Hm, ik vind het niet zo goed. En ik heb het niet over het onderwerp, maar over hoe je het geschreven hebt.
- Wat denkt je hoofdpersoon? Denkt ze: Oh shit, ze heeft me door. Of juist: dit had ik kunnen verwachten, nou ja…
- Je schrijft over mevrouw Tuinman. Wie is zij? Ik begrijp dat ze mentorlessen geeft aan je hoofdpersonen, dus het moet haar mentrix zijn. Maar beschrijf dat gelijk.
- Je schrijft over Lisa uit de 2e. Je zou er bij kunnen zetten welk niveau ze doet, Havo 2, Atheneum 2, Gymnasium 2, VMBO-T 2, Kader 2… Hoe vaak smst ze met Lisa uit de 2e? Is het een vriendin van haar?
- Het is een beetje vaag hoe mevrouw Tuinman reageert. Het hele stuk vind ik vaag.
´nou even ik praat al zeker een kwartier met je klas over het werk van jullie ouders en zou mevrouw ook even willen vertellen wat haar ouders doen?´.
Nooit heb ik er echt veel over nagedacht ik had geen vader punt. Mijn moeder en ik hadden het prima met zijn tweetjes. Ik heb nooit een vader gemist want ik heb nooit gevoeld hoe het is om geen vader te hebben. Maar nu wil ik weten wie is die onbekende man? Die mijn moeder alleen liet toen ze zwanger was van mij.
Dat hele stuk snap ik niet. Of nou ja, ik snap het wel, maar het is heel onduidelijk. Als je het duidelijk voor de lezer wilt maken, schrijf het anders. Ik geef even een voorbeeld:
‘Zeg, Allycé. Ik sta hier al zeker een kwartier te kletsen met de klas, we bespreken het werk van jullie ouders,’ zegt mevrouw Tuinman verontwaardigd en trekt een geïrriteerd gezicht, ‘dus mevrouw, zou jij ook even kunnen vertellen wat jouw ouders doen?’
‘Mijn moeder is…’
‘Goed, en wat mag je vader dan doen?’ Ik heb er nooit over nagedacht. Mijn vader kan me geen ene moer schelen, naar mijn gevoel heb ik niet eens een vader. Thuis met mijn moeder heb ik het prima, we redden het goed met zijn tweetjes. Ik heb geen vader-figuur in mijn leven nodig en dat weet mijn moeder ook. Ik heb er ook nooit een gemist, nooit heb ik een vader gehad en het gevoel om er een te hebben nooit ervaren.
‘Geen idee, mevrouw,’ aarzel ik, ‘ik ken hem niet.’ Mevrouw Tuinman’s gezicht betrekt een beetje.
‘Dat is naar, sorry. Eh, Denise?’ Wie is mijn vader eigenlijk? Wie is die onbekende man, kent hij mij? Het enige wat ik van hem weet is dat hij mijn moeder verliet toen ze zwanger was van mij.
- Let op je spelling.
- Stukjes kun je goed uitbreiden. De zin: ik wandel naar buiten, is heel eenvoudig. Je kan hem bijvoorbeeld zo uitbreiden:
Tevreden loop ik mijn huis uit, naar buiten toe. Onderweg pak ik mijn mobiel, sleutels en roep ik: ‘Ben zo terug, doei!’