"In de loop van de 11e eeuw ontstond in Frankrijk een literatuur die maatgevend zou worden voor heel Europa: in het noorden de ridderroman en in het zuiden de liefdeslyriek.
De oudste ridderromans zijn chansons de geste (lett. liederen van heldendaden). Ze worden ook Frankische of Karelromans genoemd, omdat ze allemaal handelen over de verhouding tussen Karel de Grote en zijn vazallen. De schrijvers ervan werden ‘trouvères’ genoemd; de teksten werden uitgevoerd door rondtrekkende zangers (jongleurs) die zichzelf op de luit begeleidden.
[…]
Vanuit Zuid-Frankrijk verspreidde de nieuwe literatuur zich in de loop van de 12e eeuw naar Italië en Noord-Frankrijk, en dan naar de rest van Europa. In Noord-Frankrijk maakte de chanson de geste plaats voor de hoofse roman (daarom worden de chansons de geste ook wel ‘vóórhoofse romans’ genoemd). In deze nieuwe romans is de ridder niet meer een tamelijk onbeschaafde vechtersbaas, maar een ontwikkeld en verfijnd mens, voor wie een gevecht naast een strijd op leven en dood ook een sportief spel was. De ridderidealen zijn niet langer moed, kracht en trouw, maar hulpvaardigheid, rechtvaardigheid en hoffelijkheid. De romans gaan niet alleen over strijd, opstand en bloedwraak, maar ook over het helpen van verdrukten, het bevrijden van gevangen jonkvrouwen en het opsporen van geheimzinnige voorwerpen.
Er zijn drie typen hoofse romans: de Keltische, oosterse en klassieke roman."
Aldus Dautzenberg.