The Last Five Witches

Dit verhaal heb ik zelf geschreven! Nou, eigenlijk ben ik er nog mee bezig. Ik hoop dat jullie het leuk vinden! :bowing_man:

Hier een omschrijving:

De Laatste vijf heksen is een verhaal over de jonge Victoria, wie na de dood van een klasgenootje er achter komt dat ze een heks is. Haar moeder was hier al bang voor, na de verhalen van haar eigen moeder weet ze dat Victoria een gevaar vormt maar ook in gevaar is. Ze stuurt Victoria naar een heksen school. Dit is de enige heksen school die nog is blijven bestaan na de oorlog in 1900-1950. Vele heksenkringen en heksen families zijn toen vermoord door de heksenjagers. Heksen jagers bestaan nu nog. Eenmaal op de school ontmoet Victoria vier andere meisjes. Zij zijn ook heksen. Zij hebben allemaal hun eigen specialiteiten en verhalen over de verschrikkelijke oorlog. Op de heksen school leren de meisjes met het idee omgaan dat ze een heks zijn. Ook leren zij hun krachten te gebruiken. Ze komen veel te weten over de duistere wereld, en aldus ook over heksen jagers. De vijf heksen hebben een rustig jaar op de school, tot ze angstaanjagend nieuws horen. Er komt een nieuwe oorlog aan. Daarom moeten de meisjes op zoek gaan naar andere heksen. Dit is een gevaarlijke taak gegeven door opperheks en lerares Alestia Laveau. Ze weten dat het zoeken niet veel zin heeft, want vele van hen zullen uiteindelijk sterven.

Hoofdstuk 1:

‘Jij bitch!’ Schreeuw ik naar Evelien wie op het punt staat mij te slaan. Ze valt me al lastig sinds ik op deze school zit. Vandaag had ik het niet meer. Ik vocht terug. Evelien trekt mij aan mijn haar terwijl ik probeer haar zwakke punt te vinden. Haar geblesseerde knie! Ik geef er een harde trap tegenaan. Ze krijst het uit en valt op de grond terwijl iedereen toekijkt. Niemand zegt iets, het is compleet stil. Evelien staat met moeite op. '‘Waarom doe je dit!?’ vraagt ze vol haat. '‘Je hebt me drie jaar lang getreiterd!’ schreeuw ik. Het schreeuwen was niet zo verstandig, want er komt een leraar aan. '‘He wat doen jullie!? Meekomen!’. Evelien zucht. Denkt ze nou echt dat ze hier mee weg komt? Als ze langs me heel wil lopen grijp ik der bij haar kraag vast. Ik zeg van alles, wat ik niet door heb. Ik heb mezelf niet meer in de hand nu. Evelien’s reactie is het zelfde als altijd. Ze spuugt in mijn gezicht. De leraar probeert mij van Evelien af te trekken wanneer ik op der spring en haar in haar gezicht mep. Helaas lukt het de leraar. Hij houdt me pijnlijk vast en Evelien staat op met behulp van wat vrienden. Haar blik zegt genoeg, ze voelt zich onoverwinnelijk nu ze mij zo ziet. Ik houd me rustig en zeg dat het me spijt. Meen ik dit? Absoluut niet. De leraar laat me los en sist dat ik met hem mee moet lopen. Ik loop mee, en hoor de leerlingen dingen fluisteren. Evelien begint te lachen. '‘Dacht ze nou echt dat ze me kon krijgen?’ fluistert ze. Ik draai me om en steek mijn hand uit. Opeens zie ik Evelien verkrampen op de grond. '‘Wat doe je met me!?’ krijst ze. Ik heb geen idee wat ik doe. Ik begin te trillen. Ik kijk toe hoe Evelien lijdt. Dit is niet wat ik wil! Wat doe ik? Zonder dat ik iets doe schiet mijn hand omhoog en draait het zich om. Ik wil mijn blik werpen op Evelien, maar dat gaat niet. Ze ligt niet meer op de grond, ze zweeft nu in de lucht en lijkt verstijft te zijn. Leerlingen schreeuwen. Ik weet niet wat ik doe. Ik ben bang, heel erg bang. Ineens voel ik de kracht in mijn hand verslappen, en Evelien valt met een harde klap op de grond. Ik sla mijn handen voor mijn mond en kijk toe hoe het bloed onder haar hoofd zich over de tegels verspreidt.

