Ik wilde iets schrijven zonder dialoog erin, omdat ik bang ben dat ik saai schrijf als ik geen personages laat praten. Dit verhaal is niet echt gebeurd.
Wat vinden jullie ervan? Kritiek en tips zijn welkom!
Toen ik op de fiets zat, dacht ik aan hem. Ik had niet eens door dat het regende, of dat ik bijna werd aangereden door één of andere scooter die van rechts kwam. Zelfs thuis, in een warm bad, was ik met mijn gedachten bij hem. Terwijl ik mijn haren waste, dacht ik aan de zijne.
Hij had blauwe ogen, zo blauw als de meest perfecte zee onder een wolkeloze lucht. Ik hield van blauw. Het washandje op de rand van het bad had dezelfde kleur. Ik drukte het even tegen mijn lippen. Het rook naar wasmiddel, niet naar de verf die hij altijd op zijn lange, lenige vingers had zitten.
Langzaam klom ik uit het water en droogde me af. In de spiegel bekeek ik mijn gezicht. Zo had hij het dus gezien. Een lang gezicht, niets bijzonders. Blonde wimpers, blond haar, saaie grijze ogen. Het was onmogelijk dat hij juist van mij kon houden.
En toch hield hij van mij. Minstens evenveel als ik van hem hield. We waren een perfect stel, juist omdat we meer waren dan een stel. We waren beste vrienden, sportmaatjes en een koppeltje. We waren het voorbeeld dat echte liefde wel degelijk bestond.
In de vakanties schilderde hij mij. Ik kwam altijd naar zijn kamer, nam een boek mee, en terwijl ik las, bekeek hij de contouren van mijn gezicht. Een paar uur later mocht ik het witte doek mee naar huis nemen.
Mijn hele kamer hing vol met zijn tekeningen. Met mijn gezicht, mijn lippen en mijn ogen. Ik wilde dolgraag een portret van hem, dus was hij begonnen aan een zelfportret.
Helaas had hij het nooit afgemaakt. Ik wikkelde de handdoek om mijn haren, schoot in mijn kamerjas, en liep door de gang, naar mijn eigen kamer.
Het schilderij, half ingekleurd, lag nog steeds op mijn bed. Ik was het eigenlijk vergeten, tot zijn moeder het gisteren was komen brengen. Ik dacht dat ik eroverheen was, dat ik weer normaal kon leven, maar toen ik de verf zag, wist ik dat ik hem nooit zou kunnen vergeten.
Met een zucht liet ik me naast het schilderij zakken. Met mijn vinger streelde ik over de kleurloze lippen. We hoorden bij elkaar. We vulden elkaar perfect aan. We zouden de rest van ons leven samen moeten zijn.
We zouden de rest van ons leven samen zijn geweest, als hij een jaar geleden niet was doodgereden.