Hoi, dit is een kortverhaal haha. Uhm, tsja, what can I say… ik heb dit ooit geschreven voor een schrijfwedstrijd en de opdracht was om je verhaal te beginnen met de zin “Ik kan je niet vergeven”. Tips/kritiek/feedback is welkom
‘Ik kan je niet vergeven.’ Ze sprak de woorden kalm uit, gedecideerd, alsof het een feit was wat ze al lang geleden had geleerd, en nu nog even vermeldde. ‘Ik kan je niet vergeven, en ik ga hier weg.’ Haar woorden leken echter niet door te dringen; de jongen – of eigenlijk man, omdat hij volwassen was, maar zijn gezicht had nog steeds het jeugdige, dus een juiste term leek moeilijk te vinden – bleef op zijn stoel zitten, bewegingsloos, met zijn handen krampachtig om de leuningen geklemd. Misschien had hij een spier vertrokken, maar meer ook niet. Zijn ogen reflecteerden de beelden die te zien waren op het televisiescherm naast haar. (“TELEVISIE DIE JE RAAKT!”)
Hoofdschuddend liep ze weg, met grote passen, om uiteindelijk met een luide klap de deur dicht te slaan. Ze was zowel woedend als verdrietig, maar haar tranen veegde ze snel weg, weigerend om deze de ruimte te geven.
Het was verfrissend om weer eens de buitenlucht in te ademen, in plaats van de lucht in het appartementje, dat, in vergelijking, enkel uit sigarettenrook leek te bestaan. Ze was al een tijd niet meer buiten geweest, niet omdat ze er niets te zoeken had, maar omdat Elijah niet meer wilde. Niet durfde, ook, hoewel hij dat niet toe wilde geven. Het was haast beangstigend om te zien hoe snel hij was gebroken. Toen ze elkaar net kenden, had hij haar eens verteld over het bezoek dat hij aan zijn oma had gebracht toen deze in het ziekenhuis lag. In zijn ogen zag ze er nog gezond uit, maar toch was ze de dag daarna overleden. Hij had altijd al de neiging gehad om dingen minder erg te zien dan dat ze waren. In dat opzicht waren ze tegenpolen: zij was een doemdenker, hij een (doorgeslagen) optimist. Misschien dat hij daarom zijn eigen zelfvernietiging niet herkende. Nu ze er op terug keek, had niemand hem ooit in de wereld van drugs, drank en beroemdheid toe moeten laten, maar ach, had zij wel geprobeerd hem tegen te houden? Bovendien had hij talent, enorm veel talent, en dat hij ervoor koos om dit samen met andere mensen te bundelen om unieke (en naar haar mening geweldige) nummers te schrijven en de wereld in te brengen kón geen fout zijn. Bovendien verdiende hij de aandacht meer dan zij; zij had boeken geschreven, ja, maar ze waren allemaal nep, aangepast aan de hype van het moment, opdat het maar goed zou verkopen. Het ging haar immers om het geld, want geld was hetgeen wat ze op dat moment nodig had gehad. Beiden waren ze populair, geliefd en vooral beroemd. De vele complimenten die ze hadden gekregen hadden voor arrogantie gezorgd,voor een zekere spot tegenover de rest van de wereld - maar na hoogmoed kwam de val, en zij herkende hem, maar hij niet; hij probeerde het te ontkennen, hij zei dat hij gewoon niet meer naar buiten wilde omdat het saai was, maar dat was natuurlijk niet de reden. Hij was lusteloos, vermoeid, oververmoeid misschien wel, en vooral stil en teruggetrokken. Dagenlang deed hij niets anders dan voor de televisie zitten, (– “ALS HET AAN DE KAT LAG, KOCHT ZE WHISKAS!” -) kijkend naar de beelden die voorbij flitsten, maar hij leek niets in zich op te nemen. En zij bleef bij hem, natuurlijk, want ze hield van hem. Een simpele reden, maar wel een effectieve.
Het brak haar echter op. Ze had met borden gegooid, geschreeuwd, geslagen, gehuild, maar het leek niets uit te halen. Het leven was uit hem gezogen, letterlijk. Ze lazen geen kranten meer, er werd geen post meer bezorgd, ze gaven geen interviews meer. Zijn band bracht geen nieuwe albums meer uit, zij schreef geen nieuwe boeken. Het leven was voor hen plots gestopt. In dit appartement stond de tijd stil – en op een dag was het voor haar genoeg geweest.
De situatie was niet anders, want hij zat voor de televisie (– ”WINNEN DOE JE BIJ DE POSTCODELOTERIJ!” –) en zij liep door het huis heen, gooide met deuren en schreeuwde af en toe een verwijt. Zijn leven was misschien al weggezogen, maar zij hoefde niet mee te gaan in deze ondergang. En ja, misschien draaide ze op dat moment ook door, misschien werd ze ook te boos en had ze zichzelf niet meer in de hand toen ze begon te schreeuwen tegen iemand die toch niet zou antwoorden. Uiteindelijk speelde ze toch haar laatste troef: haar vertrek. Dat zelfs dit geen indruk maakte, zorgde enkel voor meer tranen en woede.
Ze was weggegaan, maar wist nu al dat ze terug zou keren, ooit. Want ze hoorden bij elkaar. Misschien niet voor eeuwig, misschien niet alle dagen, maar wel van het begin tot het einde.