Hoofdstuk 2:

Ik zit aan de keukentafel met mijn moeder. De sfeer is te pijnlijk. Mijn moeder staart naar buiten. Ik tik zenuwachtig met mijn theelepel tegen het theeglas. Als het theelepeltje op de grond valt werpt mijn moeder haar blik op mij. ‘Je moet weg Victoria’’. Dit is niet echt wat ik had verwacht. Ik zat eigenlijk meer te denken aan uitleg. ‘Je vormt een gevaar voor anderen, maar zelf ben je ook in gevaar’. Mijn moeder staat op en gaat voor het raam staan. Ik trek dit niet meer. Ik sla op de tafel. ‘Victoria, je bent geschorst omdat je iemand hebt vermoord! Waag het niet om een grote mond te hebben!’ Schreeuwt mijn moeder voordat ik iets wilde zeggen. ‘Pak je koffers’, Is het enige wat ze zegt. Ik ren naar boven en zak op de grond voor mijn deur. Ik leg mijn hoofd ik mijn handen. Die moord was niet met opzet! De politie komt me zeker arresteren, wat moet ik doen? Ik sta op en pak snel mijn koffer in. Wanneer ik klaar ben ga ik terug naar beneden. Mijn moeder huilt aan de keuken tafel. ‘Kom eens hier’ snikt ze. Ik loop naar haar toe en omhels haar. Ik ga tegenover haar zitten. Wanneer ik mijn mond open doe om te willen praten gaat de telefoon. Mijn moeder neemt op en loopt de keuken uit. Na een paar minuten loopt ze terug met een zielloze blik. ‘Ze is niet dood’. Wat? Evelien is niet dood? Maar het bloed… Hoe kan ze nog leven na die harde klap? Aan de ene kant ben ik blij. Nu hoef ik niet de gevangenis in. Maar aan de andere kant zit ik vol vragen. ‘Lieverd, het was niet mijn bedoeling om zo tegen je te schreeuwen. Ik vind het gewoon moeilijk’. Wat vind ze moeilijk? ‘Ik heb ooit een brief voor je geschreven. Toen je vijf jaar werd. Ik wil dat je deze brief leest als je op de school aankomt. Je moet nu gaan’. Mijn moeder stopt de brief in mijn tas en loopt met me mee naar buiten. Buiten staat er een vrouw op ons te wachten. Ze draagt een lang zwart gewaad waardoor je haar gezicht niet kunt zien. Mijn moeder geeft me een knuffel. Ik zit met mijn gedachtes bij Evelien. Ze was opslag dood! Ik realiseer me dat dit ernstig is. Hoe kon ik haar de lucht in laten… Vliegen? Ik weet het niet. Maar mijn gevoel zegt dat mijn moeder het wel weet. En dat het in de brief zal staan. De vrouw zegt met een hese stem dat ik mee moet lopen. Ik loop met haar mee, en werp een laatste blik op mijn moeder. We lopen door een smal pad richting het bos. Hoe kon alles toch zo snel gebeuren? Ik had Evelien nooit moeten aanvallen. Dan liep ik hier nu niet. ‘Waar gaan we heen?’ Vraag ik na een poosje. De vrouw zwijgt. Aan haar loophouding te zien is ze al oud. Ze stopt bij een holle boom. Ze drukt een oude sleutel in mijn handen. ‘Houd deze voor altijd bij je’. De sleutel heeft een ster op zich. Wanneer ik meer wil vragen is de oude vrouw al weg. Ik kijk om me heen, maar er valt niets meer te zien dan bomen. Het wordt donker, en nog steeds sta ik voor de boom. Is die sleutel bedoeld voor…de boom? Zoiets bestond toch alleen in sprookjes? Eigenlijk verbaast het me niets meer na alles wat er is gebeurd. Ik loop een rondje om de boom. Ik zie nergens een sleutel gat. Shit! Ik begin rare geluiden te horen. Ik ben niet bang in het donker, nooit geweest. Dat komt omdat we altijd dicht bij het bos hebben gewoond. Ik heb vaak wandelingen gemaakt in het donker met mijn vader. Toen hij nog leefde… Ik mis hem. Waarom moest hij zo nodig dronken achter het stuur gaan? Ik krijg buikpijn bij de gedachtes. Ik loop verder het bos in, aangezien er bij de boom niets te vinden is. Hoe verder ik loop, hoe vertrouwder het voelt. Ik zie een boom met precies de zelfde ster op zich als op de sleutel. Zal die boom een doorgang zijn? Dat moet wel! Door mijn enthousiasme struikel ik over een raar voorwerp. Ik kan niet goed plaatsen wat het is. Het heeft de vorm van een Pringles chips koker, maar is veel zwaarder. Het is zwart en heeft een lederen hoes. Om de hoes zit een strik van touw. Dit voorwerp is zo mysterieus. Ik kijk om me heen of ik misschien de eigenaar van dit ding zie, maar helaas. Ik trek wat aan het strikje tot het los laat. Nu moet ik er wel in kijken! Ik draai voorzichtig de koker los. Wanneer ik er in kijk, zie ik alleen maar takjes. Dat is het? Takjes? Ik draai het weer dicht en prop de koker in mijn tas. Ik pak mijn omgevallen koffer en sleur hem mee naar de boom. Ook hier is geen sleutelgat te vinden. Als ik goed om me heen kijk, zie ik dat op heel veel bomen een ster staat. Ik volg de bomen en kom uit bij een groot hek. Mijn moeder had het over een school. Zal dit de school zijn? Het hek zit op slot. Ik bekijk het slot. Er staat een ster boven. Ik prop mijn sleutel in het sleutelgat en draai het voorzichtig om. Het hek gaat langzaam en krakend open. Ik loop verder en zie niets anders dan een spoor van paddenstoelen. Hoe verder ik loop, hoe donkerder het word. Mijn koffer blijft haken achter een steen, en mijn sleutel valt op de grond. Ik pak het touw van de koker, knoop dat aan de sleutel en hang het vervolgens om mijn nek. Veel beter. Ik pak mijn koffer weer en loop verder. Maar wanneer ik om me heen kijk, sta ik stil. Ik ben omringd door huizen. Geen gewone huizen, het zijn kleine huizen. Overal brandt licht. Waren deze huizen er de hele tijd al? Waarom heb ik ze niet gezien? Of komt het door de sleutel? Verward kijk ik om me heen. Als de huizen ophouden, valt mijn mond open. Ik sta voor een gigantisch Victoriaans huis. Ook daar staat een enorm hek omheen. Zal dit de school zijn? Wanneer ik de sleutel in het sleutelgat wil stoppen gaat het hek open. Nog steeds verward doe ik de sleutel weer om mijn nek. Hij is dus niet voor dit hek bestemt. Ik loop over het stenen pad naar de grote voordeur. Nerveus klop ik aan. Even hap ik naar adem wanneer een man zonder ogen de deur opent.

