[kort verhaal] Schuldig

Hee iedereen,

na mijn vorige verhaal http://forum.girlscene.nl/forum/schrijfsels/kort-verhaal-ongelijke-vriendschap-239662.0.html, was het een tijdje stil. Maar nu is er weer een nieuw verhaal! Deze is zeker anders dan de vorige, maar ik kan garant staan voor snel en vaak posten [ik hou ervan om verhalen af te maken voordat ik ze ga plaatsen]. Reacties en opbouwende kritiek zijn natuurlijk altijd welkom!

http://pcdn.500px.net/5108735/19d7966b970e4abd5f8d3d227c5e637936efd211/4.jpg

“Er zijn ochtenden waarop je verwacht dat er die dag niets speciaals gaat gebeuren. Bewolkt, de zon is net niet te zien en de slaap zit nog in je ogen. Mensen lopen snel voorbij en niets lijkt echt interessant, behalve waar je naar onderweg bent. Vandaag is zo’n ochtend. De bus waarin ik heb gezeten rijdt langs me heen op weg naar zijn volgende bestemming, voor mij is het nog maar zo’n vijf minuten lopen totdat ik op school ben.
Ik loop de hoek van de straat om en passeer een koffiekraam. In een impuls besluit ik een beker koffie te kopen, om de ochtend wat afwisseling te geven. Terwijl ik geld uittel voor de man achter de toonbank, die me een beker zwarte, dampende koffie aanreikt, denk ik na over de komende schooldag en de presentatie die ik vandaag moet geven. Afwezig neem ik de kartonnen beker aan, mompel een bedankje en loop dan in de richting van de Thomasbrug. Die doemt voor me op in het bewolkte ochtendlicht, een groot gevaarte van ijzer die over de snelstromende rivier hangt. Ik blaas in de hete koffie en neem een eerste, voorzichtige slok. De koffie is nog erg warm, ik brand bijna mijn tong.
[size=1pt].

Ik ga het volgen! Je schrijft erg goed.
Dus snel verder!

Verder! Ik volg!

Bedankt voor de reacties! Ik word daar altijd vrolijk van, omdat ik nogal onzeker ben over mijn geschrijf. :slightly_smiling_face: Nu weer een nieuw stukje:


Geschrokken kijk ik om me heen. Toevallig is er niemand op straat te bekennen behalve de koffieman, maar die kan de jongen niet zien vanuit zijn koffiestalletje. Ik draai me weer terug naar de jongen, hij wankelt nog steeds op de smalle brugleuning. Dan schiet er door me heen dat hij wel eens zelfmoord zou willen plegen, in zo’n donkere rivier kun je makkelijk verdrinken. Als vanzelfsprekend begin ik te rennen, naar het midden van de brug toe.
‘Hé!’ roep ik met schorre stem. De jongen kijkt verschrikt om en wankelt naar voren. Ik hou mijn adem in, maar de jongen wankelt weer terug en blijft stilstaan, terwijl hij me afwachtend over zijn schouder aankijkt. ‘Wat doe je?’ vraag ik onhandig en schraap mijn stem. ‘Kom van die brugleuning af!’
De jongen grijnst sarcastisch om mijn paniekerige gezicht. ‘Dacht je dat ik zelfmoord ging plegen?’ Zijn scheve glimlach maakt zijn gezicht iets sympathieker, ik kan net een stukje van zijn hoektand zien. ‘Nou?’ vraagt hij als ik niet reageer.
‘Dat dacht ik, ja.’ Verlegen stap ik dichter naar hem toe. ‘Kom alsjeblieft van die brugleuning af.’
De jongen kijkt me beoordelend aan, maar dan wordt zijn grijns breder. ‘Voor jou, dan.’ Hij springt van de brugleuning af en staat met beide voeten op de brug. Een opgelucht gevoel overspoelt me.
‘Waarom deed je dat?’ vraag ik, terwijl ik mijn adem laat ontsnappen. Ik schuif mijn zware schooltas hoger op mijn schouder en omklem daarna mijn koffiebeker met beide handen.
Hij haalt zijn schouders op, alsof het de normaalste zaak van de wereld is om op een brugleuning te staan. ‘Ik kan toch niet dood.’
‘Dat is niet waar. Iedereen kan dood.’
‘Nou, ik niet.’ Hij slaat zijn handen over elkaar en kijkt me uitdagend aan, met een houding van: bewijs me maar eens dat ik ongelijk heb. Een streng van zijn blonde haar valt voor zijn rechteroog, hij blaast het met een korte beweging weg.
Ik schud mijn hoofd om zo’n koppigheid. ‘Volgens mij moet jij hulp zoeken.’ Ik wil al verder lopen, maar ineens wordt de jongen fel.
‘Ik heb geen hulp nodig! Van niemand.’
Voordat ik het weet ben ik in een discussie verwikkeld met een totale vreemdeling. ‘Dat lijkt me wel als je zulke dingen doet,’ kaats ik terug. ‘Volgens mij geef jij niet echt veel om je leven, als je er zo mee speelt.’
Ineens verandert de felle blik in zijn ogen en zijn houding wordt serieus. ‘Klopt.’

