Dit is mijn eerste verhaal, je mag me afkraken op mijn grammatica want volgens mij is die echt barslecht.
Proloog
Eigenlijk had ik meteen moeten gaan, ik had hem een klap in zijn gezicht moeten verkopen en weg moeten rennen. Ik had de politie moeten bellen om hem te laten opsluiten. Ik had hem in elkaar moeten slaan, niet dat het gaat lukken met mijn kippenborstjes, maar ik had het in ieder geval moeten proberen. Eigenlijk had ik nooit met de bus moeten gaan, ik had hem nooit moeten ontmoeten. Ik had hem nooit moeten zoenen en hem belangrijk laten voelen. Ik had hem moeten laten stikken in zijn eigen vreemde gedachten. Eigenlijk had ik het mes moeten pakken, nog voordat hij het deed. Maar dat is allemaal achteraf, want nu is het te laat.
Hoofdstuk 1.
Ik was opgelucht toen ik de bel hoorde. Ik had de minuten van deze verschrikkelijke Frans les afgeteld en stond op om weg te gaan. Eindelijk weg uit dit verschrikkelijk muffe lokaal. Aan de andere kant van het lokaal stond mijn beste vriendin Anna ook op, lachte naar me en liep naar me toe. Maar achter me hoorde ik de schelle stem van mevrouw Hansmann ‘Melissa! Kan ik je even spreken?’ ik draaide me 180 graden om en stond oog in oog met de verschrikkelijkste lerares ooit. Die helaas ook nog mijn mentor was. Ik zucht, liep naar haar toe en zei ‘ja, wat is er?’ Er werd op mijn rug geklopt, en ik hoorde Anna’s zachte stem zeggen. ‘ik wacht buiten wel op je’ ‘nee hoeft niet, ik red me wel. En trouwens ik ben toch met de bus’ ‘okee is goed, ik whatsapp je vanavond!’ En weg was ze. Ik gaf haar groot gelijk. Als je ons samen zou zien zou je niet denken dat wij beste vriendinnen waren. Ik was het gewone meisje met donkerbruine krullen en lichtbruine ogen en zij was het blonde populaire huppelkutje met lange blonde stijlen haren en een perfect zandloper figuurtje. En ja, ik ben jaloers. Opeens was ik weer bij de realiteit en stond mevrouw Hansmann nog steeds voor mij. Ze begon met haar preek over mijn slechte cijfers en dat ik alleen nog maar leef in mijn eigen perfecte droomwereldje. Ze zei dat ik als ik zo zou doorgaan dat ze mijn ouders zou bellen. Toen ze eindelijk klaar was met haar preek kon ik gaan. Ik pakte mijn jas, haalde mijn boeken uit mijn kluisje en liep het oude school gebouw uit. Ik wilde al naar het fietsenrek lopen toen ik besefte dat ik niet met de fiets was. Ik was met de bus, ik ging eigenlijk nooit met de bus. Maar mijn band was lek, het regende en mijn ouders waren zoals gewoonlijk weer eens werken. Genoeg redenen om een keer met de bus te gaan. Ik liep het schoolplein af en stak het kruispunt over, ik zag in de verte al de bushalte. Ik liep stevig door want ik zag de bus al aankomen. Toen ik bij de bushalte was aangekomen stapte ik de bus in, betaalde mijn kaartje en zocht een plekje achterin, en toen, toen zag ik hem…
verder ofniet?