http://www.duits.de/vaklokaal/sg/sgnvderg.htm
Hier kun je het rijtje met naamvallen zien. De eerste naamval gebruik je bij een onderwerp. Het onderwerp krijgt dus de eerste naamval: De man blablabla. Wordt Der. Bij vrouwelijk Die, onzijdig das en meervoud die. De vierde naamval werkt precies hetzelfde maar dan voor het lijdend voorwerp. Een bezit doe je met de 2e naamval, ook dit werkt precies hetzelfde!
Onder het schema staat uitgelegd hoe je woorden als mein moet vervoegen =)
Dus bijvoorbeeld:
De (mannelijk woord) doet. Wordt: Der… macht.
De (vrouwelijk woord) doet. Wordt: Die … macht.
De (onzijdig word) doet. Wordt: Das … macht.
De (meervoud). Wordt: Die…
Tweede naamval: Mijn … mannelijk woord Wordt: Meines (let op: ook es (zoals achter meines) achter het zelfstandignaamwoord)
Mijn… vrouwelijk woord: Meiner
Mijn… onzijdig woord: meines (ook hier es achter het zelfstandignaamwoord).
Meervoud: Meiner
Vierde naamval:
(Rare zin, maar je weet vast wel wat een lijdendvoorwerp is): Ik sla de man. De man is mannelijk: dus mannelijk vierde naamval is: den mann.
Ik sla de vrouw: vrouw vierde naamval: die Frau
Ik sla het kind: vierdenaamval: das Kind.
Ik sla de kinderen: die Kinder
Snap je het een beetje?