Heee,
Ik heb een quiz gemaakt over wat jij vind dat kan of wat niet kan? Ik vind het altijd leuk om quizen te maken.
Het maakt niet uit of je een vriendje hebt of niet. Je moet dan gewoon inbeelden dat je een vriendje hebt.
Ik ben wel benieuwd of jullie ongeveer hetzelfde denken of juist niet!
Vraag 1:
STEL:
Jij en je vriendje (als je er geen hebt moet je even denken dat je een vriendje hebt) lopen in de stad. Er komt een best knap meisje voorbij lopen en je vriend kijkt haar na (zo achterom kijken). Wat doe jij?
A) Je zegt niets
b) Je vraagt waarom hij haar zo nakijkt
C) Je geeft hem een stomp in zijn zij
D) Je krijgt ruzie (eerst een discussie dan ruzie)
E) Anders……(vul in)
Zet erachter waarom je die keuze hebt gemaakt: (als je wilt)
Vraag 2:
Jouw vriendje zegt tegen een ander meisje dat ze knap is. Jij:
A) Geeft er niks om
b) Zegt dat hij dat niet zomaar tegen andere moet zeggen.
C) Vind dat hij dat wel mag zeggen maar niet als dat meisje nog niet weet dat hij al een vriendin heeft.
D) Gaat voortaan tegen elke knappe jongen die je tegen komt zeggen: wow jij bent lekker!
E) Anders….
Zet erachter waarom je die keuze hebt gemaakt: (als je wilt)
Vraag 3:
Stel:
Je vriendje geeft een ander meisje, die hij wel kent maar jij niet, ineens een kus op de mond. Jij hoort het pas naderhand van iemand anders. Wat doe jij
A) Je geeft er niks om
b) Je voelt je er niet fijn bij, en gaat vragen
C) Je wordt boos en maakt het uit
D) Je maakt een duidelijk afspraak dat je dit niet nog eens wilt zien maar geeft hem nog een kans.
E) Anders:…….
Zet erachter waarom je die keuze hebt gemaakt: (als je wilt)
Vraag 4:
Jouw vriendje slaat op de kont van een ander meisje. Jij:
A) Geeft er niks om
b) Vraagt waarom hij dat doet en zegt dat jij het niet fijn vind als hij dat bij andere meisjes doet.
C) Vind dat het wel mag maar wil je wilt dat hij dat liever niet doet.
D) Slaat bij een andere jongen op zijn kont.
E) Anders……
Zet erachter waarom je die keuze hebt gemaakt: (als je wilt)
Vraag 5:
Jouw vriendje noemt een ander meisje ‘schatje’. Jij:
A) Je geeft er niks om
b) Vraagt waarom hij haar schatje noemt.
C) Wordt eerst boos en vraagt daarna waarom hij haar schatje noemt.
D) Wat maakt dat nou uit! Ik noem zoveel jongens schatje of lieverdje.
E) Anders….
Zet erachter waarom je die keuze hebt gemaakt: (als je wilt)
dankjewel voor het invullen!