Proloog
28-01-09
Zijn hand voelt koud aan in de mijne. Ik kijk hem aan, maar hij kijkt niet terug. Zijn ogen zijn gesloten, om vervolgens nooit meer open te gaan. Dit is hém niet, dit is de verpakking, de huls… De echte hij is boven en niet meer hier. Ik slik en vecht tegen mijn tranen, maar het gaat gewoon niet. Een traan rolt langs mijn wang, over mijn neus, door naar mijn kin. Ik laat zijn hand los en knijp mezelf. Dit is niet echt, dit kan niet echt zijn. Ik probeer te geloven dat ik droom, maar tevergeefs. Langzaam zak ik in elkaar en begin ik heel hard te huilen. Alle pijn, woede en verdriet komt in één keer naar buiten. Plots voel ik een hand op mijn schouder en ik draai me om. Ik kijk een jongen van rond de 18 recht in zijn gezicht aan. Mijn hart slaat over. Met een nep - bezorgt gezicht kijkt hij me aan.
‘Hoe durf je…’ is het enige wat ik kan uitbrengen.
Mijn opmerking negerend pakt hij me vast en geeft hij me een knuffel. ‘LAAT ME LOS!’ Ik duw hem weg en knijp mijn ogen tot spleetjes.
‘Jij… Wie denk je wel niet dat je bent? Wat je hier te zoeken hebt? Dit heb jij veroorzaakt! Jij hebt mijn leven verwoest! Jij hebt mij alles afgenomen met die smerige leugens van je. Vertrek! Ik hoef die smerige rot kop van je nooit meer te zien!’
Een vies lachje verschijnt op zijn gezicht. Oh, dat lachje! Ik walg er van.
‘Maar Lara, we kunnen praten.’ ‘Dat kunnen we niet, ga weg of ik ga gillen’ sis ik.
Hij draait zich om en doet de deur achter zich dicht. Terwijl hij de gang uit loopt hoor ik hem walgelijk lachen. Ik weet het zeker, ik ben nog niet van hem af, nog lang niet.