Ik heb een idee een klein beetje uitgewerkt, en ik wil graag de (eerlijke) mening van andere hierover.
Ik hield van het station. De geur van koffie in de vroege morgen. De vrolijke gezichten, die zin hadden in de dag. De chagerijnige gezichten, die er duidelijk geen zin in hadden. De toiletvrouw, die voor dag en dauw al bij de toiletten zat om de dubbeltjes in ontvangst te nemen. De serieuze mannen in pak, met een laptop op schoot. De stelletjes, die een leuke dag voor zich hadden. Of de stelletjes waar duidelijk veel spanning heerste. Of de verdrietige stellen, die afscheid moesten nemen. Zoveel soorten mensen kwam je tegen op het station. En iedereen met zichzelf bezig. Ik vroeg me altijd af, wat zou hij of zij gaan doen die dag? Wat zou er achter haar of hem schuilen?
Neem bijvoorbeeld een man in een zwart pak, werkend op een laptop. Zou die gelukkig zijn? Is hij altijd bezig met zijn werk? Is hij bezig met zijn werk op het moment? Waar denkt hij aan? Zou hij een vrouw hebben, die hij nu thuis in bed heeft achter gelaten, die nu lekker doorslaapt? Dat soort dingen vroeg ik me altijd af.
Zo ook deze ochtend, terwijl ik tegenover een oude man ga zitten die een boek heet. Black bird heet het boek. De man had een ietwat donkere huidskleur, met allerlei moedervlekken over zijn armen, handen en gezicht verspreid. Hij glimlacht even naar me terwijl ik ga zitten. Ik wil terug glimlachen, maar hij is alweer in zijn boek verdiept.
Ik vraag me af hoe hij aan zijn rimpels komt. Zou hij veel meegemaakt hebben in zijn leven? Hij ziet er buitenlands uit. Misschien wel gevlucht uit noodsituatie. En zou zijn vrouw nog leven? Of overleden zijn in het andere land? Welk land zou het zijn? Congo, Zuid-afrika? Nigeria?
paar dingen waarover ik twijfelde:
moet ik meer in verhaalvorm schrijven? En zijn de hoeveelheid vragen niet veelste veel, dat het irritant lezen wordt? Ik zou héél graag jullie mening weten!
Ik denk dat de hoeveelheid vragen wel een beetje irriteerd. En is dit een verhaal of gewoon een stukje, want als het een verhaal is zou ik het zeker weten in verhaalvorm doen. Je constateert nu alleen maar veel dingen, het enige wat er gebeurde was dat zij op een bankje ging zitten. Ik denk dat het als een proloog wel goed zou zijn, die zijn vaak wat anders
Ik zou die vragen weglaten en de narrator gewoon statements laten maken, zoals: Wie weet had die wel ruzie met zijn vrouw gehad over de kleur van zijn das die overduidelijk niet bij zijn hemd paste.
Te veel vragen na elkaar leest niet lekker, het komt over alsof je gewoon dingen ophoopt om veel te schrijven.
Het leest een beetje verwarrend omdat tegenwoordige- en verleden tijd door elkaar gehaald worden? Ik vind de hoeveelheid vragen ook een beetje vervelend lezen. Maar wel een mooi stukje!
Ik vind dat de zinsopbouw niet lekker loopt. Bovendien valt het me op dat je heel veel gebruik maakt van herhaling. Niet inhoudelijk, maar in je vormgeving. Je gebruikt veel dezelfde structuren. Herhaling kan een tekst heel mooi maken, maar probeer de herhaling op het juiste moment en op de juiste manier te gebruiken. Een herhaling kan op heel veel verschillende manieren goed werken. Probeer eens te experimenteren met wanneer een herhaling fijn leest. Vaak is dit als de lezer hetgeen wat je herhalen gaat nog net niet vergeten is. In een gedicht kan herhaling achter elkaar juist goed werken, maar dit moet niet in het hele stuk hetzelfde doorgaan.
Persoonlijk vind ik dit héél irritant:
Omdat, ik je niet vergeten kan,
en ik het zeggen moet.
Ik weet dat ik in herhaling val,
maar met wie je bent, met alles wat je doet.
