Proloog
“Ik houd van je, Vera.”
“Ik ook van jou, Niels.” Hij legt zijn hand tegen mijn achterhoofd, buigt zich voorover en drukt zijn lippen op de mijne. Mijn lichaam gaat met me aan de haal, ik vind het heerlijk om de controle te verliezen. Ik volg de bewegingen van zijn mond, streel zijn tong met de mijne en laat mijn handen onder zijn hemd glijden. De knopen moeten los, mijn bloes moet uit. Ik wil hem dichter en dichter en dichter tegen me aan voelen, tot we bijna één lichaam worden. Mijn benen plooien zich rond zijn middel, mijn ademhaling versnelt en-
“Vera, gaat het wel?” Ik open mijn ogen, draai me op mijn zij en zucht. Michiel kijkt me bezorgd aan.
“Ja, prima.” Het is niet de eerste keer dat ik zulke dingen droom, maar wel de eerste keer dat ik niet alleen in bed lig. Mijn hart gaat fel tekeer en ik besef dat ik mijn vriend heb wakker gemaakt met vreemde geluiden.
“Ben je zeker? Je ademde zo snel, het leek echt alsof je iets kreeg.” Even moet ik glimlachen, dan sluit ik kort mijn ogen en knik.
“Heel zeker.” Ik draai me half om en kijk hem even in de ogen. Ze zijn mooi. Niet zo mooi als de prachtige hemelsblauwe irissen van Niels, maar ik staar er toch graag naar. Dan leg ik mijn handen op zijn wangen, trek hem naar me toe en kus hem innig. We raken in elkaar verstrengeld.
Om half twaalf ’s middags laat hij me alleen achter. Hij moet naar de les, ik moet helemaal niets vandaag. Verveeld bekijk ik updates van mijn Facebookvrienden, scrol snel door een hele hoop Instagramfoto’s heen en zie dat niemand me Snapchats heeft gestuurd. Uit verveling duw ik op ‘berichten’.
Sorry voor alles. Wil je nog eens praten? Het sms’je dat ik enkele weken geleden heb getypt, staat weer open op mijn scherm. Bijna was ik vergeten dat ik het gisterenmiddag weer eens net niet heb verzonden – uit schrik voor het antwoord, wellicht. Ik zucht diep, ga terug naar het overzicht en laat mijn mama weten dat alles in orde is. Michiel en ik hebben onze ruzie van gisterennamiddag bijgelegd, dus ik voel me een heel stuk beter dan in mijn vorige bericht naar haar. Misschien was het niet zo slim van me om hem zo snel te vergeven en zelfs meteen de nacht met hem door te brengen. Als ik wat langer boos gebleven was, had het misschien eindelijk de laatste ruzie kunnen zijn. In de laatste vier weken heeft hij me al vijf keer heel kwaad gemaakt. De kleine discussies die we tussendoor voeren, probeer ik niet eens meer te tellen. Het zijn er minstens twintig.
De berichtentoon van mijn gsm haalt me uit mijn overpeinzingen. In tegenstelling tot wat ik verwachtte, komt het van Michiel die zegt dat hij me mist. Ik glimlach en stuur hem snel terug dat dat gevoel wederzijds is. Niet helemaal gelogen, de warmte van een lichaam naast het mijne ontbreekt me inderdaad. Het alleen zijn doet me echter deugd. Nu kan ik rustig mijn gedachten op een rijtje zetten, zonder de emoties van de ruzie en zijn smekende ogen. In een andere situatie had ik zo’n jongen wellicht al lang de deur gewezen, maar dit is anders. Misschien heb ik een domme fout gemaakt door Niels aan de kant te zetten voor een relatie met deze jongen en als ik aan onze ruzie van gisteren denk, lijkt het daar inderdaad wel op. Hij kan blijkbaar geen rekening met me houden – een behoorlijk probleem in een relatie. Ik adem heel diep in, pak mijn gsm van het nachtkastje af en open het bewuste bericht. Zonder verder na te denken typ ik de naam van de ontvanger in en verzend het. Als Niels me een positief antwoord geeft, maak ik het gedaan met Michiel. Ik denk terug aan onze vele ruzies en besef dat dat laatste misschien sowieso geen slecht idee is, hoe graag ik ook zou willen dat het wel werkt.