Hoofdstuk 3:

Wanneer ik binnen ben neem ik een paar minuten om alles te verwerken. Deze school is prachtig. Voor mij zie ik twee grote schuinlopende marmeren trappen. Overal zie ik deuren. Boven mij hangt een enorme zwarte kroonluchter, en aan de donker rode chique muren hangen prachtige portretten van mensen die volgens mij niet uit deze tijd komen. Vol verbazing loop ik dan man zonder ogen achterna. Hij gebruikt geen stok tijdens het lopen, hoe weet hij waar hij moet wezen? Hij opent een deur en mompelt iets. Volgens mij moet ik hier naar binnen. Ik loop stap voor stap naar binnen. Er staat een groot bureau met daar achter een gigantische stoel met de rug naar mij toe. Achter het bureau is de muur bedenkt met ramen. Het maanlicht schijnt door de donker paarse gordijnen de kamer in. Op het bureau liggen papieren. Heel veel papieren… ‘Neem plaats’’ wordt er gezegd vanuit de grote stoel. Ik kijk zenuwachtig om mij heen, maar zie nergens een stoel. ‘Bethenia, geef dit meisje een stoel’’ zegt het figuur in de grote stoel. Ineens komt er een zwarte kat aangelopen. Het miauwt geërgerd en springt dan op het bureau. Het blijft daar een paar minuten zitten en kijkt mij aandachtig aan. Nerveus door de kat, richt ik mijn aandacht op mijn nagels. Wanneer ik me weer wil richten op die vreemde kat, is het weg… Die kat zat daar net nog! Ik hoor geschuifel, en wanneer ik me omdraai staat er een stoel achter me. Waar komt die ineens vandaan!? Ik heb in een dag nog nooit zoveel ongeloofwaardige dingen meegemaakt. Als ik er zo over nadenk, krijg ik hoofdpijn. Ik neem plaats op de stoel en wacht tot het figuur tegenover me weer spreekt. De stoel draait zich in een keer om, en een vrouw met lang blond haar kijkt nu in mijn ogen. ‘‘Wat is je naam’ vraagt ze streng. ‘Ik ben Victoria…’ Antwoord ik stotterend. Shit! Waarom heb ik dat altijd? De vrouw kijkt wat tussen die enorme hoop papieren en haalt er vervolgens een notitieboekje tussen weg. Het duurt even voordat ze de juiste pagina heeft. ‘Ah! Victoria! Jou hadden we al verwacht’’ Zegt ze enthousiast. Ze staat op en loopt rondjes om mijn stoel. Ik voel haar blonde haar langs mijn nek glijden. Ik krijg ik kippenvel wanneer ze met haar lange nagels mijn schouders vast pakt. ‘Goede prestatie, een klasgenootje bijna vermoorden met slechts een handomdraai’’. Had deze vrouw het recht wel dit te zeggen? Het liefst word ik nu boos, maar mijn gevoel zegt dat deze vrouw belangrijk is. Ik houd me in en knik. '‘Je oma was er ook zo een. Ik weet nog dat ze huilend thuis kwam, en vertelde dat ze de jongen waarop ze verliefd was, in een konijn heeft verandert’. De vrouw begint te lachen. Mijn oma? Hoe kent ze mijn oma? '‘Mijn naam is Alestia Laveau , en vanaf nu ben je trouw aan mij’. Zonder pardon loopt ze weg. De kat die inmiddels terug is springt weer terug op het bureau. Maar wanneer het op het bureau zit, is het geen kat meer. Er zit nu een meisje op het bureau haar nagels te bijten. Ik maak een raar piep geluidje, wat