[V] Tijdreizen/kasteel/klooster

Hee medeschrijvers- en lezers,

Dit is mijn eerste verhaal dat ik hier op Girlscene post. Ik heb meerdere ideeën, maar ben te lui om ze uit te werken. Door het posten op Girlscene hoop ik een beetje een stok achter de deur te hebben om door te zetten.

Let niet op de rare topictitel, ik weet nog geen goede titel voor mijn verhaal. Meestal komt die ook pas gedurende het schrijven. Zoals je al wel een beetje aan de topictitel kunt zien, gaat dit verhaal over tijdreizen, een kasteel en een klooster. Het draait om de hoofdpersoon Lise, een meisje van 17 jaar oud, uit 5VWO uit het noorden van ons landje. Ze houdt van geschiedenis en mysterieuze zaken wat betreft het Christendom (denk aan: lijkwade van Turijn, Da Vinci Code-achtige raadsels). In dit verhaal ontdekt ze dat er meer aan de hand is dan alleen een passie voor de historie. Lees en ontdek :slightly_smiling_face:

Ik ga niet constant vragen ‘doorgaan?’, want dat vind ik altijd irritant bij andere schrijvers. Zeg het dus maar als het superslecht is, dan stop ik wel met het posten. En anders zou ik graag opbouwende (!) kritiek willen. Spel- en grammaticafouten mag je er natuurlijk altijd uithalen.

Dan nu het eerste stukje. Misschien komt er vanavond nog een tweede stukje, maar dat ligt aan het humeur van mijn moeder, wat bepaalt of ik nog even op de computer mag.

edit: om een beetje in de sfeer te komen, wat inspirerende plaatjes :slightly_smiling_face:

http://www.derweg.org/deutschland/laender/images/thueringen-wartburg_big.jpg

http://museumwoningen.nai.nl/mmbase/images/506261/Klooster_Ter_Apel_int_450.jpg

http://belgacom.extrafilm.be/photos/e2spe14/volume1/8889361a-c9e5-4cbd-a5a3-bbf7612dd370/071108/2/5/259ea429-ddd0-46fa-b9d8-d5d709bdd524.jpg

Goed. Haal diep adem en lees…

‘Nou jongens, nog even, dan vertrekken we. Over vijf minuten verwacht ik jullie allemaal weer in de bus,’ hoorde Lise haar geschiedenisleraar Ten Boer zeggen in haar headset. Ze was met haar klas in het kader van een geschiedenisproject op schoolreis. Het project was elk jaar aan het einde van het jaar voor de vijfdeklassers. Afgelopen jaren waren de bestemmingen Rome en omgeving, Griekenland, Rusland en Engeland geweest. Dit jaar was het Duitsland, beroemd om haar vele burchten, geworden. Gisteravond waren ze aangekomen op de caming en mochten ze de omgeving verkennen. Vandaag moesten ze al vroeg op en waren ze naar een burcht uit de elfde eeuw gegaan. Het was een immens grote burcht, opgetrokken uit een massieve rots. Hij torende hoog boven het glooiende Duitse landschap uit. Al twee uur lang hadden ze de burcht mogen bekijken, van de kerkers tot de balzaal. Nu stond ze even uit te rusten op het centrale plein. Opeens werd de wereld voor haar ogen wazig en zag ze flitsen. Ze zakte neer op een grote steen aan de rand van het plein en sloot haar ogen in de hoop dat de duizeligheid wegtrok. De flitsen verdwenen, maar plotseling was ze in een andere wereld, een andere tijd. De afgebrokkelde kasteelmuren om haar heen stonden weer fier overeind en donkerrode vaandels wapperden op de torens. Een deur klapte open en een monnik, gehuld in een grauwe pij met kap en met een dik leren boek in zijn handen, haastte zich naar de overkant om vervolgens in een andere openstaande deur te verdwijnen. Het miezerde een beetje. Een varken werd weggejaagd door een vrouw, kinderen renden in grijze, gescheurde kleren in het rond en een marskramer rustte uit van zijn lange tocht. Plotseling hoorde ze haar naam. Een jong meisje kwam op haar af rennen. ‘Helena, Helena! Kom nou toch! Moeder had toch gezegd dat de vrouwe je hulp nodig had vanmiddag!’ Lise raakte in de war. Waarom riep dat meisje naar haar? En waarom noemde ze haar Helena?
Ze werd uit haar droom gehaald door een duw op haar rug. ‘Hé dromer, weer verdiept in de geschiedenis?’ Lise herkende de stem van Anna, een van haar vriendinnen. Ze snapte zelf niet wat er net was gebeurd, dus zei ze maar: ‘Nee, ik was een beetje duizelig.’ Het was nog de waarheid ook.
‘Kom, Ten Boer zegt dat we nu echt terug naar de bus moeten. Straks mogen we allemaal een ijsje kopen, op kosten van de school,’ zei Anna.
‘Oh lekker,’ antwoordde Lise afwezig. Ze stond op en liep met Anna mee terug, onder de kasteelpoort door, naar de bus. Haar droom van net stopte ze ver weg in haar hoofd. Het was te raar om over te blijven denken. Terug in de bus was ze het voorval alweer vergeten en ze kletste gezellig mee met haar klasgenoten.

