Proloog
Soms, als je heel goed kijkt, loopt er een traan over haar wang. Dat ze dan vaak snel weg veegt, alsof ze iets te verbergen heeft. Niet dat dat niet zo is. Ze heeft áltijd is te verbergen.
Maar dit keer was het anders. Alsof er iets brak. In haar hart. Een scheur van verdriet en pijn. Ze wilde er nooit over praten. Dan vraag ik: ‘Wat is er?’ - als ze snel die traan weg veegt.
Dan kijkt ze me aan en zegt gauw dat er niets aan de hand is.
Dit keer was het anders. Ze staarde me maar aan met die grote ogen van haar; blauw. Helderblauw dit keer, met rood, vanwege de tranen. Ze bleef naar me kijken, ze zei niets.
“Wat is er?” vroeg ik dus opnieuw.
Geen antwoord.
Dit klonk serieus, dat was het niet. Er verscheen een klein glimlachje rond haar mond. Ze knipperde met haar ogen toen ze wegkeek.
“Wat is er?” Ik bleef het vragen. Ze móést antwoord geven.
Maar ze glimlachte alleen maar. Zó erg, dat ik er bijna bang van werd. Plots begon ze luidkeels te lachen.
Ik stond op en draaide mijn rug naar haar toe. Bedenkelijk. Achter me hoorde ik haar nog steeds lachen, dus draaide ik me weer om. Ik keek toe hoe ze op de bank lag. Het leek alsof een onzichtbaar persoon haar kietelde.
Ik ging weer zitten en riep dat ze moest stoppen. Ze ging overeind zitten en luisterde naar wat ik te zeggen had. Eén poging, meer had ik niet nodig om tot haar door te dringen.
----
- Niet een van mijn beste schrijfsels.
- Nog niet gecontroleerd op fouten.
- Kritiek en alles, welkom.