Omdat, ik je niet vergeten kan,
en jij dit eventjes moet weten.
Ik weet dat ik in herhaling val,
maar ook na alles, ik kan je niet vergeten.
Bron: 1001 Gedichten
ALLES wordt herhaald. Alles. Het volgende gedicht gaat heel anders met herhaling om. Om het duidelijk te maken, maak ik de herhalingen even afwisselend vet en cursief.
het is sneeuw uit de herinnering
die de herinnering verzwaart
het is waar de sneeuw in achterblijft
wat de sneeuw nu komt bedekken
het is de sneeuw, die de bladzijde
omslaat
omslaat, en nog altijd
liggen graanveld en grafveld in de
winter naast elkaar
worden vier ellendige bomen juist op
deze plek geplant
kolkt oud licht het verhaal in, [i]barst
uiteen[/i] buiten de taal
barst uiteen, en nog altijd
(…)
Bron: ncr boeken, Li Shizheng
En dit is juist wel goed gelukt! Deze schrijver lijkt ook meer bewust te zijn van taal en dichtkunst dan de schrijver van het eerdere gedicht, maar dat terzijde.
Ik hoop dat je hier iets aan hebt en dat ik je een beetje op weg geholpen heb met herhaling (Dat mijn punt dus duidelijk is)
Ik had nadat ik dit had gepost het halve verhaal zowat veranderd Bedankt voor de tips! Over de hoeveelheid vragen twijfel ik nog steeds. Ik denk dat het voor iedereen anders is. Ik vind het persoonlijk niet heel irritant lezen, maar voor andere juist weer wel. Ik heb inderdaad altijd de neiging om te veranderen van tijdsvorm, dat heb ik altijd al gedaan… Ik ga er echt op letten vanaf nu.
Ik heb het nogal veranderd, dit is het nu: Ik hou van het station. De geur van koffie in de vroege morgen. De vrolijke gezichten, die zin hebben in de dag. De chagerijnige gezichten, die er duidelijk geen zin in hebben. Iedereen druk met zichzelf bezig. Ik vraag me altijd af, wat zou hij of zij gaan doen deze dag? Wat schuilt er achter hem of haar?
Neem bijvoorbeeld een man in een zwart pak, werkend op een laptop. Is hij gelukkig? Is hij altijd bezig met zijn werk? Misschien heeft hij wel een echte puberdochter, met piercings en al.
Of juist een klein meisje die graag aandacht van haar papa wilt, maar dat niet altijd krijgt. Zou hij een vrouw hebben, die hij thuis in bed heeft achter gelaten, die nu lekker doorslaapt? Maar het zou ook kunnen dat zijn vrouw eerder op was dan hij, en een lekker ontbijtje voor hem heeft gemaakt. Dat soort dingen vraag ik me altijd af.
Zo ook deze ochtend, terwijl ik tegenover een oude man ga zitten die een boek heet. Black bird heet het boek. De man heeft een ietwat donkere huidskleur, met allerlei moedervlekken over zijn armen, handen en gezicht verspreid. Hij glimlacht even naar me terwijl ik ga zitten. Ik wil terug glimlachen, maar hij is alweer in zijn boek verdiept. Ik bekijk de man aandachtig. Hij had een litteken op zijn wang. Onmiddelijk vraag ik mezelf af hoe hij hier aan is gekomen. Misschien een oorlogswond, van lang geleden toen hij nog fris en fruitig was. Of gevlucht vanuit een oorlogsland als klein jochie.
En de reden dat ik zoveel vragen stel in mijn verhaal is omdat het dan totaal anders is dan zo’n typisch verhaal. Dit maakt het net een beetje anders… Denk ik in ieder geval.
Ik zit nu alleen muurvast… Ik heb geen idee hoe ik het verhaal nu verder moet uitwerken, en hoe ik dit als een goede proloog kan gebruiken.
Ik vind het eigenlijk een hele verbetering! Maar je zegt dat je muurvast zit… Ik weet niet of je het wat vind, maar misschien kun je op deze man doorborduren. Dat je hem een jaar later weer ontmoet en weer aan dat litteken denkt. Ik ga niet alles voor je verzinnen, maar misschien is dit een leuk beginnetje?