In Word lijkt het altijd langer :stuck_out_tongue:

Het klinkt echt leuk, en het is ook niet zo’n standaard verhaal.
Hier en daar wat foutjes, maar verder schrijf je goed. (:

Leuk (: Goed geschreven ook. Misschien kun het iets uitgebreider opschrijven als ze naar die ‘andere wereld’ gaat?

Ja zat ik zelf ook al aan te denken. Ga het straks nog veranderen dan denk ik, maar ik wou zo graag posten haha :stuck_out_tongue:

xMasquerade, wat voor foutjes? :slightly_smiling_face:

Niets bijzonders hoor, je bent bij Straks mogen we allemaal een ijsje kopen, een hoge komma vergeten, en deze zin klopt niet helemaal:
‘Nou jongens, nog even, dan vertrekken we. Over vijf minuten verwacht ik jullie allemaal weer in de bus,’ hoorde Lise haar geschiedenisleraar Ten Boer zeggen door in haar headset.

Ah ok, ja dat soort foutjes zie je gauw over het hoofd, dankje, ik zal ze veranderen :slightly_smiling_face:

Maar dat is ook echt het enige hoor!
Ik ga het verhaal volgen.

Yay thanks!

Ik volg ook (:

Leuk! Ik ben benieuwd :slightly_smiling_face:

Dankje :slightly_smiling_face:
Ik heb nog een stuk, maar ik moet nog een stukje tussen dat stuk en dit stuk schrijven. Het komt dan morgen denk ik :slightly_smiling_face:

Lijkt me een leuk verhaal, alleen schrijf je hier ‘Lisa raakte in de war. Waarom riep dat meisje naar haar? En waarom noemde ze haar Helena?’ in plaats van Lise. x]

Ik dacht eerst dat het zo snel ging omdat ze toen naar een andere tijd ging, maar toen werd ze eruit gehaald haha. Beetje onverwachts dus.

Wauw, leeeuk (:

Woeps typfoutje, het is Lise. @lysh
@hierboven dankje :slightly_smiling_face:

Hm, ik kom mijn belofte niet na :’)
Probleem is dat ik geen computer in de buurt had. Ik ben nu bij mijn oma (met langzame computer) en probeer vanavond of anders morgen te posten :slightly_smiling_face:

Wow, goed geschreven!
Ik ga zeker volgen.

Dankje :slightly_smiling_face:
Trouwens, ik heb soms de neiging om ellenlange zinnen met allemaal bijzinnen te maken, die nogal lastig in elkaar zitten haha :stuck_out_tongue: Als ik dat doe, moet je het zeggen hoor :slightly_smiling_face: Komt misschien omdat ik Latijn heb gedaan op het VO, daar zitten ook altijd veel bijzinnen in.

Finally, een nieuw stukje :grinning:

Na een korte stop bij een ijssalon kwam de bus vol leerlingen terug bij hun pension. Het was een goedkoop, maar ruim pension, dat met de komst van Lises klas helemaal vol zat. Zoals het veel oude huisjes in Duitsland betaamt, had ook dit huis wit bepleisterde muren met dikke donkerbruine balken als steun ertussen. Het eten was er simpel, maar genoeg om de magen te vullen. 's Ochtends waren er Duitse bollen met kaas of jam, gemaakt van koeienmelk en aardbeien uit de omgeving en 's avonds was er soep of aardappelen met wisselende porties groente en fruit. Deze avond stond er tomatensoep op het menu. Na het avondeten tikte mevrouw Van Hanem, docente Godsdienst, met haar lepel tegen haar glas.
‘Hoe cliché,’ zei Anna tegen Lise. Lise grinnikte. Mevrouw Van Hanem was een kort, dun vrouwtje waar menig vijfdeklasser bovenuit torende. Hoewel godsdienst nou neit het moeilijkste vak ooit was en iedereen dus graag haar les gebruikte om bij te kletsen over het weekend en andere zaken die vooral niet over school gingen, hadden de meeeste leerlingen toch ontzag voor haar door haar strenge blik en haar scherpe tong. Met haar moest je niet in discussie gaan als je niet heel zeker van je zaak was, anders zou je geheid verliezen. Na een tweede keer tegen het glas tikken, stopte het geroezemoes aan tafel grotendeels.
‘Jongens en meisjes,’ begon mevrouw Van Hanem streng. ‘Ik wil even de mededelingen voor morgen doen. Misshien hebben jullie de plek waar we heen gaan vanuit de kasteeltoren al wel gezien. We gaan naar het klooster hier vlakbij. Het is gebouwd op de resten van een oud Romeins fort, is in de tiende eeuw afgebrand, maar daarna weer opgebouwd. Afijn, dat zien wel morgen allemaal wel. We blijven daar zeker tot na de middag, het is namelijk een groot gebouw en er is ongelooflijk veel te bekijken. Na het bezoek aan het klooster is er nog een verassing. Wat het is, zeg ik nog niet, maar neem in ieder geval zwemkleren mee.’ Na die laatste woorden begon iedereen enthousiast te juichen, maar ze werden algauw weer het zwijgen opgelegd door de strenge blik van de lerares. ‘Let op, als jullie je morgen niet goed gedragen, gaat het hele feest niet door. Nou, nu hebben jullie nog even vrije tijd, maar om elf uur moet het doodstil zijn. Morgen staan we om half acht op, het klooster in de morgenzon zal er schitterend uitzien.’
‘Pff, sentimenteel oudje,’ fluisterde een jongen vlakbij Lise, hard genoeg zodat Lise het hoorde, maar zacht genoeg zodat Van Hanem het niet hoorde. Iedereen om hem heen lachte.
Lise keek op haar horloge: half negen. Omdat het al zo laat was, had ze niet zoveel gegeten. En haar buik deed ook nog eens pijn. Heb ik weer, dacht ze. Ze stond op. De meeste mensen waren naar de grote zitkamer gegaan om spelletjes te doen, te tafetennissen of te kletsen. Lise liep de trap op naar Zimmer 12, waar ze ook Anna en haar andere vriendin Irene trof. Ze plofte op bed neer. Dat had ze niet moeten doen, want er schoot een steek door haar buik. Ze kreunde.
‘Wat is er?’ vroegen Irene en Anna tegelijk.
‘Ach, beetje buikpijn, ik ga maar vroeg slapen,’ antwoordde ze en ze draaide zich op haar zei. Niet dat ik nu kan slapen, dacht ze. Lise kon namelijk al sinds haar jeugd slecht in slaap komen. Als haar vriendinnen moe waren, kon zij nog wel een paar uur wakker blijven. Om half negen zou ze dus zeker niet in slaap kunnen vallen. Ze greep onder haar kussen naar haar iPod en zette haar favoriete album van Simon & Garfunkel op. Terwijl ze naar de muziek luisterde, dacht ze na over wat er die dag was gebeurd, iets wat ze elke avond deed. Het kasteel had ze leuk gevonden, kastelen waren altijd leuk. Op haar kamer had ze in plaats van posters van beroemde acteurs of zangers posters van beroemde kastelen uit alle delen van de wereld. En als haar vriendinnen een romantische komedie op dvd kochten, kocht zij een documentaire over de aanwezigheid van de Kelten in Groot-Brittanië, om maar een voorbeeld te geven. Haar vriendinnen vonden het eerst een beetje vreemd, maar later vonden ze het vooral handig, want Lises jarenlange interesse in geschiedenis scheen ook door in haar cijfers voor het gelijknamige vak op school en haar vriendinnen konden haar hulp altijd goed gebruiken. Het maakte Lise niet zoveel uit wat anderen er van vonden. Zij deed gewoon wat ze wilde. Gelukkig vonden haar ouders geschiedenis en cultuur ook leuk en nadat ze er achter waren gekomen dat Lise hun interesse deelde, waren ze vaak naar musea en oude steden in binnen- en buitenland geweest. Als Lise ergens was, bijvoorbeeld in een oude kerk, kon ze daar enorm van genieten. Dan sloot ze haar ogen en beeldde ze in hoe daar vroeger mensen hadden gelopen, hoe de priester de mis voordroeg en hoe de mensen psalmen zongen.
Plotseling herinnerde Lise wat er was gebeurd op het plein van de burcht. Ze wist nog precies wat ze had gezien en gehoord. In haar hoofd speelde ze een soort filmpje af. En weer vulde haar hoofd zich met vragen. Wat was dit? Wat betekende dit? Waarom zei dat meisje Helena tegen haar? Ze begreep er niets van. Gelukkig was ze zo moe dat ze ondanks haar slaapproblemen niet lang wakker bleef.

