Hoi lieve meiden,
Ik houd van het schrijven van korte verhalen, voor langere heb ik even de energie niet. Deze verhaaltjes wil ik graag met jullie delen, dus dat ga ik hier doen.
Het eerste verhaal had ik bij een contestfoto geschreven maar heb dit nooit ingeleverd, hier komt het alsnog.
Die eerste foto, ik kreeg hem er niet afgeknipt, hoort bij dit stukje:
Het kan triggeren voor mensen die bekend zijn met suïcide en automutilatie!
Op het moment dat ik het briefje vind weet ik dat het niet goed is. Gillend ren ik naar mijn moeder, naar haar moeder. Beide schrikken ze. Natuurlijk, we wisten allemaal dat ze depressief was, dat het helemaal niet goed met haar ging. Ik wist niet dat het zo drastisch zou eindigen. In mijn paniek begin ik te hyperventileren en even later hard te huilen. Mijn moeder trekt me tegen zich aan, troost me, knuffelt me tot ik gekalmeerd ben en weer kan ademhalen. Haar moeder belt mensen op, de politie, mijn vader, haar vader. Iedereen gaat zoeken.
Vastberaden ga ik overeind zitten. Mijn beste vriendin laat zo’n bericht achter, Hoe kan ik dan alleen maar zitten huilen en niks doen? Ik moet zoeken, ik moet iets doen! Net als ik de deur uitren roept mijn moeder me. Geërgerd draai ik me om. ‘Wat nu weer? Ze is weg, ik moet haar vinden!’ Mijn moeder maakt een sussend geluidje. ‘Probeer haar te bellen.’ Zegt ze eenvoudig. Bellen? Zou het zo makkelijk op te lossen zijn?
Ze neemt op. Godzijdank. Ik ga naar haar toe, ondersteun haar, praat met haar. Ze staat er al, klaar om te gaan. De blik in haar ogen geeft aan dat er geen weg terug is, dat ze niet gelooft dat ik om haar geef, dat we allemaal om haar geven.
Een onheilspellend geluid komt van achter mijn rug. Ik zie de hoop in haar ogen. Ze staat te dichtbij, ik moet haar tegenhouden. Voor ik iets kan doen zie ik het gebeuren, als in slow motion. Ze beweegt naar links, neemt een grote stap, een sprong. De klap is groot.
Ik zie de trein op me afkomen, ik ben blij, eindelijk is het zover. Iedereen die zo lang gelogen heeft, ze weten nu dat ze het niet voor me verborgen kunnen houden, het is beter zo. Even doet het zeer. Heel erg zeer. Veel meer dan mijn sneeën ooit gedaan hebben, dan ik mezelf ooit aan had kunnen doen. En dan is het weg.
Ik sta naakt in een witte gang. Ik ben perfect. Mijn huid is gaaf, niet bobbelig en niet gestreept, niet meer lelijk maar gewoon mooi blank. Mijn haar golft over mijn rug, het is schoon, het is mooi. Alles vervaagt.
Dan zit ik hier. Voor eeuwig, schommelend, misselijk, bang om te vallen, bang om nog een keer dood te gaan. Of moet ik zeggen: bang om weer te gaan leven?