Hei, Snapt iemand Duits naamvallen.
Wij hebben nu hem door het veranderen wordt het IHN ofzoo… wtf snap er niks van ! Alvast bedanktt
Is dat der, das en die?
Ik weet er weinig over, ik heb ook nog maar een halfjaar Duits en het is niet mijn sterkste kant. Maar oke, ik ga het proberen.
Der moet je sowieso gebruiken bij mannelijke woorden, zoals: Vater, Bruder enzovoort.
Die bij alle vrouwelijke woorden. Zoals: Mutter, Schwester enzovoort.
Das bij onzijdige.
Maar wij hebben ook een paar ezelsbruggetjes geleerd. Zoals dat als het meervoud is het die is en als het woord eindigt op een e, je ook die moet gebruiken.
Meer weet ik er helaas niet over. Sorry! Ik heb er nog maar weinig kennis over en het is niet mijn sterkste punt!
An, auf, mit, nach, zeit, von, zu, zuwieder, gegen, außer aus?
Ik heb nooit echt de grammatica geleerd, ik doe met Duits alles op gevoel en meestal kom ik er aardig mee weg op vakantie . Voor school heb ik het wel ooit moeten leren, maar ik weet niet meer hoe ik dat deed. Zelfs al zou ik het weten zou je er denk ik niet veel aan hebben omdat ik vanwege mijn afkomst (Oostenrijkse vader) al heel jong een beetje Duits kon en op school gewoon wat bij heb geleerd.
1e naamval
der die das die
ein eine ein eine
ich (ik)
du (jij)
er (hij)
sie (zij)
es (het)
ihr (jullie)
wir (wij)
sie (zij)
Sie (u, beleefdheidsvorm)
–
4e naamval
den die das die
einen eine ein eine
mich (mij)
dich (jou)
ihn (hem)
sie (haar)
es (het)
euch (jullie)
uns (ons)
sie (ze/hen)
Sie (beleefdheidvorm, u)
Als je een zin hebt:
Hij geeft hem een …
Er gibt IHN einxx …
dus hij wordt dus in de 4e naamval hem.