En nog een stukje:

De volgende morgen vertrok de volle bus in alle vroegte naar het klooster, dat net als het kasteel, op een heuvel stond. Na een korte rit kwamen ze aan bij het begin van een pad dat zich de heuvel op slingerde. Hier kon de bus niet meer verder en dus moest iedereen uitstappen en de toch te voet vervolgen. In een lange sliert liep Lises klas de heuvel op. Hoewel de meeste mensen wel sportief waren, was het door de warmte en de steilheid best zwaar. Na een tijdje bereikten ze eindelijk de top van de heuvel, waar ze door een gietijzeren hek liepen en op een klein pleintje uitkwamen. Het klooster zag eruit zoals de kloosters in films. De bogen van donkergele stenen ondersteunden het met rode dakpannen betegelde dak. De ochtendzon liet het er inderdaad mooi uitzien, zoals mevrouw Van Hanem de vorige dag had verteld. De meeste leerlingen stonden er echter maar verveeld bij en hadden meer interesse voor het meegenomen eten dan voor het klooster. Lise zag het wel en genoot ervan. Plotseling zwaaide een dikke deur open en een tengere monnik liep op de groep af.
‘Goedemiddag,’ zei hij en hij stelde zich voor als broeder Johannis. Hij gaf meneer Ten Boer een boekje over het klooster en vertelde vlot, maar streng over de regels voor bezoekers in het klooster: niet roken, niet luid praten en niet de verboden vertrekken, te herkennen aan een rood touw ervoor, betreden. Iedereen, behalve de docenten, knikte afwezig.
De monnik kuchte een keer om het gezegde te benadrukken en was in een oogwenk weer verdwenen achter dezelfde deur als waar hij uit vandaan was gekomen.
Mevrouw Van Hanem nam het woord: ‘Goed. In het informatieboekje dat jullie al hebben staat een plattegrond van het klooster. Het is nu half tien, we hebben tot twee uur om het klooster te bekijken. Lunchen mag niet binnen, wel op het binnenplein of hier. De toiletten staan aangegeven op de plattegrond.’
Er waren al mensen die wegliepen, de kloostergalerij in, maar Van Hanem riep ze terug. ‘Ho ho, wacht nog even. Ik heb nog een opdracht voor jullie.’
Iedereen zuchtte, het was toch het eind van het jaar, dan hoefden ze toch geen presentaties of werkstukken te maken?
‘Vanavond wil ik van elk van jullie op papier jullie mening over het kloosterleven hebben. Wat vind je van kloosters in deze tijd? Waarom denk je dat mensen nu in een klooster zouden willen leven? Bedenk dat soort vragen en geef er antwoord op. En denk erom, het is verplicht! Nou, nu mogen jullie naar binnen gaan.’
Lise had in de bus al bekeken waar ze het eerst naartoe wilde: de toren van het klooster. Die was makkelijk te vinden. Er liep een lange gang van de ingang naar de toren. Aan het einde van de gang begon een lange, steile trap naar boven. Gelukkig hing er een touw langs de muur, anders was ze zeker een keer gevallen. Ze rende het laatste stukje van de torentrap op en struikelde half de laatste verdieping op. Er was niemand. Ze liep naar de rand toe en keer uit over de omgeving. Een stuk bos omgaf het klooster bijna rondom. Een stuk van de heuvelrug was niet begroeid. Grijze rotsgrond, met het zandpad waarop ze de heuvel op waren gelopen ernaast, stak kaal af naast de groene strook bos. Onderaan zag ze nog net de achterkant van de witte touringcar. Achter het bos wisselden lichtgele en groene velden zich af op het glooiende land. Op de hoge heuvel in de verte kon ze de kasteeltoren van gisteren boven de bomen op de heuvel uit zien steken. Ze deed haar hand voor haar ogen tegen de felle zon. Toen zag ze weer flitsen. Ze deed haar ogen dicht in de veronderstelling dat het door de zon kwam. Maar het hielp niet. Toen ze haar ogen weer open deed, was ze ergens anders. Of nee, ze was nog steeds op dezelfde toren, die bij hetzelfde klooster hoorde. Maar de lichtgele en groene velden waren opeens anders verdeeld en ze zag kleine figuren over de akkers lopen. Ver onder haar hoorde ze ook muziek klinken. Ze knipperde even, ze snapte er niets van. Was dit hetzelfde als wat er gisteren bij het kasteel gebeurde? Ze tuurde in de verte, en ja hoor: op de kasteeltoren wapperden weer vaandels, die er normaal niet waren. Ze knipperde nog een keer, maar alles bleef hetzelfde. De witte bus was weg en op het zandpad zag ze een kar, die door een ezel werd voorgetrokken, de heuvel oprijden. Ze greep in haar schouderstas naar haar fles water. Misschien ben ik wel duizelig ofzo, dacht ze. Maar ze voelde haar tas niet. Ze keek naar beneden om te kijken of hij misschien op de grond was gevallen, maar daar lag hij ook niet. Ze zag wel iets anders, iets heel vreemds, nog vreemder dan het landschap dat veranderd was: blote voeten. Haar schoenen waren ook verdwenen! Langzaam bekeek ze zichzelf en schrok. Haar topje en korte broek waren vervangen door een lange, grauwgroene jurk tot over haar knieën en haar haar kwam niet tot haar schouders maar viel golvend over haar rug heen. Plotseling hoorde ze weer een stem: ‘Helena! Zit je nou alweer in die toren, kom hier! We moeten terug naar huis! Straks is het donker!’ En inderdaad, het was niet langer ochtend, maar avond en de zon was al een stukje onder de horizon gezakt. Toen begon het weer te flitsen voor Lises ogen en ze viel flauw.

