Hoofdstuk 1
[i]Langzaam zie ik het licht onder mijn oogleden doorkruipen. Ik probeer het in alle macht te negeren. Nog, heel, even, slapen. Het licht wordt steeds feller en vanuit de verte hoor ik een stem. Kreunend probeer ik me om te draaien om me tegen het licht te verzetten. Tevergeefs. Moeizaam doe ik mijn ogen open en zie ik het licht wat door de gordijnen heen druppelt en kijk ik recht in mijn schijnende bedlamp. Argh, geen wonder dat ik me niet tegen dit felle TL licht kon verzetten. ‘Goedemorgen sunshine’ roept mijn moeder enthousiast. Hmm, sunshine, wat een woordgrap. Zuchtend en kreunend draai ik me naar mijn moeder toe. ‘Kom op lieverd, hup je bed uit, vandaag is de grote dag!’ Ohja, natuurlijk. Vandaag is de eerste schooldag op mijn nieuwe middelbare school, het Mendelcollege. Een dag waar ik al de hele zomervakantie met dubbele gevoelens op uit kijk. Aan de ene kant lijkt mij een nieuwe start best leuk, ik ben namelijk wel het type wat altijd op zoek is naar avontuur, maar aan de andere kant had ik een fijne tijd op de basisschool en wil ik het liefst nog in dat tijdperk blijven hangen. Maar of ik het nou wil of niet, vanaf vandaag begint officieel mijn nieuwe zes jaar durende tijdperk van het VWO. Althans, dat hoop ik. Ik kom in een havo/vwo klas, wat ik eigenlijk nog steeds niet begrijp. Op de basisschool ging het leren me allemaal makkelijk af en zo scoorde ik ook met gemak het niveau VWO op de Cito toets. De NIO toets ging helaas een stuk slechter: vmbo-t uitslag.
Na mijn ochtendlijke relativering afgelegd te hebben besluit ik maar eens mijn bed uit te rollen. Ik kijk op de wekker die zeven uur aangeeft. Ik mag nog gaan opschieten ook, om kwart over acht begint mijn eerste les: gym. Een vak wat me vast goed af moet gaan met mijn sportieve achtergrond. Zo speelde ik altijd tennis en bevind ik me sinds kort twee keer doordeweeks en op de zaterdag op het hockeyveld. Leuke sport hoor, dat hockey, wel heel anders dan tennis.
Ik beweeg mezelf naar de badkamer waar het ochtendlijke ritueel zicht afspeelt: naar de wc, mezelf wassen, aankleden, opmaken en mijn haar doen. Tegen half acht ben ik eindelijk beneden waar mijn moeder al een heel ontbijt voor me heeft klaargezet. Van jus d’orange tot thee en natuurlijk twee sneetjes volkoren brood. Mijn moeder maakt nog steeds elke ochtend mijn broodjes voor de hele dag. Ze zei dat ze er mee op zou houden als ik naar de middelbare school zou gaan, vanochtend is het levende bewijs dat ze het dus nog steeds blijft volhouden. Dit blijft ze waarschijnlijk nog wel even zo doen, aangezien ze elke avond ook nog steeds het brood voor mijn vader klaarmaakt voor zijn werkdag de dag erna. Wat een schat is het ook.
Van de gezonde spanning krijg ik bijna geen hap door mijn keel. Na een half broodje gegeten te hebben schuif ik mijn bord voor me uit waarop mijn moeder me een argwanende blik toewerpt. ‘Je moet wel goed eten hoor, anders val je straks flauw!’ Ik trek m’n wenkbrauw naar haar op en pak mijn bord om het vervolgens in de keuken neer te zetten. Ik pak mijn tandenborstel uit het keukenkastje, ik ben namelijk te lui om ’s morgens na het eten weer naar boven te moeten, en zo poets ik vervolgens mijn tanden beneden in de keuken. Hierna geef ik mijn moeder een kus, pak mijn zeker vijftien kilo wegende boekentas en spring op mijn fiets. Ik fiets de straat uit en sla vervolgens de weg in verder van het Mendelcollege af. Op de introductiedagen die we al gehad hebben heb ik namelijk twee meiden uit het zelfde dorp als ik leren kennen. Ze vroegen of ik de eerste schooldag mee wilde fietsen en zodoende fiets ik nu de kant op naar één van de twee meisjes die helemaal aan de andere kant van Velserbroek woont. Ze heet Judith en is het typische voorbeeld van een stoere chick die zich niks van anderen aantrekt, althans, die indruk maakte ze op mij tijdens de introductie. Als ik haar straat binnenrijd staat ze al buiten. ’Hé Is, ben je er klaar voor? Is jouw tas ook zo zwaar?’ ‘Hoi Judith, ja het is net alsof ik een tas vol stenen met me meesleep, dat belooft wat voor de volgende paar dagen aangezien we naast gym maar vijf vakken hebben vandaag.’ Het gesprek vervolgt zich verder over koetjes en kalfjes terwijl we naar het tweede meisje rijden: Ciska. Ciska is in vergelijking met Judith duidelijk nog niet klaar als we aankomen. ‘Hoi Meiden, ik pak nog snel mijn tas en dan kom ik daar straks uit met mijn fiets’ zegt Ciska terwijl ze naar de uitgang van een poort verderop wijst. ‘Is goed, doe maar rustig aan’ antwoordt Judith haar. Rustig aan? Denk ik bij mezelf, het was inmiddels al acht uur en onze nieuwe school is zeker twintig minuten fietsen en we weten niet eens hoe we precies moeten rijden! De paniek slaat toe. Judith merkt het en kalmeert me door te zeggen dat zij weet hoe wij moeten fietsen, omdat haar broer twee klassen hoger zit en haar in de vakantie de weg heeft aangeleerd. Een paar minuten later zitten we dan eindelijk compleet met zijn drieën op de fiets richting school samen met onze volgepropte schooltas en gymtas.
‘Vinden jullie het ook niet heel rustig onderweg?’ vraag ik als we het zwarte pad, het laatste stuk fietspad, over fietsen. De twee meiden kijken om zich heen en hun gezichten spreken boekdelen: zij denken er precies hetzelfde over als ik en we meerderen vaart. Uit de verte horen we één of ander raar bromgeluid. ‘De bel!’ roept Judith. En dit is het startschot om keihard te gaan fietsen. Het zal ons toch niet overkomen, denk ik, te laat komen op de eerste schooldag![/i]