Hoi! Ik ben laatst begonnen met het schrijven van een nieuw verhaal, ennn besloot het met jullie te delen… Het gaat over een meisje, Emerald, en… ja, verder kan ik er weinig over zeggen zonder het verhaal helemaal te verklappen
.
Hope you’ll like it!
Proloog
Traag bewoog hij zijn vinger over mijn huid. Van mijn schouder naar mijn zij, waar hij even stopte bij een van mijn vele sproetjes. Toen maakte hij een beweging opzij, naar mijn buik. Zijn vinger ging verder, naar een andere sproet. Van de een naar de ander, steeds verder. De baan van zijn vinger trok een lijn tussen mijn sproeten, verbond ze met elkaar in een figuur. ‘Net als de sterrenbeelden aan de hemel’, fluisterde hij dan. Ik keek naar het plafond, concentreerde me op zijn aanraking en ademde hard uit wanneer het kietelde.
“Wat teken je?” vroeg ik hem toen zachtjes, bang om hem te storen. Hij gaf geen antwoord maar ging door met tekenen. ‘Ik ben een kunstenaar en jij bent mijn doek’, zei hij wel eens. Ik grapte dan soms dat hij me moest ophangen in zijn atelier. Hij ging er nooit op in. En terecht want het was geen goede grap.
Ik keek opzij toen ik me er van bewust werd dat zijn vinger was verdwenen. Hij keek me ernstig aan. “Voelde je wat ik heb getekend?” vroeg hij me. Ik schudde mijn hoofd. Soms kon ik het raden maar meestal niet. Hij knikte langzaam en glimlachte toen. Met een vloeiende beweging kwam hij overeind en gaf me een kus op mijn voorhoofd.
“Wil je een kop thee?” vroeg hij terwijl hij naar de keuken liep. Hij wachtte niet eens op een antwoord op zijn overbodige vraag en kwam even later weer binnen met twee glazen thee. Hij gaf er een aan me en ik klemde het hoge glas tussen mijn handen in. Ik voelde de warmte op mijn gezicht en nam voorzichtig een slok. Mijn mond werd gevuld met de scherpe smaak van munt. Ik keek opzij en zag dat hij naar me keek. Plukjes van zijn zwarte haar plakten aan zijn voorhoofd en een zweetdruppeltje liep over zijn slaap naar beneden. Het was warm hier binnen. Ik voelde zelf ook een druppel over mijn rug naar beneden lopen en rilde even want ik vond het een onaangenaam gevoel. Toen wendde ik mijn blik af en bestudeerde zijn handen. Hij volgde mijn blik. Dunne witte lijntjes liepen van zijn vingertoppen tot zijn elleboog. Dwars over zijn handpalmen zat een wirwar van meer witte lijntjes. Ik kon zijn rug nu niet zien maar ik wist dat die witte lijnen daar ook zaten. Er waren er daar minder maar ze waren wel dikker. Over de binnenkant van zijn rechterbeen liep er ook één.
Ik had sproetjes, hij had littekens.
Eén keer had ik hem er naar gevraagd, maar hij had gezwegen en sindsdien was ik er niet meer over begonnen. Dat was zijn verhaal en hij had het recht om dat voor zich te houden.
Terwijl ik in gedachten verzonk gleden mijn vingers bijna achteloos over mijn eigen littekens. Ze vielen in het niet bij die van hem. Drie dunne lijntjes op mijn onderarm. Ze waren bijna niet meer te zien, vervaagd door de zon en de tijd. De herinnering was nog vers. Ik sloot mijn ogen en dwong mezelf ergens anders aan te denken. Dat is het verleden, dit is nu, hield ik mezelf voor. Ik haalde diep adem en opende mijn ogen weer. Hij keek me bezorgd aan met grote groene ogen. Ik hield van zijn ogen. Ik kon er uren naar kijken. Er ging zoveel achter schuil, zoveel gevoelens en zoveel verhalen. Soms ving ik daar een glimp van op, maar meestal waren die ogen een gesloten boek voor me. Niet zoals mijn ogen. Mijn verhaal en gevoelens lagen open en bloot voor iedereen die maar lang genoeg naar mijn ogen keek. Maar mijn verhaal was niet interessant en mijn gevoelens waren voorspelbaar. Ik was geen mysterie, geen raadsel. Ik was anders dan hem, ik was doorsnee. Soms voelde ik me beschamend gewoontjes bij hem. Maar dan legde hij zijn vinger onder mijn kin en dwong me hem aan te kijken. ´Lieve Emerald’ zei hij dan zachtjes. En dan voelde ik me zo bijzonder. Die twee woordjes, dat kleine gebaar… Het was belachelijk hoeveel effect dat op me had.
En nu hij deed het weer. Ik voelde zijn vinger onder mijn kin die me zachtjes omhoog duwde. Ik zag hoe hij zijn wenkbrauwen optrok, een heel klein beetje maar, bijna niet zichtbaar tenzij je er op lette. Ik zag hoe hij zijn mond opende, klaar om die twee magische woordjes te zeggen. Maar ik was hem voor.
“Ik hou van je.”
Het was eruit voor ik er erg in had. Ik had het nog niet willen zeggen, niet nu, niet op dit moment. Het was totaal verkeerd. Nerveus streken mijn vingers weer over die drie dunne lijntjes op mijn arm. Ik durfde hem niet aan te kijken en sloeg mijn ogen neer. Ik voelde hoe de vinger onder mijn kin langzaam weggleed. Het bleef stil. Diep van binnen begon ik steeds meer in paniek te raken. Waarom had ik het gezegd? Waarom nu al? Wat had me bezield? Op al die vragen wist ik het antwoord al. Omdat het waar was. Ik hield van hem en ik had van hem gehouden sinds het moment dat ik hem ontmoette. Voor het eerst had ik echte liefde gevoeld en sindsdien hadden die vier woordjes langzaam een weg naar buiten gezocht. Ik had gevoeld hoe ze in me opborrelde, wachtend op dat ene onwaakzame moment. En nu had ik het gezegd. Eindelijk durfde ik hem aan te kijken. Nog steeds zat hij stilzwijgend tegenover me. Bedachtzaam nam hij me in zich op en ik kalmeerde een beetje. En toen zei ik het nog eens.
“Ik hou van je…” Want dat was de waarheid en ik wilde niet meer liegen.