eigenlijk een gil had moeten zijn. Hoe kon die kat… Een meisje zijn? Is dit soms een rare droom? Ze streelt nu over haar zwarte haar, dan wild om haar hoofd heen hangt. '‘Zo is ze altijd hoor’, zegt ze met een glimlach. ‘Jij…was net…’ Meer krijg ik er niet uit. Het meisje staat op en gaat voor me op de grond zitten. '‘Een kat, dat klopt’. Stiekem hoop ik dat ik zo wakker word, want dit kan gewoon niet waar zijn. Zelfs voor een droom is dit te ongeloofwaardig. '‘Ik ben Bethenia, Alestia’s Hulpje om het zo te zeggen. Maar noem me niet haar hulpje, want dat is het laatste wat ik van een nieuwkomer als jij wil horen. Je koffer staat al in je kamer, volg mij maar’, zegt ze direct. Ik sta op en loop achter haar aan. Ik vraag me af wat hier nog meer te beleven is. Als we door een donkere gang lopen gaan mijn arm haren recht overeind staan. Deze gang is slechts verlicht met een paar fakkels. Hier moet ik elke dag doorheen lopen!? Zodra we aan het einde van de gang zijn worden we tegengehouden door grote deur. Bethenia wijst naar mijn sleutel. Ik draai het met mijn sleutel de deur open. Wanneer ik de deur open word ik verblind door licht. Bethenia loopt door, en ik loop maar achter haar aan. We staan nu in een lichte brede gang, met een aantal deuren. Vijf om precies te zijn. Het gangpad is verdeeld met paars tapijt en een aantal lounge banken. Boven de deuren van de kamers staan namen. Op de eerste rechts staat bijvoorbeeld Annabel, en daar naast Yasmin. Ik loop naar de deur met mijn naam erboven. Mijn kamer is groot, en donker. Het heeft een Victoriaanse style, net zoals de rest van het huis. Mijn koffer ligt op mijn bed. Mijn tas heb ik gelukkig nog bij me. Ik ga op het grote bed zitten en pak de brief van mijn moeder. Zal ik het nu lezen? Het liefst wacht ik tot morgen, aangezien ik echt enorme hoofdpijn heb door alles wat ik vandaag heb beleeft. Nog steeds hoop ik dat dit slechts een bizarre droom is. En dat ik straks in mijn eigen vertrouwde bed wakker word. Ik ga liggen en sluit mijn ogen om dit allemaal te kunnen verwerken. Mijn verwerkingsproces slaat snel over naar een dagdroom. Wanneer ik net even van deze bizarre wereld weg lijk te zijn, word ik gewekt door een enorme knal. Ik loop naar de deur om te kijken wat zich daar afspeelt. Ik zie twee meisjes boos tegenover elkaar staan. Twee andere meisjes kijken samen angstig toe. '‘Je hebt mijn haarborstel gebruikt!’, schreeuwt het meisje met het bruine haar. Tegenover haar staat een klein meisje, met pastel paars haar. '‘ja, is dat erg dan?’ Vraagt ze kalm. Het meisje met het bruine haar spreid haar neusgaten, en balt haar vuisten. Haar gezicht loopt rood aan, en voor dat ik het weet liggen alle bloemvazen die naast de sofa’s stonden, kapot op de grond. '‘Jij bent de volgende’ sist ze. Het meisje met het paarse haar draait met haar ogen en loopt rustig weg. Wanneer ze langs mij heen loopt knipoogt ze. Snel sla ik mijn deur dicht. Het valt me nu pas op dat er een papiertje aan de deur hangt.

