De vrouw mengde zich erin voor Neil opnieuw iets kon zeggen. “Je krijgt zo wel een pijnstiller als het te erg wordt,” zei ze kalm.
Dat bleek echter niet nodig; ondanks een aantal korte steken, deed het middel eigenlijk niets meer dan ranzig zijn, leek het. Half gerustgesteld bleef Neil volgen wat er onder zijn huid gebeurde.
Het was gek genoeg geruime tijd later, op een moment dat ze hem al een poosje alleen hadden gelaten, dat hij zich realiseerde dat het gevoel in zijn arm extreem was afgenomen. En dan terwijl hij niet de indruk had dat dit goedje als pijnstiller hoorde te dienen. Verontrust probeerde Neil zijn vingers te bewegen. Zonder succed. Hij vloekte. Tot aan de deltaspier in zijn schouder was zijn arm zo goed als verlamd. Het bubbelen was nagenoeg over en verslagen keek Neil naar zijn nu waardeloze ledemaat. Bleef het zo? Hij zuchtte diep, even niet goed meer wetend hoe hij het had. Hij merkte dat hij bekaf was en sloot zijn ogen even.
Wat zouden ze nog meer met hem doen? Bleef het bij zijn arm? Of kon hij meer verwachten dan dat? En die man, waar was die? Zou hij hier sterven? Hij was niet bang aangelegd, maar dood wilde hij gewoon nog niet. Absoluut niet. Hij opende zijn ogen weer en staarde naar het donkere plafond. Hij had weinig hoop dat hij hier levend uit zou komen, maar nam zich voor het sowieso te proberen; hij kon niet zomaar alle moed opgeven.
Na een poosje was het over, het bubbelen. Zijn huid was weer rustig. Alle kracht en gevoel waren echter nog steeds uit zijn arm verdwenen.
Neil begon onrustig te worden. Hij was dan ook zowaar opgelucht toen de deur weer open ging. Aanvankelijk in ieder geval. De man die binnenkwam, een tot nog toe onbekend individu, liet namelijk de deur openstaan en met dat Neil een blik op de achterliggende gang wierp, kwam er daar een brancard voorbij, met een man erop. Als Neil de kleding niet had herkent had hij het niet geweten. De rijke man van eerst had namelijk geen gezicht meer.
Sprakeloos keek Neil naar de man. Deze kwam stugger over dan de rest, norser.
“Is het uitgewerkt?” vroeg hij kortaf en hij knikte naar Neil’s arm. Deze knikte slechts kort. De man had met een dik, Russisch accent gesproken, in tegenstelling tot de anderen, van wie Neil alleen gewoon Engels had gehoord.
De man kwam naar hem toe en begon hem los te maken. Van dichtbij viel het Neil op dat hij een buitengewoon pokdalige huid had en hier en daar leek het alsof er een soort zuur of iets dergelijks op zijn huid terecht was gekomen. Neil hoopte dat de zijne niet hetzelfde lot te wachten stond.
“Probeer niets. Ik heb toestemming te doen wat nodig is als je iets doet.” De zin klonk alsof hij met tegenzin uitgesproken werd, alsof de man liever niet sprak en er zelfs een heel klein beetje moeite mee had.
Hij werd naar een kamer begeleid, een andere dan die waar hij vandaan kwam. Het was meer een soort grote zaal met matrassen. De muren hier waren anders; er zat een soort pleisterwerk op, al was dat hier en daar al zover kapot dat de bakstenen eronder alweer te zien waren.
Neil kreeg een matras toegewezen dat ooit wit was geweest. Om zijn enkel werd een ketting bevestigd.
“He!”
Een gebromde waarschuwing liet hem weten dat hij zich rustig moest houden. En dat deed hij; met een nutteloze arm was hij geen partij voor de man, die redelijk zwaar gebouwd was.
Hij keek hem na tot de deur van de zaal dichtging. Hij ging op het matras zitten en voelde aan zijn arm. Het gaf een naar gevoel, iets aanraken van jezelf wat je in de betreffende ledemaat niet voelde.
Neil sloot zijn ogen. Tot voorkort was zijn leven ruw geweest, niet zonder gevaar maar over het algemeen goed. En nu… nu zag het ernaar uit dat dit nog wel eens zijn laatste rustplaats kon worden.
Bevangen door een plotselinge geestdrift, begon Neil de ketting te onderzoeken. Roestig, maar alsnog veel te sterk en te dik om ook maar iets mee te proberen. Neil’s blik ging koortsachtig door de ruimte. Iets wat hij gebruiken kon? Wat dan ook? Niets. Hij schudde zijn hoofd, stond wankel op. Normaal was hij goed in presteren onder druk, maar normaal was er vaak ook een duidelijke uitweg in zijn ogen. Nu was de situatie uitzichtsloos.
Het duurde niet lang voor een inmiddels wanhopige Neil alles had onderzocht dat hij kon bereiken. Andere kettingen, matrassen, de wanden, de vloer. Nu zat hij weer op zijn eigen exemplaar. Wetend, dat hij de uitweg hier niet hoefde te zoeken. Hij vervloekte zijn eigen onoplettendheid die hem hier had gebracht.
