Rekenprobleem ? Vraag uit Cito

Hey, ik kon niet zo snel een algemeen topic vinden over vragen als die er is.
Ik zit op de Pabo en ben hard aan het oefenen voor de rekentoets, nu heb ik een vraag over een toets van Cito waaruit ik aan het oefenen ben. Wat ik ook doe ik kom niet op het juiste antwoord. Zou iemand kunnen helpen? Het gaat over deze vraag:

Het antwoord moet 0,3 zijn.

mag je hier een rekenmachine bij gebruiken?
naja in elk geval:
102.50-36=66,5 (premie 2011)
36/66,5*100=54,1% (stijging)

ik kom uit op 3,0 (ik kan ook fouten maken)

Als je dat bedoelde ipv 0,3 kan ik het wel uitleggen

102,5 is het maandbedrag, en 36 is de jaarlijkse stijging

Sorry, idd 3,0 hoe kom je daarop? Ik kwam ook uit op 54,1

102,5 is het maandbedrag, dus je moet dat eerst keer 12 doen, en dan -36. Ik denk dat je er nu wel uitkomt :slightly_smiling_face:

oh ik heb het verkeerd gelezen. Ik vond het al hoog :"D.
Volgens mij klopt tie dan zo:
102,50-(36/12)=99,50
3/99,50=3%

Bedankt! Ik had iets heel raars gedaan :’)
Wss komen er nog wel meer vragen… Ik maak echt domme fouten soms haha.
Thnx voor het helpen :stuck_out_tongue:

Ja is ook begrijpelijk!
het belangrijkste is goed lezen! veel succes!

Snapt iemand deze?
Ik heb 24% uitgerekend van 38316, wat 91956 is, maar ik snap niet waarom dit fout is.

Misschien niet afronden? Ik weet niet, ik kom ook daarop uit als ik afrond

Er staat dat het antwoord 7416 is dus dat ligt er niet echt dichtbij:’)

38.316 is van 2010
24% meer dan in 2009
38.316 is 124% van 2009
Aantal verkochte auto’s in 2009: 38.316/124 x 100 = 30.900
38.316 - 30.900 = 7.416

Het aantal Polo’s s in 2009 is 100 procent. Het aantal Polo’s in 2010 is 38.316 en dat is 124%. In 2009 zijn er dus 38.316 : 124 x 100 = 30.900 Polo’s verkocht. In 2010 zijn er dus 38.316 - 30.900 = 7.416 meer verkocht.

Dankje!

Welke site is dit / hoe kom je aan deze vragen?

Dit zijn vragen uit voorbeeldtoetsen, te vinden op de website van het Cito.

Nogmaals bedankt voor de hulp! Ik merk dat ik al vooruit ben gegaan, maar ik zit nog steeds niet op het goede niveau.
Ik hoop dat jullie me nog een keertje zouden willen helpen :cold_sweat:
Ik heb een paar vragen uit de wiscat (dit is de rekentoets van de pabo) waar ik niet uitkom. Als iemand 1 van deze opgaven snapt zou die me het dan kunnen uitleggen?
Trouwens ik wil vooral geen misbruik van jullie tijd maken. Het is meer dat ik op school niet het gevoel heb dat ik de hulp krijg die ik nodig heb.

  1. Arie, Bas en Chris verdelen 210 euro in de verhouding van 2 : 3 : 5
    Hoeveel euro krijgt Bas?

  2. Shell biedt 5 miljard euro voor het Amerikaanse Penzoil. Esso wilt 6,5 miljard euro betalen. Hoeveel procent is dat meer?

  3. De lengte van een aquarium is 70 cm, de breedte is 30 cm en de hoogte is 28 cm. Het water komt tot ongeveer 4 cm onder de rand. (1 liter = 1 dm3 = 1000 cm3)
    Hoeveel liter water gaat er ongeveer in dit aquarium ?

  1. 2+3+5=10. Je moet 210 dus door 10 delen, maakt 21. Bas krijgt 3 delen, dus 3*21 maakt 63.

  2. Om dit te berekenen gebruik je (nieuw-oud)/oud*100, dus (6,5-5)/5*100 is 30 procent meer.

  3. Het water komt tot 4cm onder de rand, dus de hoogte is 28-4=24 cm. Volume is l*b*h, dus 70*30*24. Dat maakt 50400 cm^3. Dat kan je omrekenen naar dm^3 door het te delen door 1000: 50400 cm^3 is 50,4 dm^3. Er gaat dus afgerond 50 liter water in.

  1. Vergrotingsfactor, want dit is een snavelfiguur. De hoogte van de zijkanten kan je met pythagoras uitrekenen, dat is 4^2+4^2=32, wortel32 is afgerond 5,7.
    Om nu de vergrotingsfactor te berekenen neem je de onderkant, daar heb je namelijk meerdere waardes van: De kleine driehoek is 4m, de grote 4+6=10m. k(verg.factor)=10/4=2,5. De hoogte is dus 2,5 keer zo groot als de hoogte van de zijkanten. 2,5*5,7=afgerond 14m