Ik ben erg benieuwd waar het allemaal over gaat!
Snel weer verder!

Ik volg ook! Het lijkt me een leuk verhaal! :grinning:

Niet onzeker zijn (nu doe ik of dat heel makkelijk is terwijl ik dat ook heb :s) maar je schrijft zóó goed! Snel verder!

Verder! NU!

aaah, bedankt iedereen! hier word ik blij van :slightly_smiling_face:


Ik word even van mijn stuk gebracht door deze plotselinge bekentenis. Wantrouwig bestudeer ik zijn verschijning. Zijn donkerblonde haar is te lang en vettig, ergens tussen kort en halflang in. De groene ogen die net heel fel hebben gekeken, staan nu dof onder donkere wenkbrauwen. Hij is lang en mager, zijn sleutelbeenderen zijn duidelijk te zien onder zijn huid.
Zijn donkergrijze shirt is afgedragen, maar niet zoals het soort dat je in de winkels vindt. Bij de rand zitten twee gaten en zijn vest is verkleurd. In de spijkerbroek die hij aanheeft zitten vlekken en zijn gympen zijn smerig en afgedragen, net als al zijn kleding.
Ik kom tot de eenvoudige conclusie: hij is een zwerver. Iets wat ik op het eerste gezicht niet gedacht had, maar als ik achter hem kijk, staan er inderdaad wat spullen op het voetpad van de brug.
Hij heeft mijn bestuderende blikken gezien en de blik in zijn ogen verandert van serieus naar afwerend. Toch blijft hij staan, wachtend op mijn antwoord.
Ik weet niet wat ik moet zeggen, mijn hoofd is compleet leeg. Ongemakkelijk verplaats ik mijn koffie naar mijn linkerhand. Hoe reageer je als je als een zwerver je vertelt dat hij zijn leven niet veel waard vindt?
‘Ik weet niet goed wat ik moet zeggen,’ stamel ik.
De jongen werpt een blik op mijn dure blazertje en overhemd onder mijn openstaande winterjas. ‘Dat geeft niet. Mensen begrijpen mij niet, en dat is waarom ik ook niet wil dat ze zich met me bemoeien, of dat ze me ‘helpen’.’ Hij spreekt het woord op een afkeurende, bijna walgende manier uit. ‘Snap je dat?’
Ik knik, nog steeds niet wetend wat te zeggen. De jongen werpt een blik op me, draait zich dan om en pakt zijn spullen van het asfalt. De sporttas die hij bij zich heeft, gooit hij over zijn schouder. Dan draait hij zich naar me toe en doet twee stappen in mijn richting. Hij blijft recht voor me staan, houdt zijn hoofd scheef en vraagt: ‘Hoe heet je eigenlijk?’
‘Lucie,’ zeg ik verbaasd.
Hij grijpt mijn rechterhand en schudt hem. ‘Aangenaam. Robert.’
Ik kijk onbegrijpend, die naam past totaal niet bij hem. Maar Robert gunt me geen tijd meer om na te denken, want hij heeft mijn hand ondertussen al losgelaten, passeert en loopt in de richting van waar ik kwam. Ik draai me om en staar hem na. Hij kijkt niet om en verdwijnt om de hoek van de straat.
Ondertussen sta ik nog steeds op de plaats waar ik stond. Dan schud ik mijn hoofd en kom weer bij zinnen, waarna ik een slokje van mijn koffie neem en doorloop naar school.

Verder! :upside_down_face:

Interessant begin!

Snel verder!

Bedankt voor de reacties! :grinning:


De dag verstrijkt gestaag, maar Robert gaat niet uit mijn gedachten. Alleen bij mijn presentatie over mijn onderwerpkeuze voor het profielwerkstuk kan ik me focussen, maar dat is dan ook noodzakelijk. Het gezicht van Robert en de dingen die hij gezegd heeft, blijven door mijn gedachten spoken.
Als ik na schooltijd bij de Thomasbrug kom, glijden mijn ogen zoekend over het asfalt, maar vinden Robert niet. Waarschijnlijk zie ik hem nooit meer, want zwervers zullen wel niet vaste looproutes hebben, of vergis ik me daar nu in? Ik realiseer me, terwijl ik over de brug loop, dat ik helemaal niets over het leven van zwervers weet, terwijl ik ze toch elke dag tegenkom in deze stad. Ze horen erbij, maar ik weet niet waar ze overnachten, hoe ze aan eten komen en hoe ze hun andere eerste levensbehoeften regelen.
En hoewel ik de halve dag heb gehad om aan het feit van Robert als zwerver te denken, lijkt het niet bij elkaar te passen.
Ik glimlach naar de koffieverkoper, die me niet herkent maar wel vriendelijk tegen zijn pet tikt.
Als ik thuisgekomen ben, begroet ik mijn moeder en ga wat huiswerk maken, maar ik kan er mijn aandacht niet bij houden. Onrustig loop ik heen en weer door mijn kamer, zet wat muziek op, maar ik kan niet echt ontspannen. Telkens heb ik de neiging dat ik iets zou moeten doen, maar ik weet niet wat.
Totdat ik uiteindelijk achter mijn laptop ga zitten en ‘zwervers’ intyp op Google. Geconcentreerd kijk ik naar het scherm, waar de resultaten verschijnen.
Door de resultaten wordt het me duidelijk dat ‘zwervers’ niet bepaald een interessant onderwerp zijn: de eerste drie resultaten zijn voetbalverenigingen, dan een scoutingploeg, daarna ‘afbeeldingen over zwervers’ en daarna de wikipedia-site over ‘daklozen’. Nieuwsgierig klik ik de wikipedia-link aan. Mijn ogen vliegen over het beeldscherm, en ik leer dat de belangrijkste oorzaken waardoor mensen gaan zwerven werkloosheid, alcoholisme, verslaving of een psychische ziekte zijn.
Bij geen van de oorzaken kan ik me Robert voorstellen. Hij ziet er helemaal niet uit als een typische zwerver, alleen zijn kleren zijn vies en oud en zijn haar is vet. Een tegenstelling met de blik in zijn ogen: die is helder. Daardoor kan ik me helemaal niet voorstellen dat Robert verslaafd is of een psychische ziekte heeft. Geïnteresseerd lees ik verder en blijf ik op het internet zoeken totdat mijn moeder me roept om te eten.

Jeej, nog een stukje! :grinning:

Leuk verhaal. Ik ben echt benieuwd naar hoe schrijfsters/schrijvers aan inspiratie komen. Ik heb ooit ook een verhaal geschreven maar daarna nooit meer de inspiratie gehad. Heb ik bewondering voor! Verder graag.

Ikben benieuwd hoe het verder gaat!! Snel verder graag!

Echt héél leuk :upside_down_face: Snel verder!
(ik ben fan van je kortverhalen)

Nieuwe volger! Verder :grinning:

Hee iedereen!
bedankt voor de lieve reacties, ik heb het al vaker gezegd, maar ik word er gelijk vrolijk van! :slightly_smiling_face:


Aan tafel merkt mijn moeder dat ik diep in gedachten ben. ‘Wat is er, lieverd?’ vraagt ze me, als ik stukjes sla heen en weer aan het schuiven ben over mijn bord.
Ik kijk haar recht aan. ‘Mag ik je een vraag stellen?’
‘Altijd toch,’ zegt ze, terwijl ze haar mes en vork neerlegt. ‘Wat is er aan de hand?’
‘Mam,’ begin ik langzaam. ‘Hoe denk jij, eerlijk, over zwervers?’
Mijn moeder schiet in de lach, maar als ze merkt dat ik serieus ben, zegt ze: ‘Hmm, dat is best een lastige vraag. Om eerlijk te zijn, en daar vroeg je ook om, heb ik altijd medelijden met ze. Daarnaast vind ik ze ook afstotelijk, ook al weet ik dat ik het niet zou moeten voelen. Ik denk dat het komt doordat ik me niet kan inleven in hun situatie.’
Ik knik begrijpend, maar geef eerst geen antwoord. Mijn moeder weet inmiddels dat ze me niet moet storen als ik diep aan het nadenken ben, want dan komt er toch geen zinnig woord uit. Daarom eten we door in stilte. Later praten we over ditjes en datjes, maar het heeft niet mijn volledige aandacht.

De volgende dag heb ik een bus eerder genomen naar school, maar als ik de brug oploop, is die leeg. Teleurgesteld kijk ik naar de passanten, maar Robert zit er niet tussen. Ik treuzel wat bij het begin van de brug en besluit dan om maar weer een koffie te kopen, ik ben tenslotte deze keer iets vroeger gekomen.
‘Eén zwarte koffie, graag.’
De koffieman kijkt me vrolijk aan en drukt op een knop op zijn automaat. ‘Natuurlijk!’ Hij wacht even tot de automaat klaar is, doet een deksel op de kartonnen beker en overhandigt hem me.
Ik overhandig hem het geld, waarna hij me het wisselgeld geeft.
‘Zeg,’ begin ik voorzichtig, ‘heeft u hier misschien onlangs ook een jonge zwerver gezien? Lang, donkerblond haar?’
De koffieman glimlacht vriendelijk en schudt zijn hoofd. ‘Nee, sorry. Maar ik zal voor je uitkijken!’
‘Bedankt,’ antwoord ik hem, toch een beetje teleurgesteld.
Langzaam loop ik over de brug, maar de zwerver zie ik niet weer. En zoals het meestal vergaat bij fascinaties, wordt mijn aandacht steeds minder totdat ik Robert na twee weken vergeten ben.