Ik kijk uit over de zee. De zee met haar prachtige golven, alles opslokkend.
In de verte daalt de zon zwijgzaam neer achter de bergen.
Het is stil, maar tegelijkertijd hoor ik zoveel verschillende geluiden. De wind, de kabbelende golven, het gepraat van de mensen op de boulevard een tiental meters achter me.
Ik zet een paar stappen richting de schuimrand van het water. De zandkorreltjes prikken tussen mijn tenen.
Voor de zoveelste keer strelen plukken haar mijn rode wangen. Ik staar naar de goudgele lucht. De kleur weerkaatst in het water voor me.
Nog een paar stappen en ik ben één met het water. Het koude gevoel aan mijn tenen schrikt me niet af, het verwelkomt me. Al gauw sta ik met mijn enkels in het koele water.
Een paar stappen verder en de onderkant van mijn witte, luchtige jurk is doordrenkt. Mijn vingertoppen strelen de oppervlakte van de wonderschone vloeistof.
Een ziltige traan bereikt mijn lippen en ik proef haar smaak. Het is een bitterzoet moment: ik weet dat alles zometeen goed zal zijn, maar ergens in mijn hoofd piept een stemmetje dat het zo niet had gehoeven.
Ik glimlach door mijn tranen heen wanneer het koude water tot aan mijn kin reikt. Mijn haar drijft langs mijn hoofd en ik voel rillingen tot aan mijn kruin.
Nog een klein stukje en ik ben één met het goud. Ik wil mijn ogen niet sluiten, het ziet er zo mooi uit.
Nog even, dan. Ik staar in de verte, prent de afbeelding in mijn hoofd.
Ik ben zo verdoofd, zo in gedachten dat ik de plotselinge grip om mijn bovenarm pas voel wanneer een zwarte gestalte de lucht blokkeert.
Nee! Ik wil het zien, de kleur waar ik in wil verdwijnen, dat is het laatste wat ik wil zien!
Zonder mijn goedkeuring word ik weggetrokken. Weggetrokken van het water - míjn water. Van mijn lucht. Mijn gouden paradijs.
Ik zet mijn nagels in de huid van de boosdoener die mij weghaalt. Ik trek en krab en sla met al de kracht die ik nog in me heb, maar het haalt niets uit.
Pas als mijn voeten weer droog zand onder zich voelen, toont de gestalte zich aan mij.
Goudgeel haar springt alle kanten op, donkerbruine ogen kijken teder in mijn gezicht en warme vinger strelen mijn koude handen.
Het kan me niet meer schelen dat ik zojuist boos was op de jongen voor me. Ik vergeef het hem.
Ik staar eindeloos naar de gouden kroon om zijn hoofd en besef me dat ik me gelukkig voel.
Het stemmetje in mijn hoofd had gelijk. Het kan anders, ik had het gewoon nog niet ervaren.
(klinkt misschien een beetje zoetsappig, maar het was gewoon wat er in mijn hoofd kwam toen ik de afbeelding bekeek. supertof idee, dit topic!)