  • Bedtijd 22:00

  • opstaan 8:00

  • ontbijd: 8:30

  • Lessen opgedragen door Mrs. Laveau

  • Lunch 12:30

  • Diner 18:30

Ah fijn, gelijk een heel dagschema. Op de achterkant van het papiertje staat een soort kaart. Zo te zien moet iedereen de badkamer delen. Hier heb ik niet zo’n probleem mee. Het meisje van net wel volgens mij. Waarom zullen die meisjes hier zijn? En waarom gingen die vazen stuk toen het meisje met bruin haar boos werd? Ik zit vol vragen, en iets in me zegt dat het tijd is de brief van mijn moeder te lezen. Ik ga weer op het bed zitten en pak de brief. Voorzichtig open ik het:

''Lieve Vic,

Ik hoop dat je veilig bent aangekomen in Huize Laveau. Je bent hier omdat je een speciale gave hebt. Je bent namelijk een heks. Ik snap dat dit erg ongeloofwaardig klinkt, maar meer kan ik er niet over zeggen. Het is nou eenmaal zo. Je hebt deze gave van je oma. Zij was ook een heks. Ze is gestorven in een gevecht tussen de heksen en de heksen jagers. Lieverd, je bent in groot gevaar. Daarom zit je nu op deze school. Je kunt hier je ‘‘krachten’’ ontwikkelen, en leren om met het idee om te gaan. Mrs. Laveau was je oma’s jongere zusje, je zult vast een band met haar opbouwen. Wij kunnen helaas geen contact meer met elkaar hebben vanwege het risico dat je ontdekt word. Ik zie je rond kerst, en vergeet niet dat ik van je hou. ‘’

Ik smijt de brief aan de kant en krul mezelf op. Ik ben een heks? Mijn oma was een heks? Maar heksen zijn…duister… Dus dat betekend dat ik ook duister ben. Tranen stromen over mijn wangen. Maar heksen bestaan toch niet? Ik ben een slecht mens nu. Ben ik eigenlijk wel een mens? Na een tijdje huilen val ik in slaap. Wanneer ik s’ochtens wakker word en ik weet dat het niet in mijn eigen bed is, komt het besef dat dit geen droom is. Dit kan wel eens een nachtmerrie zijn, waar ik nooit uit zal ontwaken.

Zeer intressant,ik volg! :upside_down_face:

yheaa! ^-^

I like this story!

Thankyou! <3