Hoofdstuk 1: Seven more hearts to break
Zeven. Zeven valentijnskaarten, zeven harten die ik zou moeten breken. Andere jongens zouden er blij mee zijn, maar mij deed het alleen maar pijn. Ik keek om me heen om te zien of niemand op me lette, en liep toen snel naar een prullenbak om ze weg te gooien. Ik had medelijden met al die meisjes. Niet alleen omdat ik in geen van de zeven iets zag, maar ook omdat ze waarschijnlijk geen idee hadden wie ze nou eigenlijk een kaart hadden gestuurd. Ja, Taylor. Taylor Scott om precies te zijn. Maar wat wisten ze verder van me? Dat ik halverwege het jaar vanuit Amerika naar Nederland verhuisd ben. De reden weten ze niet. Logisch, die kun je niet zien aan de buitenkant. En de meeste meisjes zijn niet geïnteresseerd in de binnenkant. Meer in mijn halflange donkere haar, mijn gebruinde huid en mijn ogen, die soms bijna zwart leken. Ik raapte zuchtend een gevallen boek van de grond af en stopte het terug in mijn tas. Nederlands. Bah, wat had ik een hekel aan dat vak. Zo vloeiend als mijn Engels was, zo slecht was mijn Nederlands. Er is me al minstens drie keer gevraagd of ik niet beter bijles kan nemen, maar dat weigerde ik. Hoe hard ze me ook zouden uitlachen om mijn accent en stomme taalfouten. School tot 4 uur vond ik lang genoeg. Uit het niks zag ik iedereen opstaan. Huh, ging de bel? Ik sjorde mijn tas over mijn schouder en keek om me heen of ik één van mijn klasgenoten zag. Het rooster kende ik nog steeds niet uit mijn hoofd. Iemand tikte op mijn schouder. “He, beetje je Valentijnskaarten weggooien, he!” Toen ik me omdraaide keek ik recht in het grijnzende gezicht van Milan. Ik grinnikte een beetje onhandig. Had hij het gezien? “Heb jij er geen gekregen?” praatte ik er snel overheen. Hij zuchtte. “Eentje,” zei hij. Hij leek er ook niet erg blij mee te zijn. Ik grinnikte. Milan was een van de weinige jongens hier die ik wel mocht. De rest leek allemaal zo… arrogant. Zolang ik aardig tegen hen was waren zij dat ook tegen mij, maar dat gold lang niet voor iedereen. Op de eerste dag hier was ik er al achter dat mijn uiterlijk het enige was wat telde. De nogal stuntelige jongen met het rode haar en de sproeten, waarvan ik de naam nog steeds niet wist, stond in de pauzes alleen om te voorkomen dat hij met eten bekogeld werd, of een woordenboek aan scheldwoorden naar zijn hoofd kreeg. Net als Lily, een nogal verlegen meisje dat niet voor zichzelf op kon komen, en daarom maar lelijk genoemd werd. Ok, ze leek onzeker en dat straalde ze uit, maar ik heb haar nooit lelijk gevonden. “Van wie heb je die kaart eigenlijk gekregen?” vroeg ik aan Milan terwijl we door de gang liepen. “Nog niet gelezen,” antwoordde hij vaag. Dat verbaasde me. Ik dacht dat de jongens hier allemaal zo’n groot ego hadden, ermee op wilden scheppen. Ik pakte de kaart uit Milans handen om te lezen wat erop stond. “Niet doen!” In een snelle beweging trok hij hem terug. “Rustig,” zei ik. Waarom schrok hij zo, vroeg ik me af. Ik kon er niet lang over nadenken, want mevrouw Miller van Engels maakte de deur van het lokaal open. Engels betekende voor mij een uur slapen. Ik plofte achterin de klas naast Jelle neer, aangezien Milan opeens vooraan ging zitten. Ik keek naar de half afgemaakte uitleg over de grammatica op het bord en zuchtte verveeld. Dat die kinderen hier niet eens begrepen hoe je een zin normaal in de verleden tijd kon zetten… Het duurde 5 minuten voordat mevrouw Miller de klas stil kreeg. Toen klonk de ringtone van mijn mobiel keihard door de hele klas heen. All the crazy shit I did tonight, those will be the best memories. Verdomme, welke idioot belt mij onder de les? Iedereen begon te lachen. Ik zou meegelachen hebben, als ik op dat moment niet op het schermpje keek. Het was mijn moeder. En ik wist dat het mis was.
.
.