe mensen, wauw. In deze kamer alleen al. Er waren 3 meisjes en 2 jongens, maar ik wist hun namen niet, niet eens hun nummers. Niemand zei ook wat, maar dat begreep ik. We waren hier allemaal om bruut dood te gaan. We waren doodsbang, niemand heeft dan zin om gezellig te kletsen.

Ik keek wat er in de doos zat, het was een uniform. Het bedekte je complete lichaam. Het voelde perfect, het was glad en flexibel en zo sterk. De romp was veel harder en van sterker materiaal. Het hele uniform was grijs en zwart. De helm die erbij zat was dun en had een ingebouwd zuurstofmasker. Ik legde het terug in de doos en at stil mijn eten op. Het was een soort soep, maar erg dik. We kregen ook een metalen fles dat we altijd konden bijvullen met water. Het was zo fijn, ik had eten en drinken en een bed. Waarschijnlijk dacht iedereen er zo over hier. Het was wel fijn, maar ik voelde een constante druk in mijn buik. Het zou maar voor zo lang duren, wanneer we bij Mars zijn zouden we binnen maanden dood zijn. En ik had geen keuze, nooit gehad.