goed verhaal dit!
Bij elke stap die ik zet, kijk ik achterom. Ik pak mijn grote zwarte zonnebril en zet hem op. Ik probeer alle ogen die mij aanstaren te ontwijken. Ik voel me echt heel erg vies en probeer zo ontzichtbaar onzichtbaar mogelijk over straat te lopen, maar dat lukt niet. Of ik dat gek vind? Nee, niet echt. Zelf zou ik net zo gek kijken, als er een meisje met een veel te kort rokje en een kleed dat ze over haar schouders had gegooid, zou langs lopen. Eerst vond ik dat soort mensen best wel intressant interessant en ik wou graag weten wat die mensen gingen doen of wat er in hun hoofd omging. Nu wil ik dat iedereen stopt met staren naar mijn veel te korte rokje. Gelukkig kende kent niemand mij hier in deze grote stad. Het enigste wat ik wou was weg, het enige wat ik wilde is weggaan, ver weg van hier (wil ze weg van die grote stad, of van thuis, dat is niet echt duidelijk
). Ik mis Charel. Charel is het mooiste wat mij ooit over komen was, niemand mag haar ooit van mij afpakken. Te laat, want ze was al van me afgepakt. Ik heb echt spijt van alle dingen wat ik heb gedaan. die ik heb gedaan Ik had nooit weg moeten gaan. Maar ja, dat denk je altijd achteraf hè?
Hoe het begon, of ik me dat nog kan herinneren? Vanaf de eerste dag kan ik het me nog herinneren, jammer genoeg. Als ik Adis niet was tegen gekomen, was het nu beter geweest, dat weet ik zeker. Al die beelden staan nog vers in mijn geheugen gegrift… Maar hem aangeven kon ik niet, zelf was ik net zo fout geweest.
Twee jaar geleden.
‘Yade, doe is een keer normaal!’ Schreeuwde mijn moeder histerisch hysterisch door het huis. Ik haatte het als mijn moeder schreeuwde, want als ze eenmaal schreeuwde, stopte ze niet met schreeuwen.
Ik had mijn kamer overhoop gehaald toen ik mijn nieuwe pumps zocht, want mijn moeder had ze voor de zoveelste keer weer verstopt. ‘Je lijkt net een hoer op die hoge hakken!’ Zei mijn moeder elke keer als ik ze aan had. Ik was er zat van en deed ze expres elke dag aan. Ik was het zat en deed ze daarom expres daarom elke dag aan. ‘Wen maar aan het idee dat ik hoge hakken mooi vind!’ Zei ik altijd boos, als mijn moeder weer eens vies naar mij keek. Mijn moeder en ik hadden geen goede band. Eigenlijk leek ik alleen van qua uiterlijk op mijn moeder, van gedrag leek ik op mijn tante. qua gedrag leek ik meer op mijn tante. De familie van mijn vader zag ik maar één keer per jaar, vaker niet. Mijn moeder had altijd ruzie met mijn tante of met mijn oma. Ik haatte dat, maar zei er niks van. Ik had geen zin om een kant te kiezen, want alles wat ik deed was verkeerd, volgens mijn moeder. Op mijn vel fel roze kamer met grote rode en witte bloemen, had ik een grote foto van mijn tante Anna en mij. Ik was er heel erg trots op, alleen mijn moeder keek altijd vol afschuw naar de foto. De familie ruzie’s familieruzies kwamen gingen zo ver, dat mijn moeder de foto door midden had geknipt en weg had gegooit. gegooid. Dagenlang had ik zitten huilen om die foto. Ik miste mijn familie heel erg…
Thuis begonnen de ruzie’s ruzies heftiger te worden en lang hield ik het niet meer uit. Op school ging het slechter. Al mijn achten veranderden is in tweeën. Door leraren werd ik aangesproken en mijn vrienden begonnen zich af te vragen wat er aan de hand was. Ik deed net alsof er niks aan de hand was en zei dat ik heel erg hoofdpijn had de laatste tijd. Natuurlijk geloofden ze me niet, maar gelukkig lieten ze mij met rust. De tijd ging veel te snel voorbij en voor dat voordat ik het door had, was het al weer half drie. De bel rinkelde en iedereen raapte snel hun boeken bij één en stopte het ze in hun tassen. Ik besloot om naar de stad te gaan. Thuis zou het toch niet leuk zijn. Ik pakte mijn tas langzaam in en liep het lokaal uit. Bij de kapstokken wachtte ik even en keek om mij heen. Iedereen was zo druk met zichzelf. Het leek alsof ik helemaal alleen was, alleen op de wereld.
Ik sjokte door de stad heen. Het was druk, alle mensen liepen door elkaar heen. Winkel in, winkel uit. Ik deed mijn capuchon op en keek naar de straat die bezaaid was met vieze troep. Vieze plakkerige roze kauwgom, bruine bananenschillen, half opgerookte sigaretten, lege pakjes van sigaretten en plastic. Ik stapte over een zwerver heen die op de grond lag. Toen ik over hem heen stapte, kwam er een verschrikkelijke rotte geur in me neus. drong een verschrikkelijke rotte geur mijn neus binnen. Ik kreeg kotsneigingen en liep snel door. Bij de gracht bleef ik even staan en keek naar het terrasje wat precies naast de gracht lag. Er zat een groep met bruine mannen druk met de serveerster te discussiëren over het bier. Één van de jongens trok mijn aandacht. Hij had wat langer , zwart haar en een stoere piloten bril op, een beetje forse bouw, maar hij zag er écht goed uit. Bij al deze bruine mannen viel hij het meeste op. Tussen al deze bruine mannen viel hij mij het meeste op. Waarschijnlijk had hij mij ook opgemerkt, want hij glimlachte. Ik keek om mij me heen of het wel naar mij was, maar er stond niemand naast me of achter me. Verlegen glimlachte ik terug. Hij stond op en wenkte mij. Ik durfde durfte niet te blijven staan, dus liep ik snel weg. Verbaasd en verslagen bleef de bruine jongen staan, met zijn zonnebril in zijn hand.
verder echt een goed verhaal, maar misschien moet je de spanning wat meer opbouwen 