Voetstappen. Met een ruk keek hij op, wat een vage hoofdpijn teweegbracht. De deur ging op en een meisje met halflang blond haar werd naar binnen gedragen, gevolgd door de rijke man, wiens gezicht volledig was verbonden, op de mond na. Hij was het vooral die Neil’s aandacht trok en hoe afschuwlijk het er ook uitzag, Neil kon zijn blik niet afwenden van de horror. Beiden werden vastgeketend. Het meisje was naast Neil geplaatst, de man tegenover haar.
De deur sloot weer en daar zat hij dan, met twee bewusteloze mensen in een ruimte.
Het meisje kwam als eerste bij. Neil hoorde haar zacht kreunen op het matras naast hem en hij keek op. Haar oogleden trilden. Ze had verfijnde gelaatstrekken maar zag er desondanks slecht uit omdat ze uitgesproken mager was. Ze opende haar ogen en ineens keek ze hem aan. Hij zag haar ogen groot worden; ze had dit duidelijk niet verwacht.
“Maak je geen zorgen, doe je niets,” bromde Neil onverschillig. Hij had geen tijd voor dit gedoe; hij ging zich niet als de lieve, zorgzame jongen opstellen. Verdomme, hij had wel wat beters te doen.
Het meisje ging langzaam rechtop zitten en greep naar haar hoofd. Neil zag dat er een pleister op haar pols zat. Ze peuterde er wat aan maar liet het ding toen met rust.
Neil keek weer voor zich uit, naar de man. Naast hem hoestte het meisje, en niet zo’n klein beetje ook. Beter was het niet aanstekelijk.
De man kwam heel wat minder snel bij. Neil begon zich af te vragen of hij eigenlijk nog wel wakker zou worden. Het viel hem na een poosje ook op dat het meisje buitengewoon veel en zwaar hoestte. Ze ondernam verder geen pogingen contact te maken.
Neil redeneerde dat een paar bondgenoten geen gek idee was, dus hij besloot haar aan te spreken.
“Gaat het?” vroeg hij. Hij had vaak weinig medelijden met mensen die hij niet kende en waarschijnlijk merkte ze dit want toen ze opkeek glimlachte ze slechts mat. Neil zag dat haar ogen dof stonden.
“Ja hoor, prima,” zei ze. Haar stem klonk wat hees en vooral zacht.
“Hoe heet je?”
“Roya. Jij?”
“Neil. Zit je hier al lang?” het boeide hem eigenlijk allemaal niet zo, maar what the heck, hij moest toch iets.
“Een paar maand.”
Hij slikte. Jezus, zo lang?
“Behandelen ze je hier een beetje ok?” Geen nutteloze informatie, dacht hij zo.
“Ligt eraan… Als je meewerkt en nuttig bent wel. Kleine Lucy was dat bijvoorbeeld niet. Op haar hebben ze iets getest waarvan ze zouden weten dat ze het niet zou overleven…” Roya’s stem stierf langzaam weg en Neil fronste verontrust.
“Kleine Lucy?” herhaalde hij sceptisch; het klonk als en rare nickname.
“Een ander meisje. Ze was negen.”
Neil viel stil. Dit had hij niet aan zien komen. Een kind van negen? Dat liet zelfs hem niet koud. Hij slikte.
“Jezus…” mompelde hij.
“Ik heb geprobeerd haar te redden maar…” Roya maakte haar zin niet af. Dat hoefde niet.
“Was ze… was ze snel weg?” Hij was wel benieuwd naar welke manier ze gebruikten om iemand te doden. Tot zijn afschuw schudde Roya haar hoofd.
“Twee weken. Ze heeft bijna non-stop gehuild.” Roya slikte en het leek even alsof ze zelf zou gaan huilen, maar toen veranderde er iets in haar houding en glimlachte ze weer.
“Maar ik zal je niet teveel horrorverhalen vertellen, het is al erg genoeg dat je hier zit,” zei ze en ze trok haar knieeen op. Neil trok zijn wenkbrauwen op. Snelle verandering in houding, dacht hij argwanend.
Er viel een stilte.
“Denk je eh… dat je hieruit zou kunnen komen?” Nog voor hij zijn zin af had gemaakt schudde Roya haar hoofd.
Er werd op de deur gebonsd.
“Bedtijd, iedereen stil!” klonk het bars in een Russisch accent. Roya ging op haar zij liggen, met haar rug naar Neil toe. Door haar versleten hemdje heen kon hij haar ruggengraat zien uitsteken. Zou hij uiteindelijk ook zo uitgemergeld zijn of lag het aan wat ze haar inspoten?
“Welterusten,” hoorde hij haar mompelen.
“Trusten,” bromde hij met tegenzin.
Hij ging ook maar liggen, op zijn rug, en vouwde zijn goede arm achter zijn hoofd. Hij had niet het idee dat ze erg nuttig zou zijn bij een ontsnapping, maar hij had nu in ieder geval aanspraak. God, wat verlangde hij nu naar drank en een sigaret; gewoon om zijn zenuwen tot rust te brengen en alles even lekker te vergeten. Gewoon even losgaan, stomme dingen doen… Maar hij kon het wel vergeten; hier zou hij geen drank krijgen. Nooit een keer. Neil mompelde een kleine verwensing. Alcohol was zonder meer zeer frequent in zijn leven en het feit dat hij hier waarschijnlijk honderd procent nuchter zou zijn stond hem niet aan.