Hey, jullie reacties zijn zo lief
Hoofdstuk 4
Met kloppend hart loop ik richting de deur. Ik hoor Sascha zacht achter me hijgen.
Dat gave gevoel van net is nu volledig verdwenen. Nu ben ik bang en weet ik niks meer te zeggen. Ook Sascha heeft dit. Die lachende Sascha van net is nu veranderd in de angstige Sascha.
Was het een geest? Was het Rosa? Vragen die in mijn hoofd rond malen.
Ik loop op mijn tenen en wacht tot het moment dat ik bij de deur kom. Nog drie stappen… 1,2,3. Ik duw de deur iets meer open, zodat ik het beter kan zien.
Ik wil om de hoek kijken, maar ik durf niet. Bang voor het moment dat ik iets zie wat ik niet wil zien.
Ik waag een blik naar achteren. Ik zie dat Sascha knikt. Het teken dat ik het dus moet doen. In mijn hoofd tel ik af tot vijf. 1,2,3,4,5! Ik draai mijn hoofd om de hoek. Ik schrik me wild als ik mijn oma met een keukenmes in haar handen zie staan. Ik gil, net als Sascha.
Na enkele seconden slaak ik een zucht. ‘Oma, wij zijn het maar’ zeg ik. Mijn oma kijkt opgelucht en legt het mes neer op het kastje.
‘Ik dacht dat jullie inbrekers waren’ zegt oma. Ik glimlach.
‘Wat deden jullie daar eigenlijk?’ vraagt ze dan. Even kijk ik Sascha snel aan en rol met mijn tong.
‘Uh uh. We waren ergens naar aan het kijken’ antwoord ik snel. Ik zie aan mijn oma’s blik dat ze het wel geloofd.
‘Goed dan’ mompelt ze. ‘Komen jullie nog even een kop chocomelk drinken?’
Sascha glimlacht en knikt. ‘Ja, lekker!’ zeggen we in koor. Onze angst is volledig verdwenen.
Nummer 1
Als Sascha en ik naar huis fietsen begint het hard te plenzen. Met twee geleende regenpakken van mijn oma aan, fietsen wij door de dikke druppels heen. Het is een oerwoud van druppels. Ik zie niks meer.
‘Cat, heb jij enig idee wie die Rosa is?’ vraagt Sascha. Shit, balen. Ik was het vergeten. Nu heb ik nog iets op me zorgen om te maken.
Ik schud mijn hoofd. ‘Nooit iemand over gehoord’ mompel ik. Hoe diep ik ook probeer te denken, er komt niks in mijn hoofd op over ene Rosa.
In de verte zie ik flitsen. Door de flitsen probeer ik nog iets harder te trappen om voor het gedonder binnen te zijn. Ik zie dat Sascha me na doet.
De flitsen komen steeds dichterbij. Ik zie ze zowat boven me. Doordat ik zo hard door trap beginnen mijn benen pijn te doen. Ik heb bijna geen kracht meer.
Ik luister naar hoe de ene klap na de andere steeds dichterbij komt. Sascha is bijna thuis, ik moet nog tien minuten fietsen. Met een beetje geluk ben ik er binnen vijf minuten, als ik door trap.
Het onweer is nu echt boven ons. Door de flitsen word ik duizelig.
We komen aan bij het huis van Sascha. Ze stopt met fietsen en laat zichzelf de oprit oprijden. ‘Kom anders nog even binnen’ zegt Sascha. Ik schud mijn hoofd. ‘Ik overleef het wel’ schreeuw ik door de donder heen.
Ik stap op mijn fiets en race de straat uit.
Ik fiets langs een vijver, waarvan het water hard op en neer gaat. Ik heb medelijden met de ganzen op het water.
Ik schrik als ik in een keer een harde klap hoor en vlak achter me een reusachtige boom om zie vallen. Het is nog net een meter achter me.
Mijn hart klopt in mijn keel. Ik had wel dood kunnen zijn.