En het laatste stukje voor vandaag:

Toen ze weer wakker werd, lag ze op de grond, niet ver van het trapgat van de kloostertoren. Nog een geluk dat ik daar niet in ben gevallen, dacht Lise, terwijl ze opstond. Meteen greep ze naar haar hoofd dat uit elkaar leek te knallen van de pijn. Maar gelukkig ebde de pijn snel weg en kon ze weer helder denken. Ze rende naar de rand van de toren en zag dat alles weer normaal was. De bus was er weer, het was geen avond meer en er liepen geen mensen meer op de velden beneden. Ook was de jurk verdwenen en had ze haar eigen kleren weer aan. Ze rende naar beneden en zag een groepje klasgenoten staan, die haar niet eens opmerkten. Ze liep de gang in en keek naar boven. Links waren een aantal deuren. Ze zagen er net zo uit als de donkerbruine, zware deur als die waar broeder Johannis doorheen kwam vanochtend. Over ochtend gesproken, hoe laat is het eigenlijk, dacht Lise en ze keek op haar horloge. ‘Wat? Half een?! Hoe kan dat in hemelsnaam? Ben ik zo lang buiten westen geweest?’ zei ze tegen zichzelf. En dat bleek net iets te hard, want haar klasgenoten die ook de gang in waren gelopen keken haar vreemd aan. Ze begreep er al niets van, nu snapte ze het al helemaal niet meer. Wat gebeurde er? Ze besloot maar naar buiten te gaan en haar brood op te eten, want ze voelde dat haar maag leeg was. Ze pakte haar plattegrond uit haar tas en rekende de kortste route naar de uitgang uit: deze gang uit, langs de kloostertuin en dan door nog een gang. Zo zou ze op de galerijen uitkomen en dat was weer vlakbij het pleintje waar ze vanochtend begonnen waren. Met de plattegrond in haar hand liep ze door de kloostergangen heen. Af en toe keek ze links en rechts kamertjes in. Daar woonden vroeger de broeders, zag ze op de plattegrond. Ze besloot toch nog maar even het klooster te bekijken en liep wat van die kamertjes in en uit. Toen ze voor een kamertje met een rood touw ervoor stond, hoorde ze opeens een kuchje achter haar. Ze schrok en draaide zich om. Het was broeder Johannis. In zijn hand had hij een boek. Het was dik en in donkerbruin leer gebonden. Aan de randen was het met goudverf versierd. Ze kende dat boek ergens van, maar waarvan? Het flitste het weer voor haar ogen, maar er gebeurde verder niets. De monnik kuchte nog een keer en vroeg of ze wel even opzij wilde gaan, zodat hij naar binnen kon. Nadat ze dat gedaan had, was het rode touw in een beweging los en broeder Johannis binnen. Ze boog over het touw heen om nog een glimp van het boek op te vangen. Maar razendsnel had de monnik zich omgedraaid en met zijn priemende ogen keek hij haar strak aan. Ze schrok, maar sloeg haar ogen niet neer. Na wat wel een uur leek, liep de monnik het kamertje uit en verdween met snelle passen in een andere gang. Wat moest hij nou weer, vroeg Lise zich af. Maar antwoorden op deze en alle andere vragen kon ze niet vinden, dus probeerde ze het van zich af te zetten en vervolgde ze haar weg naar de uitgang.

To be continued…